ECLI:NL:RBOVE:2022:2905

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 oktober 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
08.268505.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 25-jarige man voor afpersing en diefstal tijdens een brutale straatroof in Zwolle

Op 11 oktober 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 25-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden voor zijn rol in een brutale straatroof die plaatsvond op 20 september 2019 in Zwolle. De man, samen met vier anderen, heeft de slachtoffers bedreigd met een mes en hen gedwongen hun waardevolle spullen af te geven. De rechtbank oordeelde dat de man de leidende rol had in de groep en dat er sprake was van een duidelijke rolverdeling. De slachtoffers, die in het park Eekhout zaten, werden omringd door de groep en onder druk gezet om hun bezittingen, waaronder geld, telefoons en kleding, af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing en diefstal, en dat hij eerder al veroordeeld was voor vergelijkbare feiten. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de strafblad van de verdachte bij het bepalen van de straf. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, maar de rechtbank legde een straf van 8 maanden op, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.268505.21 (P)
Datum vonnis: 11 oktober 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 september 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.J.R. Buisman en van wat namens verdachte door zijn raadsman mr. S.J.F. van Merm, advocaat in Maastricht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:al dan niet samen met anderen met geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 1] , [aangever 2] en/of [aangever 3] heeft gedwongen om alles van waarde wat zij bij zich hadden af te staan;
feit 2:zich schuldig heeft gemaakt aan opzet- dan wel schuldheling van een jas en bankpas;
feit 3:€ 6,-- heeft gestolen van [aangever 3] , door te pinnen met zijn pinpas.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 20 september 2019 te Zwolle, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3]
heeft gedwongen tot de afgifte van
- een en/of meerdere portemonnee(s), en/of
- een en/of meerdere ID-kaart(en), bankpas(sen), OV-kaart(en), andere pas(en) en/of
- een en/of meerdere telefoons (Apple iPhone X, Motorola) en/of
- een paar schoenen (Yeezy)
- een en/of meerdere jas(en) (C.P. Company, Parajumpers, Moose Knuckles)
- een en/of meerdere Apple AirPods en/of
- een en/of meerdere sleutel(s) en/of
- een en/of meerdere horloge(s) (Armani) en/of
- sigaretten en/of
- een pet
- een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) 92 euro
in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [aangever 1] , [aangever 2] en/of [aangever 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaderes toebehoorde(n)
door
- naar die [aangever 1] , [aangever 2] en/of [aangever 3] toe te lopen en/of
- aan die [aangever 1] , [aangever 2] en/of [aangever 3] te vragen welke spullen zij bij zich hadden en/of
- met een hele groep om die [aangever 1] , [aangever 2] en/of [aangever 3] heen te gaan staan waardoor een dreigende situatie ontstond en/of
- tegen die [aangever 1] , [aangever 2] en/of [aangever 3] (op dreigende toon) te zeggen dat zij al hun spullen uit moesten doen en/of af moesten geven en/of hun zakken leeg moesten halen, althans woorden van gelijkende strekking en/of
- die [aangever 2] vast te pakken en/of te duwen en/of
- ( in straattaal) tegen die [aangever 1] , [aangever 2] en/of [aangever 3] te roepen dat zij in elkaar zouden worden geslagen als zij niet mee zouden werken, althans woorden van gelijkende strekking en/of
- een mes dicht tegen de borst, hals en/of nek, althans tegen en/of bij het lichaam van die [aangever 2] te houden en/of
- een mes tegen de keel en/of nek, althans tegen en/of bij het lichaam van die [aangever 1] te houden en/of
- met een mes achter die [aangever 1] , [aangever 2] en/of [aangever 3] te gaan staan en/of
- terwijl dat mes werd vastgehouden te zeggen: “voor je blijven kijken, mij niet aankijken, voor je kijken”, althans woorden van gelijkende strekking en/of
- de pet van het hoofd van die [aangever 1] te trekken;
2.
hij in of omstreeks de periode van 20 september 2019 tot en met 13 juni 2020 te Zwolle, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
een jas (C.P. Company) en/of een bankpas, althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed/deze goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij op of omstreeks 21 september 2019 te Zwolle, althans in Nederland,
een geldbedrag, te weten 6 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [aangever 3] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming, een valse sleutel, te weten door te pinnen met een pinpas van die [aangever 3] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde onder 1 en 3 wettig en overtuigend kan worden bewezen en dat verdachte van het onder 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het onder 1 en 3 ten laste gelegde. Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, gelet op de zogeheten heler-steler jurisprudentie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank stelt vast dat [aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3] (hierna ook: aangevers) aangifte hebben gedaan van een beroving in de avond van 20 september 2019 in park Eekhout in Zwolle. De aangevers verklaren nagenoeg hetzelfde over wat er die avond is voorgevallen in het park. De verklaringen van de drie aangevers worden aldus onderling door elkaar ondersteund en vinden daarnaast steun in de verklaring van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Op basis van de verklaringen van de aangevers en voornoemde medeverdachten, die in de bijlage als bewijsmiddelen zijn opgenomen, stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Die bewuste avond zaten aangevers op een bankje in het park Eekhout. De groep van [verdachte] (verdachte), [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] zat even verderop op een bankje in hetzelfde park. Op enig moment kwamen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] bij aangevers staan en maakten zij een praatje met hen. Zij vroegen onder andere welke spullen aangevers bij zich hadden. Even later kwam de rest van de groep van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] om aangevers heen staan, zodat aangevers geen kant meer op konden. [verdachte] zei dat de aangevers hun spullen moesten afgeven en hun zakken leeg moesten maken. Toen [aangever 2] vroeg of de jongens een grapje maakten, pakte één van de jongens hem vast en duwde hem heen en weer. Ook de andere jongens begonnen tegen de aangevers te roepen dat ze hun spullen wilden hebben. Daarnaast werd in straattaal geroepen dat zij aangevers in elkaar zouden slaan als zij niet hun spullen zouden afgeven. [verdachte] had een mes in zijn handen en hij hield dat mes op enig moment dichtbij de borst van [aangever 2] en ook tegen de keel/nek van [aangever 1] . [verdachte] ging met het mes in zijn hand achter het bankje staan waarop de aangevers zaten en riep dat zij hem niet mochten aankijken en dat zij voor zich moesten blijven kijken. Aangevers voelden zich bedreigd en hebben alles wat zij bij zich hadden afgestaan aan de groep verdachten, waaronder een contant geldbedrag van ongeveer € 92,--, Apple AirPods, bankpasjes, sleutels en horloges. Ook hebben zij hun (merk)jassen en een paar schoenen afgegeven. [verdachte] trok daarnaast de pet van het hoofd van [aangever 1] . Toen aangevers alles hadden afgegeven, hebben [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] gezamenlijk het park verlaten. Zij zijn vervolgens even uit elkaar gegaan, maar hebben elkaar kort daarop weer getroffen in het Wezenlandenpark waar zij de buit hebben verdeeld.
Met betrekking tot het medeplegen overweegt de rechtbank voorts nog het volgende. Voor een bewezenverklaring van medeplegen dient vast komen te staan dat bij het begaan van het strafbare feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de in bijlage opgenomen bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is vastgesteld, tussen [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] sprake was van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking dat er sprake is van medeplegen in de zin van artikel 47 Wetboek van Strafrecht (Sr). Deze nauwe en bewuste samenwerking bestaat in ieder geval uit een gezamenlijke uitvoering. Zo zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] eerst op aangevers afgestapt om te achterhalen wat zij bij zich hadden. Vervolgens zijn [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] om aangevers heen gaan staan, heeft [verdachte] een mes gebruikt om te dreigen en hebben ze allemaal geroepen dat aangevers spullen moesten afgeven en hebben ze ook allemaal spullen aangepakt. Na de straatroof zijn zij ook gezamenlijk uit het park Eekhout vertrokken en hebben ze vervolgens samen de buit verdeeld.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat [verdachte] het ten laste gelegde feit samen met medeverdachten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] heeft begaan.
4.3.2
Ten aanzien van feit 2
Hetgeen de rechtbank hiervoor onder 4.3.1 heeft vastgesteld en overwogen leidt ertoe dat de onder 2 ten laste gelegde heling van de jas en bankpas van [aangever 3] , eveneens bewezen kan worden verklaard.
4.3.3
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Op zaterdag 21 september 2019 ontving het onderzoeksteam van de politie een e-mail van aangever [aangever 3] waarin hij schrijft dat op 21 september 2019 om 01.01 uur met zijn – bij de straatroof – weggenomen bankpas een bedrag van € 6,-- is gepind. De transactie blijkt te hebben plaatsgevonden bij een sigarettenautomaat op het adres waar coffeeshop ‘ [coffeeshop] ’ te Zwolle is gevestigd. Op camerabeelden van deze coffeeshop is te zien dat er sigaretten worden gehaald bij een sigarettenautomaat door een man die verdachte blijkt te zijn.
Verdachte heeft verklaard zichzelf te herkennen op de camerabeelden. Hij heeft verder verklaard dat hij de bankpas van [medeverdachte 3] heeft gekregen met de vraag of hij wiet wilde gaan halen en dat hij niet wist dat de bankpas van diefstal afkomstig was. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte ongeloofwaardig, nu de rechtbank hiervoor onder 4.3.1 heeft vastgesteld dat verdachte betrokken was bij de afpersing van deze bankpas van [aangever 3] .
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank heeft hiervoor onder 4.3.1 vastgesteld dat verdachte de onder 2 bedoelde jas en bankpas zelf heeft weggenomen. Dit leidt ertoe dat de onder 2 ten laste gelegde heling van die goederen niet kan worden gekwalificeerd als heling, omdat naar het oordeel van de rechtbank het ongeschreven bestanddeel dat het goed door een ander dan de heler door misdrijf moet zijn verkregen niet is vervuld. Het onder 2 ten laste gelegde levert dan ook geen strafbaar feit op en verdachte zal ten aanzien daarvan worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Voor het overige acht de rechtbank op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen – waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt – wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de navolgende ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 20 september 2019 te Zwolle, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3] heeft gedwongen tot de afgifte van
- meerdere portemonnees en
- meerdere ID-kaarten, bankpassen, OV-kaarten, andere passen en
- meerdere telefoons (Apple iPhone X, Motorola) en
- een paar schoenen (Yeezy) en
- meerdere jassen (C.P. Company, Parajumpers, Moose Knuckles) en
- meerdere Apple AirPods en
- meerdere sleutels en
- meerdere horloges (Armani) en
- sigaretten en
- een pet en
- een geldbedrag van in totaal ongeveer 92 euro
die aan [aangever 1] , [aangever 2] en/of [aangever 3] , toebehoorden door
- naar die [aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3] toe te lopen en
- aan die [aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3] te vragen welke spullen zij bij zich hadden en
- met een hele groep om die [aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3] heen te gaan staan waardoor een dreigende situatie ontstond en
- tegen die [aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3] (op dreigende toon) te zeggen dat zij al hun spullen uit moesten doen en/of af moesten geven en/of hun zakken leeg moesten halen, althans woorden van gelijkende strekking en
- die [aangever 2] vast te pakken en/of te duwen en
- ( in straattaal) tegen die [aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3] te roepen dat zij in elkaar zouden worden geslagen als zij niet mee zouden werken, althans woorden van gelijkende strekking en
- een mes dicht tegen de borst, hals en/of nek van die [aangever 2] te houden en
- een mes tegen de keel en/of nek van die [aangever 1] te houden en
- met een mes achter die [aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3] te gaan staan en
- terwijl dat mes werd vastgehouden te zeggen: “voor je blijven kijken, mij niet aankijken, voor je kijken”, althans woorden van gelijkende strekking en
- de pet van het hoofd van die [aangever 1] te trekken;
3.
hij op 21 september 2019 te Zwolle een geldbedrag, te weten € 6,--, dat toebehoorde aan [aangever 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door te pinnen met een pinpas van die [aangever 3] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 311 en 317 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3
het misdrijf:diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur twaalf maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld de eis van de officier van justitie fors te vinden en heeft verzocht een lagere straf op te leggen met een voorwaardelijk strafdeel als extra stok achter de deur. Verder verzoekt de raadsman bij het bepalen van de straf rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en artikel 63 Sr in acht te nemen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met vier anderen schuldig gemaakt aan een brutale straatroof. Hij heeft samen met een groep jongens de slachtoffers dreigend aangesproken en daarbij een mes laten zien en gedreigd dit te gebruiken. Hij heeft de slachtoffers zo gedwongen tot het afstaan van wat zij bij zich hadden en op die manier heeft hij onder andere een geldbedrag, horloges, sigaretten en bankpasjes buit gemaakt. Feiten als deze veroorzaken gevoelens van onrust en onveiligheid bij de slachtoffers en ook in bredere zin in de samenleving. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich kennelijk alleen heeft laten leiden door de zucht naar financieel gewin en zich niets gelegen heeft laten liggen aan de gevoelens van angst en onveiligheid die hij anderen heeft laten ervaren.
De rechtbank ziet verdachte als degene die de leidende rol had in de groep die de straatroof heeft gepleegd. Er was tussen verdachte en zijn medeverdachten sprake van een rolverdeling waarbij verdachte één van de oudere jongens was, die de jongere medeverdachten heeft meegenomen in zijn delictgedrag. Verdachte had ervaring met het plegen van dit soort feiten, hij was degene die het mes had en het grootste deel van de buit heeft meegenomen. De rechtbank zal hier in de strafmaat rekening mee houden.
De rechtbank heeft – in strafverzwarende zin – acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 15 augustus 2022. Hieruit blijkt dat verdachte ondanks zijn jonge leeftijd in het verleden al eerder ter zake van vermogensdelicten en geweldsdelicten is veroordeeld. Ondanks de in die eerdere veroordelingen gelegen waarschuwingen gaat verdachte door met het plegen van dergelijke feiten en hij lijkt daarmee het kwalijke van zijn gedrag niet in te zien. De rechtbank heeft daarbij tevens gelet op het bepaalde in artikel 63 Sr.
Wat betreft de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 8 september 2022, opgemaakt en ondertekend door J.H.A. Hakvoort. Uit dit rapport komt naar voren dat verdachte een zeer belaste voorgeschiedenis heeft en een kwetsbare jongeman is bij wie veel sprake is van onmacht. Hij groeide op in internaten en kwam al op jonge leeftijd in contact met criminaliteit en druggebruik, hetgeen een negatieve invloed heeft gehad op zijn cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling. Verdachte heeft recent een gevangenisstraf van zes maanden uitgezeten, waarbij hij op eigen verzoek is overgeplaatst naar de PI Alphen aan de Rijn om zo dichter bij familie te zijn. Deze familie heeft echter laten weten geen contact met hem te wensen en verdachte wil zich nu weer vestigen in Limburg, waar hij als tatoeëerder aan de slag wil. Voor deze detentieperiode was er ook al sprake van reclasseringstoezicht, ambulante begeleiding en een behandeling die gericht was op agressie/angsten en verslaving. De reclassering zegt in dat traject veel geduld met verdachte te hebben gehad maar dat de pogingen om de risico’s met toezicht te beheersen uiteindelijk zijn gestaakt, omdat verdachte onder andere niet wilde stoppen met middelengebruik en hij weigerde mee te werken aan beschermingsbewind. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen en zij adviseren dan ook een onvoorwaardelijke straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Voor wat betreft het recht op berechting binnen een redelijke termijn overweegt de rechtbank dat de Hoge Raad als uitgangspunt heeft geformuleerd dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is begonnen en zich geen bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan die afwijking van dit uitgangspunt rechtvaardigen. De rechtbank stelt vast dat verdachte op 13 juni 2020 in verzekering is gesteld, in verband met de ten laste gelegde feiten. Deze datum geldt als startpunt van de redelijke termijn. Het vonnis wordt gewezen op 11 oktober 2022, bijna twee jaren en vier maanden na aanvang van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn is overschreden met bijna vier maanden. De rechtbank is niet gebleken van een verklaring voor die overschrijding en zij zal de overschrijding dan ook verdisconteren in de op te leggen straf.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat gelet op de ernst van de gepleegde feiten en het strafblad van verdachte niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank sluit aan bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht die uitgaan bij een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. Naast de straatroof heeft verdachte zich ook aan een diefstal schuldig gemaakt. Rekening houdend met het tijdsverloop, de documentatie van verdachte, de leidende rol die hij bij de ten laste gelegde feiten heeft gehad maar ook met de overschrijding van de redelijke termijn, acht de rechtbank het passend aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3
het misdrijf:diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels;
- verklaart dat het onder 2 bewezen verklaarde geen strafbaar feit oplevert en ontslaat verdachte op dat onderdeel van alle rechtsvervolging;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. A.J. de Loor en mr. L.M.B. Soppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2022.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, districtsrecherche IJsselland met nummer PL0600-2021417076. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
1.
Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 3] van 21 september 2019, pagina’s 14 en 15, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Op vrijdag 20 september 2019 omstreeks 22:45 uur zat ik samen met vrienden in het park Eekhout. Het bankje aan de rechterzijde van ons zat een groep van 6 à 7 personen. Twee van de groep kwamen naar ons toe lopen. Dit betroffen twee Nederlandse jongens. Vervolgens kwam er een derde jongen bij staan, dit betrof wel een buitenlandse jongen. Deze jongen vroeg aan ons welke spullen wij allemaal bij ons hadden. De buitenlandse jongen liep weer terug naar de andere jongens. Na ongeveer vijf minuten kwam de hele groep om ons heen staan. Wij zaten op het bankje en konden op dat moment geen kant op. Eén van de jongens zei tegen ons dat wij al onze spullen af moesten geven. [aangever 2] vroeg hem of hij dit meende. Ik zag dat de jongen [aangever 2] vastpakte en er ontstond een kleine worsteling. De jongens riepen in straattaal iets naar ons, waaruit ik begreep dat zij ons in elkaar zouden slaan als wij niet mee zouden werken. Ik zag vervolgens dat nog een andere buitenlandse jongen uit de groep een mes, een soort vlindermes van ongeveer 15 cm, pakte. Ik zat dat hij dit mes dicht bij [aangever 2] zijn borst hield. De jongens gaven aan dat wij al onze spullen af moesten geven. De jongen met het mes was achter ons komen staan en hield het mes vlak achter ons. Hij was ook de jongen die tegen ons riep dat wij niet mochten kijken. Ik voelde mij erg bedreigd door de jongens. Alle jongens begonnen zich ermee te bemoeien en zeiden wat wij moesten doen. Schoenen uit, jas uit, portemonnee geven, mobiel geven en dit terwijl de jongen met het mes achter ons bleef staan. Ik heb mijn spullen allemaal afgegeven. Zwarte leren portemonnee met ID-kaart, bankpas, OV-kaart, Deltion studentenkaart, ongeveer 2 euro aan geld, matzwarte Iphone X met doorzichtig hoesje ter waarde van ongeveer 750 euro, schoenen van het merk Yeezy maat 43 1/3 ter waarde van 220 euro en een jas van het merk C.P. Company ter waarde van 320 euro.
2.
Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] van 21 september 2019, pagina’s 22 en 23, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Op vrijdag 20 september 2019 omstreeks 22.40 uur bevond ik mij in het park Eekhout in Zwolle. Ik was samen met mijn vrienden [aangever 3] en [aangever 1] . Terwijl wij daar op het bankje zaten, kwamen er twee mij onbekende jongens naar ons toe lopen. Zij vroegen om een sigaret en vervolgens liepen de jongens weg richting een groep jongens die op een afstand van ongeveer 20 à 30 meter van ons af zaten. Na ongeveer 3 à 4 minuten kwamen drie andere jongens die deel uitmaakten van die groep naar ons toe lopen. Wij raakten met deze jongens in gesprek. Na enkele minuten zag ik dat twee of drie jongens, die ook deel uitmaakten van de groep naar ons toe kwamen lopen. Ik hoorde dat een van de donkere jongens ons aansprak en zei: “geef alles wat jullie hebben aan ons af”. Ik dacht in eerste instantie dat hij een grapje maakte. Echter zag ik dat een van deze jongens op mij af kwam lopen. Ik zag en voelde dat deze jongen mij vastpakte en heen en weer duwde. Direct hierop kwam de tweede jongen naar mij toe en gaf mij een harde duw. Ik hoorde dat beide jongens tegen mij zeiden: “geef alles wat je hebt, je portemonnee, je geld en jouw mobieltje”. Ik zag op een gegeven moment dat een van de donkere jongens een mes in zijn hand vasthield. Het betrof een zakmes. Ik zag dat deze jongen, met het mes in zijn hand, achter mij ging staan. Hij hield het mes achter mijn hoofd. Ik pakte mijn portemonnee, mijn huissleutels, mijn werksleutels, mijn mobiele telefoon van het merk Motorola, mijn AirPods van het merk Apple, mijn horloge van het merk Armani en mijn jas van het merk Para Jumper. Deze goederen gaf ik aan één van de drie donkere jongens die naast mij stond. Ik hoorde dat de donkere jongen met het mes in zijn hand tegen mij zei: “voor je blijven kijken, mij niet aankijken, voor je kijken”. Ik voelde mij behoorlijk bedreigd. Wij werden door alle vijf de jongens bedreigd om onze spullen aan hen af te geven. Nadat wij al onze spullen aan deze vijf jongens hadden afgegeven zag ik dat deze groep jongens bij ons wegliepen in de richting van het station.
3.
Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] van 21 september 2019, pagina’s 29 en 30, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Ik was op 20 september 2019 samen met [aangever 3] en [aangever 2] in park Eekhout. Wij zaten bij het bankje en toen kwamen vier Nederlands uitziende jongens bij ons staan. We waren met die jongens rustig in gesprek. Na vijf minuten kwamen er opeens twee jongens, volgens mij vanuit twee verschillende kanten, naar ons toe. Eén jongen (NN5) zei meteen: “haal je zakken leeg”. Ik zei toen: “je maakt een grapje zeker?”. Ik hoorde hem toen iets van “opschieten” zeggen en toen trok hij een mes. Hij zei ook dat ik snel moest zijn. Ik voelde namelijk op dat moment een scherp voorwerp op mijn keel/zijkant van mijn nek, bij mijn slagader denk ik. Ik zag iets zwarts en had meteen de indruk dat dit een mes zou moeten zijn. Ik voelde mij echt bedreigd. Ik heb mijn zakken toen leeg gehaald, ik pakte mijn pasjes (onder andere mijn ID-kaart, schoolpas, bankpas Rabobank en OV-kaart), fiets- en huissleutel, sigaretten en ongeveer 80 à 90 euro contant geld. Ik moest de spullen die ik uit mijn jas haalde aan de jongen voor mij geven. Dit was één van de jongens die al eerder bij ons stond te praten. Ik hoorde hem (NN5) zeggen: “geef je horloge, geef je jas, geef je AirPods, je telefoon”. Ik hoorde een andere jongen zeggen (NN2) dat die andere jongen die de spullen aan het stelen was moest opschieten. Ik weet niet meer wie maar ik denk die jongen met het mes (NN5) trok ook mijn zwarte Snipes pet van mijn hoofd. De pet hebben ze ook gestolen. Ik moest alles afgeven. Mijn horloge hebben ze ook meegenomen. Vervolgens liepen ze weg in de richting van het station en ze riepen toen “niet kijken, niet kijken”.
4.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 15 maart 2021, pagina’s 193 tot en met 197 in onderling verband en samenhang bezien met het verhoor van verdachte van 11 mei 2021, pagina’s 202 en 203 en het verhoor van 11 augustus 2021, pagina’s 207 en 208, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
We zaten met een clubje van zes bij de kerk, bij de engel, net aan de andere kant, waar de
restaurants zitten. Daar waren [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] ook bij. Toen hadden ze het over geld en geld maken en toen ging het over snel geld maken. Het werd iets later duidelijker, dat we naar het park gingen om mensen te beroven. We waren naar het park gegaan. [medeverdachte 4] en ik gingen naar die andere jongens. We vroegen wat aan die jongens, hoe het is en wat ze aan het doen waren. We vroegen ook wat ze bij zich hadden. Ik bleef bij deze jongens staan en de andere ging terug naar onze eigen groep. De leider van onze groep ging weer naar die andere jongens op het bankje, waar ik bij zat. De leider was [verdachte] . Hij praatte met ze. Er kwamen nog wat anderen van ons bij staan. Toen gebeurde het. Die persoon die alles een beetje leidde trok een mes. Hij hield een mes bijna tegen de nek van de jongen van wie ik alles pakte. Hij zei toen iets van: “ik vraag je nu vriendelijk alles te geven en anders gebeurt er wel wat”. Ik heb wel spullen afgepakt, maar heb geen mes getrokken. Ik heb ook wel iemand aangeraakt. In eerste instantie bij de schouder en ik zei “geef je spullen”. Wat op internet staat, we hebben een portemonnee, jas, schoenen, telefoons, wiet, contant geld, sieraden, alles hadden we gepakt. Van de persoon die voor mij links op het bankje zat, heb ik alles in mijn zakken gedaan. [medeverdachte 3] is later nog naar die jongen waar ik bij stond toegegaan en heeft hem toen ook nog de jas en schoenen laten geven. We zijn naar het huis van [medeverdachte 3] gegaan, hebben zijn honden opgehaald en zijn naar het Wezenlandenpark gegaan, waar de anderen ook waren. We hebben toen alles verdeeld. De 90 euro aan contant geld werd verdeeld. Ik kreeg 10 euro en de rest 20 euro. De leider nam de jassen mee, die wilde hij verkopen.
5.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 24 augustus 2021, pagina 248, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik kan me het voorval wel herinneren, ik weet niet hoe we precies in dat park kwamen maar wel dat we met [verdachte] waren en [medeverdachte 3] was er ook bij herinner ik mij. Ik kan me wel herinneren dat [medeverdachte 3] en [verdachte] en [medeverdachte 4] er bij waren. Ik kan me herinneren dat er drie jongens zaten op een bankje en dat we die jongens hebben aangesproken. [verdachte] zei dat ze alles moesten afgeven, ik kan me nog goed herinneren dat ze letterlijk zeiden: is dit een grapje of zo? Maar [verdachte] liet duidelijk merken dat dat niet zo was. [verdachte] had ook een mes in zijn handen. Hij was de enige met een mes. [verdachte] stapte erop af en de rest van de groep ging er meteen achteraan. [verdachte] deed het woord. De andere jongens hebben ook spullen afgepakt. Ik stond er ook bij. Ik weet dat we daarna naar het Wezenlandenpark zijn gegaan en dat ik daar ook wat geld heb gehad van de buit. Dat was iets van 20 euro. Ik weet dat in elk geval [verdachte] en [medeverdachte 3] aanwezig waren bij het verdelen van de buit.
Ten aanzien van feit 3
1.
Het proces-verbaal van bevindingen ‘locatie sigarettenautomaat’ van verbalisant [verbalisant 1] van 23 september 2019, pagina 74, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
Op zaterdag 21 september 2019 ontving het onderzoeksteam een e-mail van aangever/benadeelde [aangever 3] waaruit blijkt dat hij melding maakt dat op 21 september 2019 om 01.01 uur met zijn (weggenomen) bankpas gepind is bij [bedrijf] ( [bedrijf] BV) [bedrijf] . Transactie: I3V157 Term: CT478842.
De transactie werd verricht bij een sigarettenautomaat op het adres [adres] . Op dit adres is coffeeshop [coffeeshop] gevestigd.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen uitkijken camerabeelden van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van 24 september 2019, pagina 80, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
Man staat bij sigarettenautomaat. Te zien is dat hij de coin in de automaat gooit en
vervolgens pasjes uit zijn rechterzak van zijn jas haalt. Hij gebruikt een (bank)pas na de
"age-coin" in de automaat te hebben gegooid. Met de bankpas wordt contactloos betaald. Man met baseballpet staat voor de balie. Het is goed te zien dat hij een gewatteerde jas draagt met capuchon, hieronder een rood/oranje polo, hij heeft snor met verzorgde baard. Opvallend zijn de tatoeages op zijn keel en een opvallende tatoeage boven zijn linker jukbeen. De man draagt een groot zilverkleurig horloge om zijn linker pols.
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van d.d., pagina 133, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik herken mijzelf op de foto’s van coffeeshop [coffeeshop] uit Zwolle. Ik heb die bankpas in handen gekregen en mij is gevraagd om wiet te halen.