ECLI:NL:RBOVE:2022:2904

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 oktober 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
08.268554.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 18-jarige man voor straatroof met geweld in Zwolle

Op 11 oktober 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 18-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur voor zijn betrokkenheid bij een straatroof in Zwolle. De verdachte, samen met vier medeverdachten, heeft op 20 september 2019 in het park Eekhout drie slachtoffers gedwongen om hun waardevolle spullen af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten een dreigende situatie hebben gecreëerd door de slachtoffers te omringen en met geweld en bedreiging hun spullen af te nemen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten, wat leidde tot de bewezenverklaring van afpersing. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en de positieve stappen die hij na het delict heeft gezet. Ondanks de ernst van het feit, werd de strafmaat gematigd, waarbij de rechtbank de verdachte een taakstraf oplegde in plaats van een zwaardere straf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.268554.21 (P)
Datum vonnis: 11 oktober 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 september 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.J.R. Buisman en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.M. Carabain-Klomp, advocaat in IJhorst, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte al dan niet samen met anderen met geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 1] , [aangever 2] en/of [aangever 3] heeft gedwongen om alles van waarde wat zij bij zich hadden af te staan.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 20 september 2019 te Zwolle, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3]
heeft gedwongen tot de afgifte van
- een en/of meerdere portemonnee(s), en/of
- een en/of meerdere ID-kaart(en), bankpas(sen), OV-kaart(en), andere pas(en) en/of
- een en/of meerdere telefoons (Apple iPhone X, Motorola) en/of
- een paar schoenen (Yeezy)
- een en/of meerdere jas(en) (C.P. Company, Parajumpers, Moose Knuckles)
- een en/of meerdere Apple AirPods en/of
- een en/of meerdere sleutel(s) en/of
- een en/of meerdere horloge(s) (Armani) en/of
- sigaretten en/of
- een pet
- een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) 92 euro
in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [aangever 1] , [aangever 2] en/of [aangever 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaderes toebehoorde(n)
door
- naar die [aangever 1] , [aangever 2] en/of [aangever 3] toe te lopen en/of
- aan die [aangever 1] , [aangever 2] en/of [aangever 3] te vragen welke spullen zij bij zich hadden en/of
- met een hele groep om die [aangever 1] , [aangever 2] en/of [aangever 3] heen te gaan staan waardoor een dreigende situatie ontstond en/of
- tegen die [aangever 1] , [aangever 2] en/of [aangever 3] (op dreigende toon) te zeggen dat zij al hun spullen uit moesten doen en/of af moesten geven en/of hun zakken leeg moesten halen, althans woorden van gelijkende strekking en/of
- die [aangever 2] vast te pakken en/of te duwen en/of
- ( in straattaal) tegen die [aangever 1] , [aangever 2] en/of [aangever 3] te roepen dat zij in elkaar zouden worden geslagen als zij niet mee zouden werken, althans woorden van gelijkende strekking en/of
- een mes dicht tegen de borst, hals en/of nek, althans tegen en/of bij het lichaam van die [aangever 2] te houden en/of
- een mes tegen de keel en/of nek, althans tegen en/of bij het lichaam van die [aangever 1] te houden en/of
- met een mes achter die [aangever 1] , [aangever 2] en/of [aangever 3] te gaan staan en/of
- terwijl dat mes werd vastgehouden te zeggen: “voor je blijven kijken, mij niet aankijken, voor je kijken”, althans woorden van gelijkende strekking en/of
- de pet van het hoofd van die [aangever 1] te trekken.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat [aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3] (hierna ook: aangevers) aangifte hebben gedaan van een beroving in de avond van 20 september 2019 in park Eekhout in Zwolle. De aangevers verklaren nagenoeg hetzelfde over wat er die avond is voorgevallen in het park. De verklaringen van de drie aangevers worden aldus onderling door elkaar ondersteund en vinden daarnaast steun in de verklaring van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 5] . Op basis van de verklaringen van de aangevers, verdachte en [medeverdachte 5] , die in de bijlage als bewijsmiddelen zijn opgenomen, stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Die bewuste avond zaten aangevers op een bankje in het park Eekhout. De groep van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] (verdachte), [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] zat even verderop op een bankje in het park. Op enig moment kwamen [verdachte] en [medeverdachte 4] bij aangevers staan en maakten zij een praatje met hen. Zij vroegen onder andere welke spullen aangevers bij zich hadden. Even later kwam de rest van de groep van [verdachte] en [medeverdachte 4] om aangevers heen staan, zodat aangevers geen kant meer op konden. [medeverdachte 1] zei dat de aangevers hun spullen moesten afgeven en hun zakken leeg moesten maken. Toen [aangever 2] vroeg of de jongens een grapje maakten, pakte één van de jongens hem vast en duwde hem heen en weer. Ook de andere jongens begonnen tegen de aangevers te roepen dat ze hun spullen wilden hebben. Daarnaast werd in straattaal geroepen dat zij aangevers in elkaar zouden slaan als zij niet hun spullen zouden afgeven. [medeverdachte 1] had een mes in zijn handen en hij hield dat mes op enig moment dichtbij de borst van [aangever 2] en ook tegen de keel/nek van [aangever 1] . [medeverdachte 1] ging met het mes in zijn hand achter het bankje staan waarop de aangevers zaten en riep dat zij hem niet mochten aankijken en dat zij voor zich moesten blijven kijken. Aangevers voelden zich bedreigd en hebben alles wat zij bij zich hadden afgestaan aan de groep verdachten, waaronder een contant geldbedrag van ongeveer € 92,--, Apple AirPods, bankpasjes, sleutels en horloges. Ook hebben zij hun (merk)jassen en een paar schoenen afgestaan. [medeverdachte 1] trok daarnaast de pet van het hoofd van [aangever 1] . Toen aangevers alles hadden afgegeven hebben [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] gezamenlijk het park verlaten. Zij zijn vervolgens even uit elkaar gegaan, maar hebben elkaar kort daarop weer getroffen in het Wezenlandenpark waar zij de buit hebben verdeeld.
Met betrekking tot het medeplegen overweegt de rechtbank voorts nog het volgende. Voor een bewezenverklaring van medeplegen dient vast komen te staan dat bij het begaan van het strafbare feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de in bijlage opgenomen bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is vastgesteld, tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] sprake was van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking dat er sprake is van medeplegen in de zin van artikel 47 Wetboek van Strafrecht (Sr). Deze nauwe en bewuste samenwerking bestaat in ieder geval uit een gezamenlijke uitvoering. Zo zijn [verdachte] en [medeverdachte 4] eerst op aangevers afgestapt om te achterhalen wat zij bij zich hadden. Vervolgens zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] om aangevers heen gaan staan, heeft [medeverdachte 1] een mes gebruikt om te dreigen en hebben ze allemaal geroepen dat aangevers spullen moesten afgeven en hebben ze ook allemaal spullen aangepakt. Na de straatroof zijn zij ook gezamenlijk uit het park Eekhout vertrokken en hebben ze vervolgens samen de buit verdeeld.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit samen met medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 september 2019 te Zwolle, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3] heeft gedwongen tot de afgifte van
- meerdere portemonnees en
- meerdere ID-kaarten, bankpassen, OV-kaarten, andere passen en
- meerdere telefoons (Apple iPhone X, Motorola) en
- een paar schoenen (Yeezy) en
- meerdere jassen (C.P. Company, Parajumpers, Moose Knuckles) en
- meerdere Apple AirPods en
- meerdere sleutels en
- meerdere horloges (Armani) en
- sigaretten en
- een pet en
- een geldbedrag van in totaal ongeveer € 92,--
die aan [aangever 1] , [aangever 2] en/of [aangever 3] , toebehoorden door
- naar die [aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3] toe te lopen en
- aan die [aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3] te vragen welke spullen zij bij zich hadden en
- met een hele groep om die [aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3] heen te gaan staan waardoor een dreigende situatie ontstond en
- tegen die [aangever 1] , [aangever 2] en [aangever 3] (op dreigende toon) te zeggen dat zij al hun spullen uit moesten doen en/of af moesten geven en/of hun zakken leeg moesten halen, althans woorden van gelijkende strekking en
- die [aangever 2] vast te pakken en/of te duwen en
- ( in straattaal) tegen die [aangever 1] , [aangever 2] en/of [aangever 3] te roepen dat zij in elkaar zouden worden geslagen als zij niet mee zouden werken, althans woorden van gelijkende strekking en
- een mes dicht tegen de borst, hals en/of nek van die [aangever 2] te houden en
- een mes tegen de keel en/of nek van die [aangever 1] te houden en
- met een mes achter die [aangever 1] , [aangever 2] en/of [aangever 3] te gaan staan en
- terwijl dat mes werd vastgehouden te zeggen: “voor je blijven kijken, mij niet aankijken, voor je kijken”, althans woorden van gelijkende strekking en
- de pet van het hoofd van die [aangever 1] te trekken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47 en 317 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van een jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft primair bepleit de zaak af te doen met een rechterlijk pardon ex artikel 9a Sr. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht aan verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met vier anderen schuldig gemaakt aan een brutale straatroof. Hij heeft samen met een groep jongens de slachtoffers dreigend aangesproken en zo de slachtoffers gedwongen tot het afstaan van wat zij bij zich hadden. Op die manier heeft verdachte, samen met de overige verdachten, onder andere een geldbedrag, horloges, sigaretten en bankpasjes buit gemaakt. Feiten als deze veroorzaken gevoelens van onrust en onveiligheid bij de slachtoffers en ook in bredere zin in de samenleving. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich kennelijk alleen heeft laten leiden door de zucht naar financieel gewin en zich niets gelegen heeft laten liggen aan de gevoelens van angst en onveiligheid die hij anderen heeft laten ervaren.
De rechtbank ziet verdachte niet als degene die de leidersrol had bij het strafbare feit. Verdachte heeft weliswaar een actieve bijdrage geleverd door onder andere als eerste op de slachtoffers af te stappen en ook spullen aan te pakken, maar tussen hem en medeverdachte [medeverdachte 1] was sprake van een rolverdeling waarbij [medeverdachte 1] degene was die verdachte, [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] heeft meegenomen in zijn delictgedrag. De rechtbank zal hier in de strafmaat rekening mee houden.
Wat betreft de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met het over verdachte opgemaakte rapport door de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) van 20 september 2022, opgemaakt en ondertekend door de heer D. Nijenhuis, raadsonderzoeker. Uit dit rapport komt naar voren dat verdachte veel last heeft gehad van zijn geweten, nadat hij aan onderhavig delict heeft meegedaan. Verdachte schaamde zich diep voor wat hij had gedaan en met behulp van de juiste begeleiding heeft hij zichzelf anderhalf jaar na het delict aangegeven bij de politie. Ondanks zijn aangifte, schaamt verdachte zich nog steeds voor de keuze die hij destijds heeft gemaakt en ook voor zijn gedrag richting zijn ouders. Na het delict heeft verdachte zijn leven drastisch omgegooid en is hij zich op zijn toekomst gaan richten. Met behulp van goede ondersteuning vanuit de hulpverlening heeft verdachte zijn leven sindsdien goed opgepakt en heeft hij grote stappen gemaakt. Verdachte werkt, heeft zijn diploma gehaald en het contact met zijn ouders is weer goed. Verdachte heeft zijn leven op de rit. De RvdK adviseert aan verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen en daaraan geen bijzondere voorwaarden te verbinden, omdat verdachte na het delict zelfstandig positieve stappen heeft gezet en ook nog ondersteuning krijgt.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het feit dat verdachte een blanco strafblad heeft.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij volledig openheid van zaken heeft gegeven en inzicht lijkt te hebben in zijn eigen delictgedrag en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers. Hoewel de redelijke termijn formeel niet is overschreden, heeft de rechtbank het tijdsverloop wel in acht genomen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat het gelet op de ernst van het feit niet passend is de zaak af te doen met oplegging van artikel 9a Sr, zoals door de raadsvrouw is bepleit. De rechtbank acht het passend om – gelijk aan de andere (destijds) minderjarige medeverdachten – aan verdachte op te leggen een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van een jaar.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y en 77z Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
werkstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
80 (tachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
- bepaalt dat van deze werkstraf een gedeelte van
40 (veertig) uren, subsidiair 20 (twintig) dagen vervangende jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 1 (één) jaarde navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. A.J. de Loor en mr. L.M.B. Soppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2022.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, districtsrecherche IJsselland met nummer PL0600-2021417076. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 3] van 21 september 2019, pagina’s 14 en 15, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Op vrijdag 20 september 2019 omstreeks 22:45 uur zat ik samen met vrienden in het park Eekhout. Het bankje aan de rechterzijde van ons zat een groep van 6 à 7 personen. Twee van de groep kwamen naar ons toe lopen. Dit betroffen twee Nederlandse jongens. Vervolgens kwam er een derde jongen bij staan, dit betrof wel een buitenlandse jongen. Deze jongen vroeg aan ons welke spullen wij allemaal bij ons hadden. De buitenlandse jongen liep weer terug naar de andere jongens. Na ongeveer vijf minuten kwam de hele groep om ons heen staan. Wij zaten op het bankje en konden op dat moment geen kant op. Eén van de jongens zei tegen ons dat wij al onze spullen af moesten geven. [aangever 2] vroeg hem of hij dit meende. Ik zag dat de jongen [aangever 2] vastpakte en er ontstond een kleine worsteling. De jongens riepen in straattaal iets naar ons, waaruit ik begreep dat zij ons in elkaar zouden slaan als wij niet mee zouden werken. Ik zag vervolgens dat nog een andere buitenlandse jongen uit de groep een mes, een soort vlindermes van ongeveer 15 cm, pakte. Ik zat dat hij dit mes dicht bij [aangever 2] zijn borst hield. De jongens gaven aan dat wij al onze spullen af moesten geven. De jongen met het mes was achter ons komen staan en hield het mes vlak achter ons. Hij was ook de jongen die tegen ons riep dat wij niet mochten kijken. Ik voelde mij erg bedreigd door de jongens. Alle jongens begonnen zich ermee te bemoeien en zeiden wat wij moesten doen. Schoenen uit, jas uit, portemonnee geven, mobiel geven en dit terwijl de jongen met het mes achter ons bleef staan. Ik heb mijn spullen allemaal afgegeven. Zwarte leren portemonnee met ID-kaart, bankpas, OV-kaart, Deltion studentenkaart, ongeveer 2 euro aan geld, mat zwarte iPhone X met doorzichtig hoesje ter waarde van ongeveer 750 euro, schoenen van het merk Yeezy maat 43 1/3 ter waarde van 220 euro en een jas van het merk C.P. Company ter waarde van 320 euro.
2.
Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] van 21 september 2019, pagina’s 22 en 23, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Op vrijdag 20 september 2019 omstreeks 22.40 uur bevond ik mij in het park Eekhout in Zwolle. Ik was samen met mijn vrienden [aangever 3] en [aangever 1] . Terwijl wij daar op het bankje zaten, kwamen er twee mij onbekende jongens naar ons toe lopen. Zij vroegen om een sigaret en vervolgens liepen de jongens weg richting een groep jongens die op een afstand van ongeveer 20 à 30 meter van ons af zaten. Na ongeveer 3 à 4 minuten kwamen drie andere jongens die deel uitmaakten van die groep naar ons toe lopen. Wij raakten met deze jongens in gesprek. Na enkele minuten zag ik dat twee of drie jongens, die ook deel uitmaakten van de groep naar ons toe kwamen lopen. Ik hoorde dat een van de donkere jongens ons aansprak en zei: “geef alles wat jullie hebben aan ons af”. Ik dacht in eerste instantie dat hij een grapje maakte. Echter zag ik dat een van deze jongens op mij af kwam lopen. Ik zag en voelde dat deze jongen mij vastpakte en heen en weer duwde. Direct hierop kwam de tweede jongen naar mij toe en gaf mij een harde duw. Ik hoorde dat beide jongens tegen mij zeiden: “geef alles wat je hebt, je portemonnee, je geld en jouw mobieltje”. Ik zag op een gegeven moment dat een van de donkere jongens een mes in zijn hand vasthield. Het betrof een zakmes. Ik zag dat deze jongen, met het mes in zijn hand, achter mij ging staan. Hij hield het mes achter mijn hoofd. Ik pakte mijn portemonnee, mijn huissleutels, mijn werksleutels, mijn mobiele telefoon van het merk Motorola, mijn AirPods van het merk Apple, mijn horloge van het merk Armani en mijn jas van het merk Para Jumper. Deze goederen gaf ik aan één van de drie donkere jongens die naast mij stonden. Ik hoorde dat de donkere jongen met het mes in zijn hand tegen mij zei: “voor je blijven kijken, mij niet aankijken, voor je kijken”. Ik voelde mij behoorlijk bedreigd. Wij werden door alle vijf de jongens bedreigd om onze spullen aan hen af te geven. Nadat wij al onze spullen aan deze vijf jongens hadden afgegeven zag ik dat deze groep jongens bij ons wegliepen in de richting van het station.
3.
Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] van 21 september 2019, pagina’s 29 en 30, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Ik was op 20 september 2019 samen met [aangever 3] en [aangever 2] in park Eekhout. Wij zaten bij het bankje en toen kwamen vier Nederlands uitziende jongens bij ons staan. We waren met die jongens rustig in gesprek. Na vijf minuten kwamen er opeens twee jongens, volgens mij vanuit twee verschillende kanten, naar ons toe. Eén jongen (NN5) zei meteen: “haal je zakken leeg”. Ik zei toen: “je maakt een grapje zeker?”. Ik hoorde hem toen iets van “opschieten” zeggen en toen trok hij een mes. Hij zei ook dat ik snel moest zijn. Ik voelde namelijk op dat moment een scherp voorwerp op mijn keel/zijkant van mijn nek, bij mijn slagader denk ik. Ik zag iets zwarts en had meteen de indruk dat dit een mes zou moeten zijn. Ik voelde mij echt bedreigd. Ik heb mijn zakken toen leeg gehaald, ik pakte mijn pasjes (onder andere mijn ID kaart, schoolpas, bankpas Rabobank en OV-kaart), fiets- en huissleutel, sigaretten en ongeveer 80 à 90 euro contant geld. Ik moest de spullen die ik uit mijn jas haalde aan de jongen voor mij geven. Dit was één van de jongens die al eerder bij ons stond te praten. Ik hoorde hem (NN5) zeggen: “geef je horloge, geef je jas, geef je AirPods, je telefoon”. Ik hoorde een andere jongen zeggen (NN2) dat die andere jongen die de spullen aan het stelen was moest opschieten. Ik weet niet meer wie maar ik denk die jongen met het mes (NN5) trok ook mijn zwarte Snipes pet van mijn hoofd. De pet hebben ze ook gestolen. Ik moest alles afgeven. Mijn horloge hebben ze ook meegenomen. Vervolgens liepen ze weg in de richting van het station en ze riepen toen “niet kijken, niet kijken”.
4.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 15 maart 2021, pagina’s 193 tot en met 197 in onderling verband en samenhang bezien met het verhoor van verdachte van 11 mei 2021, pagina’s 202 en 203 en het verhoor van 11 augustus 2021, pagina’s 207 en 208, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
We zaten met een clubje van zes bij de kerk, bij de engel, net aan de andere kant, waar de
restaurants zitten. Daar waren [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] ook bij. Toen hadden ze het over geld en geld maken en toen ging het over snel geld maken. Het werd iets later duidelijker, dat we naar het park gingen om mensen te beroven. We waren naar het park gegaan. [medeverdachte 4] en ik gingen naar die andere jongens. We vroegen wat aan die jongens, hoe het is en wat ze aan het doen waren. We vroegen ook wat ze bij zich hadden. Ik bleef bij deze jongens staan en de andere ging terug naar onze eigen groep. De leider van onze groep ging weer naar die andere jongens op het bankje, waar ik bij zat. De leider was [medeverdachte 1] . Hij praatte met ze. Er kwamen nog wat anderen van ons bij staan. Toen gebeurde het. Die persoon die alles een beetje leidde trok een mes. Hij hield een mes bijna tegen de nek van de jongen van wie ik alles pakte. Hij zei toen iets van: “ik vraag je nu vriendelijk alles te geven en anders gebeurt er wel wat”. Ik heb wel spullen afgepakt, maar heb geen mes getrokken. Ik heb ook wel iemand aangeraakt. In eerste instantie bij de schouder en ik zei “geef je spullen”. Wat op internet staat, we hebben een portemonnee, jas, schoenen, telefoons, wiet, contant geld, sieraden, alles hadden we gepakt. Van de persoon die voor mij links op het bankje zat, heb ik alles in mijn zakken gedaan. [medeverdachte 2] is later nog naar die jongen waar ik bij stond toegegaan en heeft hem toen ook nog de jas en schoenen laten geven. We zijn naar het huis van [medeverdachte 2] gegaan, hebben zijn honden opgehaald en zijn naar het Wezenlandenpark gegaan, waar de anderen ook waren. We hebben toen alles verdeeld. De 90 euro aan contant geld werd verdeeld. Ik kreeg 10 euro en de rest 20 euro. De leider nam de jassen mee, die wilde hij verkopen.
5.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 5] van 24 augustus 2021, pagina 248, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik kan me het voorval wel herinneren, ik weet niet hoe we precies in dat park kwamen maar wel dat we met [medeverdachte 1] waren en [medeverdachte 2] was er ook bij herinner ik mij. Ik kan me wel herinneren dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] er bij waren. Ik kan me herinneren dat er drie jongens zaten op een bankje en dat we die jongens hebben aangesproken. [medeverdachte 1] zei dat ze alles moesten afgeven, ik kan me nog goed herinneren dat ze letterlijk zeiden: is dit een grapje of zo? Maar [medeverdachte 1] liet duidelijk merken dat dat niet zo was. [medeverdachte 1] had ook een mes in zijn handen. Hij was de enige met een mes. [medeverdachte 1] stapte er op af en de rest van de groep ging er meteen achteraan. [medeverdachte 1] deed het woord. De andere jongens hebben ook spullen afgepakt. Ik stond er ook bij. Ik weet dat we daarna naar het Wezenlandenpark zijn gegaan en dat ik daar ook wat geld heb gehad van de buit. Dat was iets van 20 euro. Ik weet dat in elk geval [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aanwezig waren bij het verdelen van de buit.