Op 11 oktober 2022 heeft de rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 22-jarige man, die werd beschuldigd van wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal. De zaak vond zijn oorsprong in de nacht van 10 oktober 2021, toen de verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] en de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], in een auto zaten. Tijdens de rit ontstond er een vervelende sfeer, wat leidde tot geschreeuw en onenigheid. De slachtoffers gaven aan dat zij uit de auto wilden, maar de verdachte stopte pas op een vluchtstrook en later bij een bospad. Ondanks dat de slachtoffers niet uit de auto stapten, oordeelde de rechtbank dat dit niet kon worden gekwalificeerd als opzettelijke vrijheidsberoving, omdat de slachtoffers feitelijk de mogelijkheid hadden om de auto te verlaten. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de intentie had om de slachtoffers van hun vrijheid te beroven.
Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van diefstal van goederen die aan de slachtoffers toebehoorden. De rechtbank oordeelde dat niet was aangetoond dat de verdachte de eigendommen van de slachtoffers had weggenomen of dat hij zich deze wilde toe-eigenen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide tenlastegelegde feiten, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldigingen. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien de verdachte van de feiten was vrijgesproken.