ECLI:NL:RBOVE:2022:2900

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 oktober 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
08.008719.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 22-jarige man voor diefstal en mishandeling in een rijdende auto

Op 11 oktober 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 22-jarige man veroordeeld tot een werkstraf van 50 uur voor diefstal en mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 10 oktober 2021, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte betrokken was bij de mishandeling van twee vrouwen in een rijdende auto. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de telefoon van een van de slachtoffers had afgenomen en haar meerdere keren had geslagen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldiging van vrijheidsberoving, omdat niet was aangetoond dat hij de vrouwen tegen hun wil in de auto had gehouden. De rechtbank erkende de ernst van de feiten, die pijn, angst en een gevoel van onveiligheid bij de slachtoffers hadden veroorzaakt. De verdachte werd ook verplicht om een schadevergoeding van 500 euro te betalen aan de slachtoffers. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die als first offender werd beschouwd, en besloot tot het opleggen van een werkstraf in plaats van een gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.008719.22 (P)
Datum vonnis: 11 oktober 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 september 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Leusink-Van Dijk en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.S. Flokstra, advocaat in Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) opzettelijk van hun vrijheid heeft beroofd;
feit 2:meerdere goederen, waaronder telefoons en (bank)passen, heeft gestolen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
feit 3:[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen;
feit 4:[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 10 oktober 2021, te Enschede en/of de openbare (snel)weg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door,
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (tegen diens/hun wil) vast te houden in een auto, en/of
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar een andere, voor hen onbekende, locatie te brengen zonder haar/hen in kennis te stellen van de geplande route en/of gewijzigde bestemming en genoemde persoon/personen zo langer vast te houden in een auto dan afgesproken, en/of
- te weigeren die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op een (voor hen) veilige locatie uit te laten stappen, en/of
- de telefoon(s) van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] af te pakken en/of uit te schakelen, en/of
- de/het portier(en) van het voertuig op momenten af te sluiten en/of gesloten te houden, en/of
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op/in/tegen het hoofd en/of het lichaam geslagen/gestompt en/of gekrabd te hebben, en/of
- tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] geschreeuwd te hebben, en/of
- door [slachtoffer 1] (tegen diens wil) te scheiden van [slachtoffer 2] ;
2
hij op of omstreeks 10 oktober 2021, te Enschede en/of op de openbare (snel)weg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een of meer telefoon(s), en/of
- een of meer pasje(s) waaronder identiteitsbewijs/bewijzen, rijbewijs/bewijzen en/of pinpas(sen), en/of
- een of meer tas(jes),
- een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) € 150,- en/of
- een of meer sleutel(s),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde(n),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op of omstreeks 10 oktober 2021, te Enschede en/of op de openbare (snel)weg, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 2] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van de schaamlippen, althans de vagina, althans de schaamstreek, waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden er in heeft/hebben bestaan dat verdachte
- voornoemde handeling onverhoeds heeft verricht en/of
- voornoemde handeling heeft verricht terwijl hij en die [slachtoffer 2] zich in een rijdende auto bevonden, waardoor die [slachtoffer 2] zich niet, althans onvoldoende aan voornoemde handeling kon onttrekken;
4
hij op of omstreeks 10 oktober 2021, te Enschede en/of op de openbare (snel)weg, althans in Nederland, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft mishandeld door
- één- of meerma(a)l(s)(en) (met kracht) (met de gebalde vuist en/of vlakke hand) in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, in ieder geval het lichaam van die [slachtoffer 1] , te slaan en/of stompen, en/of
- één- of meerma(a)l(s)(en) (met kracht) (met de gebalde vuist en/of vlakke hand) in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, in ieder geval het lichaam van die [slachtoffer 2] te slaan en/of stompen, en/of
- die [slachtoffer 1] (tegen haar wil) met kracht en/of geweld uit een stilstaand voertuig te trekken/slepen en haar op een grindpad op de grond te slepen/zetten/leggen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken omdat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en van wat op zitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de nacht van 10 oktober 2021 was verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] (verder: [medeverdachte] ) bij discotheek [discotheek] in [plaats] te Duitsland. Zij zijn hier met de auto van [medeverdachte] naartoe gereden. Ook [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , aangeefsters, waren die nacht aan het stappen bij [discotheek] . Tegen het einde van de nacht zijn verdachte en [medeverdachte] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tegengekomen in [discotheek] . Verdachte en [medeverdachte] hebben vervolgens aangeboden om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] mee terug te nemen naar Nederland omdat zij nog geen vervoer hadden.
[medeverdachte] bestuurde de auto, verdachte zat naast hem op de bijrijdersstoel. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zaten achterin, waarbij [slachtoffer 2] achter [medeverdachte] (de bestuurder) zat en [slachtoffer 1] achter verdachte (bijrijder). Eenmaal onderweg naar Nederland is er ruzie ontstaan in de auto. Er is over en weer geschreeuwd, gescholden en gespuugd.
Op verzoek van [medeverdachte] is verdachte achterin de auto gaan zitten. [slachtoffer 2] is toen vanaf haar plek achter de bestuurder naar de bijrijdersstoel voorin de auto geklommen. Verdachte heeft volgens aangeefster met zijn hand onder de jurk van [slachtoffer 2] haar vagina aangeraakt toen zij naar voren klom.
Verdachte en [medeverdachte] kregen het vermoeden dat zij werden gefilmd door [slachtoffer 1] . Verdachte heeft de telefoon van [slachtoffer 1] afgepakt en deze niet meer teruggegeven.
Verdachte heeft [slachtoffer 1] meerdere keren met zijn vuist op haar hoofd geslagen. Ook heeft verdachte [slachtoffer 2] met zijn vuist op haar achterhoofd en in haar gezicht geslagen.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wilden uit de auto. [medeverdachte] is twee keer met zijn auto gestopt op de vluchtstrook. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn hier niet uitgestapt. Vervolgens is [medeverdachte] gestopt bij een bospad in Enschede. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn ook hier niet uitgestapt. Eenmaal verder onderweg is door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aangegeven dat zij moesten plassen. [medeverdachte] heeft de auto gestopt aan de Voortsweg waar [slachtoffer 2] uit de auto is gegaan. Verdachte en [medeverdachte] zijn, terwijl [slachtoffer 1] nog in de auto zat, weggereden. Aan de Strootsweg in Enschede is ook [slachtoffer 1] uit de auto gezet. Verdachte en [medeverdachte] hebben [slachtoffer 1] met kracht uit de stilstaande auto het grindpad op gesleept.
Overwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank stelt voorop dat er in de nacht van 10 oktober 2021 in de auto een vervelende sfeer is ontstaan. Doordat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich in een rijdende auto bevonden hebben zij zich niet direct aan deze situatie kunnen onttrekken. Toen [medeverdachte] de auto stopte zijn zij niet uitgestapt, omdat zij de plekken waar zij daarvoor de gelegenheid kregen niet geschikt vonden en bang waren. Dit is naar het oordeel van de rechtbank niet onbegrijpelijk, aangezien het om een vluchtstrook langs de snelweg en een afgelegen weg in landelijk gebied ging, ergens midden in de nacht. Dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] bang zijn geweest, is daarom ook voorstelbaar. Maar dat kan naar het oordeel van de rechtbank niet tot de conclusie leiden dat zij opzettelijk en wederrechtelijk van hun vrijheid zijn beroofd. Zij konden de auto immers feitelijk wel verlaten en niet is gebleken dat verdachte en zijn medeverdachte hen tegen hun wil vast wilden houden. Voor de rechtbank is om die reden niet vast komen te staan dat verdachte en zijn medeverdachte het oogmerk hadden om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van hun vrijheid te beroven. Nu dit oogmerk ontbreekt is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte en zijn medeverdachte het eerste aan hen ten laste gelegde feit hebben begaan.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het onder 1 aan verdachte ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2
Om te komen tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde moet er sprake zijn van een wederrechtelijke toe-eigening van goederen die aan een ander, in dit geval aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , toebehoorden. Vaststaat dat [slachtoffer 1] haar telefoon in de auto had en gebruikte, dat deze telefoon door verdachte is afgepakt, dat hij haar de telefoon niet wilde teruggeven, en dat zij haar telefoon ook niet meer terug heeft gekregen. Op basis van deze vaststellingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich de telefoon van [slachtoffer 1] wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Voor de andere goederen ligt dat anders. De rechtbank is van oordeel dat niet is vast komen te staan dat verdachte de andere eigendommen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft weggenomen dan wel dat hij zich deze wilde toe-eigenen. Uit het dossier blijkt immers alleen dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] de spullen uiteindelijk niet meer hadden, maar niet waar, wanneer of hoe zij die zijn kwijtgeraakt en of verdachte daar een aandeel in had. De rechtbank heeft geen aanwijzingen gevonden dat verdachte daarin enige rol heeft vervuld.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de telefoon van [slachtoffer 1] heeft gestolen.
Ten aanzien van feit 3
Om tot bewezenverklaring van het plegen van ontuchtige handelingen te komen, moet vast komen te staan dat verdachte de handelingen heeft verricht én dat hij dat bewust (met een seksuele intentie) heeft gedaan. Op basis van de twee aangiftes staat vast dat verdachte [slachtoffer 2] heeft aangeraakt. Maar de rechtbank is niet overtuigd van de seksuele intentie van verdachte bij de aanraking. Verdachte heeft verklaard dat het chaos was in de auto en dat er over en weer werd getrokken en geduwd. Hij wilde [slachtoffer 2] terugtrekken naar de achterbank en heeft haar bij haar heupen heeft vastgepakt. Uiteindelijk heeft hij haar een duw naar voren gegeven. Gelet op de chaos die het op dat moment in de auto was (volgens alle betrokkenen) is het niet onaannemelijk dat verdachte [slachtoffer 2] heeft willen duwen of terugtrekken en daarbij haar geslachtsdeel heeft aangeraakt. Omdat de rechtbank niet overtuigd is van een bewuste aanraking van de vagina door verdachte kan de ten laste gelegde aanranding niet wettig en overtuigend bewezen worden. De rechtbank spreek verdachte daarvan vrij.
Ten aanzien van feit 4
In de chaos die is ontstaan in de auto is er over en weer geschreeuwd, getrokken en geduwd. Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] hebben verwondingen opgelopen aan het lichaam. In het dossier bevinden zich foto’s van de verwondingen van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] . Ook hebben verdachte en [medeverdachte] [slachtoffer 1] met kracht uit de stilstaande auto het grindpad op gesleept.
Op basis van de vastgestelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft mishandeld.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
2
hij op 10 oktober 2021 op de openbare (snel)weg in Nederland een telefoon, die geheel aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij op 10 oktober 2021 op de openbare (snel)weg in Nederland [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft mishandeld door
- meermaals met kracht met de gebalde vuist tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te stompen, en
- meermaals met kracht met de gebalde tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] te stompen, en
- die [slachtoffer 1] tegen haar wil met kracht uit een stilstaand voertuig te slepen en haar op een grindpad op de grond te slepen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2
het misdrijf: diefstal;
feit 4
het misdrijf: mishandeling, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is ten aanzien van de hem ten laste gelegde feiten een first offender. Er is door de reclassering geadviseerd om het jeugdstrafrecht toe te passen. De raadsvrouw heeft verzocht hier rekening mee te houden omdat dit de mogelijkheid biedt om de straf aan te laten sluiten bij de ontwikkeling van verdachte.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
In de auto van [medeverdachte] is een vervelende situatie is ontstaan. De rechtbank kan begrijpen dat dit bij verdachte tot ergernis heeft geleid. Dat verdachte vanuit deze ergernis zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] heeft geslagen en de telefoon van [slachtoffer 1] heeft weggenomen is echter op geen enkele wijze te rechtvaardigen. Het zijn ernstige feiten die bij de slachtoffers pijn, angst en een gevoel van onveiligheid hebben veroorzaakt. Door de omstandigheid dat verdachte en aangeefsters zich in een op hoge snelheid rijdende auto bevonden, konden aangeefsters zich niet aan deze situatie onttrekken.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van het reclasseringsrapport van 29 augustus 2022. Door de reclassering wordt gerapporteerd dat er indicaties zijn voor het toepassen van het jeugdstrafrecht. Verdachte heeft in het verleden speciaal onderwijs gevolgd.
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 13 juni 2022. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten of voor geweldsdelicten. Dit wordt niet in het nadeel of voordeel van verdachte meegenomen bij de oplegging van de straf.
Tot slot heeft de rechtbank geconstateerd dat verdachte drie dagen in verzekering is gesteld. De rechtbank zal hier rekening mee houden bij de strafoplegging.
Strafmodaliteit en de hoogte daarvan
Alles overwegende acht de rechtbank de toepassing van het jeugdstrafrecht aangewezen. De rechtbank acht het, mede gelet hierop, passend en geboden om aan verdachte een werkstraf op te leggen voor de duur van 50 uren, te vervangen door 25 dagen jeugddetentie indien verdachte zijn werkstraf niet naar behoren verricht, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 4.005,35 (vierduizendvijf euro en vijfendertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- € 25,95 (tas Zara);
- € 150,-- ( contant geld);
- € 41,60 ( nieuw rijbewijs);
- € 700,-- ( afbetaling mobiele telefoon);
- € 199,80 ( afbetaling verzekering telefoon);
- € 388,-- ( kosten nieuwe telefoon).
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 2.500,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen en zij heeft verzocht daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de bepaalde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering verband met de bepleite vrijspraak voor feit 1 en feit 2.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij voor wat betreft het materiële gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard dan wel dat dit gedeelte van de vordering moet worden afgewezen omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Hierbij wordt in het bijzonder nog opgemerkt dat de opgegeven posten met betrekking tot de mobiele telefoon opvallen, omdat het IMEI-nummer van de verloren telefoon niet overeenkomt met het IMEI-nummer van de telefoon op de vordering.
Wat betreft het immateriële gedeelte van de vordering heeft de verdediging verzocht deze op een fors lager bedrag vast te stellen, omdat deze onvoldoende is onderbouwd en omdat het causale verband ontbreekt tussen de door de benadeelde partij ervaren klachten en het gepleegde feit in oktober 2021.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de onder 2 en 4 bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van feit 2 wordt verdachte vrijgesproken voor zover het de goederen van [slachtoffer 2] betreft. Niet is komen vast te staan dat hij haar spullen heeft gestolen. De vordering van de benadeelde partij ziet wel op deze spullen. Gelet op de vrijspraak ten aanzien van dit punt zal de rechtbank de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dat neemt niet weg dat wel is komen vast te staan dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden (ten aanzien van feit 4). De exacte omvang staat niet vast. De rechtbank zal gebruik maken van haar bevoegdheid om de omvang van de schade te schatten. De rechtbank stelt de omvang van de schade naar redelijkheid en billijkheid vast op € 500,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2021. De rechtbank zal de vordering voor dat deel toewijzen en voor het overige afwijzen.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 57, 77c, 77m en 77n Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2, het misdrijf: diefstal;
feit 4, het misdrijf: mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 2 en 4 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
werkstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
50 (vijftig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, dat
jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
25 (vijfentwintig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de werkstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor iedere dag doorgebracht in verzekering, twee uren aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
  • bepaalt dat de benadeelde partij wat betreft de materiële schade niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 500,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2021) bestaande uit immateriële schade en wijst deze voor het overige deel af;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 500,-- (zegge:
vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
10 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. ten Boer, voorzitter, mr. A.J. Louter en mr. M. Scheeper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Bomans-Weekhout, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2022.
Buiten staat
Mrs. D. ten Boer en A.J. Louter zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie-eenheid Oost-Nederland met nummer ON2R021081 / onderzoek Konijn21. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 2
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 10 oktober 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 84, 85 en 88):
[…] Pleegdatum/tijd: Tussen 10 oktober 2021 om 07:00 uur en 10 oktober 2021 om 11:00 uur
[…] Nadat [verdachte] mij had geslagen pakte hij mijn telefoon af. Hij dacht dat ik hen filmde en was hier bang voor. [verdachte] had dus mijn telefoon en had het raam aan zijn kant open. […]
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 10 oktober 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 89, 90 en 91):
[…] Pleegdatum/tijd: Tussen 10 oktober 2021 om 07:00 uur en 10 oktober 2021 om 11:00 uur
[…] [verdachte] wilde in de gaten houden of wij hen niet filmden. [slachtoffer 1] probeerde hem daarvoor inderdaad te filmen. […] [verdachte] bleef naast [slachtoffer 1] zitten en pakte de telefoon af. [verdachte] had de telefoon toen vast. […]
Ten aanzien van feit 4
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 10 oktober 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 84, 85 en 88):
[…] Pleegdatum/tijd: Tussen 10 oktober 2021 om 07:00 uur en 10 oktober 2021 om 11:00 uur
Uiteindelijk zat [slachtoffer 2] dus op de bijrijderstoel en [verdachte] zat naast mij op de achterbank. […] Ik zag dat hij op mij in begon te slaan met beide handen. Hij had zijn handen in vuisten. Ik ben voornamelijk op mijn hoofd geslagen. Ik voelde direct pijn. […] Ze pakten mij stevig vast. Ik stribbelde flink tegen maar ze sleepten mij uit de auto een grindpad op. […]
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 10 oktober 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 89, 90 en 91):
[…] Pleegdatum/tijd: Tussen 10 oktober 2021 om 07:00 uur en 10 oktober 2021 om 11:00 uur
[…] Ik hoorde vanaf de achterbank een klapgeluid alsof iemand een klap uitdeelde. Ik draaide mij om en duwde [verdachte] weg bij [slachtoffer 1] . Ik voelde daarna direct dat hij mij sloeg. Hij sloeg mij met zijn vuist. Hij raakte mij op mijn achterhoofd. Ik voelde direct pijn en heb nu nog steeds een bult. Ik draaide mij nogmaals om en toen voelde ik nog een klap in mijn gezicht. Hij bleef maar doorslaan en ik wilde dat niet. […]
Het fotoblad bij onderzoek Konijn21, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] (pagina’s 13, 16, 18 en 19):
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]
(Foto’s slachtoffer [slachtoffer 1] )
Het fotoblad bij onderzoek Konijn21, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] (pagina 27):
[afbeelding]
(Foto slachtoffer [slachtoffer 2] )