ECLI:NL:RBOVE:2022:29

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 januari 2022
Publicatiedatum
10 januari 2022
Zaaknummer
84.145798-21 + 84.028602-20 (vnvv) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van veehouder wegens dierenwelzijnsdelicten en opgelegde sancties

Op 10 januari 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 70-jarige veehouder, die werd beschuldigd van het niet verlenen van de nodige zorg aan zijn dieren, waaronder pony’s, schapen en runderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op meerdere momenten in 2021 tekort is geschoten in de zorg voor zijn dieren, wat resulteerde in een veroordeling tot een voorwaardelijke geldboete van € 15.000 en een voorwaardelijke stillegging van zijn bedrijf voor zes maanden, beide met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk niet de vereiste zorg heeft verleend, wat blijkt uit inspecties van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op 18 en 26 februari 2021. Tijdens deze inspecties werden ernstige tekortkomingen geconstateerd, zoals het ontbreken van drinkwater voor de dieren, het gebruik van vervuild voer en gebrekkige behuizing die letsel of pijn kon veroorzaken. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het recidiverende karakter van de overtredingen, aangezien de verdachte eerder al was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft de verdachte de kans gegeven om zijn bedrijfsvoering te verbeteren door specifieke voorwaarden te stellen aan de voortzetting van zijn veehouderij.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 84.145798-21 + 84.028602-20 (vnvv) (P)
Datum vonnis: 10 januari 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1952 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 20 december 2021 en 27 december 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Buist en van wat door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 18 februari 2021 in Sumar als houder van dieren (opzettelijk) in de uitoefening van een bedrijf meerdere runderen, schapen en pony’s de nodige verzorging heeft onthouden;
feit 2:op 26 februari 2021 in Sumar als houder van dieren (opzettelijk) in de uitoefening van een bedrijf meerdere runderen de nodige verzorging heeft onthouden;
feit 3:op 18 februari 2021 en/of 26 februari 2021 in Sumar als houder van dieren (opzettelijk) in de uitoefening van een bedrijf 10 runderen en 1 kalf heeft gehouden/gehuisvest in een gebrekkige behuizing, aan welke behuizing de dieren zich konden verwonden;
feit 4:op 26 februari 2021 in Sumar als houder van dieren (opzettelijk) een onvolledig register van medische gegevens en geconstateerde sterfgevallen van dieren heeft bijgehouden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.hij op of omstreeks 18 februari 2021 te Sumar (Suameer), in de gemeente Tytsjerksteradiel (Tietjerksteradeel), als houder van een aantal dieren, al dan niet opzettelijk er geen zorg voor heeft gedragen dat:
1 rund (met werknummers 5331, zie p. 5, 30 en 38 proces-verbaal), dat door een scheefgegroeide hoorn een drukplek/wond had, zijnde een dier dat ziek of gewond leek, onmiddellijk op passende wijze werd verzorgd, immers was de hoorn niet ingekort en/of was er geen dierenarts geraadpleegd, en/of
25 schapen (in de schuur aansluitend aan het woonhuis, zie p. 5 en 29proces-verbaal), althans één of meer scha(a)p(en), over een toereikende behuizing beschikte(n) onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien (een deel van) die schapen niet de beschikking had(den) over een droge en/of schone ligplaats, immers was het strooisel in het hok bevuild met mest, en/of
10 runderen (in de schuur aansluitend aan het woonhuis, zie p. 5 en 30proces-verbaal), althans één of meer rund(eren), over een toereikende behuizing beschikte(n) onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien (een deel van) die runderen niet de beschikking had(den) over een droge en/of schone ligplaats, immers zaten de spleten van het betonrooster dicht door aangekoekte mest en/of was het betonrooster bevuild met mest en/of zat er aangekoekte mest op het haardkleed van de runderen, en/of
10 runderen (aangebonden aan een ketting, zie p. 5 en 30 proces-verbaal), althans één of meer rund(eren), over een toereikende behuizing beschikte(n) onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien (een deel van) die runderen niet de beschikking had(den) over een droge en/of schone ligplaats, immers waren de ligplaatsen van de runderen bevuild met mest en urine en/of was het haarkleed van de runderen bevuild met verse als ook deels aangekoekte mest, en/of
9 runderen (in de potstal, zie p. 6 en 32 proces-verbaal), althans één of meer rund(eren), over een toereikende behuizing beschikte(n) onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien (een deel van) die runderen niet de beschikking had(den) over een droge en/of schone ligplaats, immers was een soppend geluid te horen toen de runderen zich voortbewogen en/of lag er een zeer natte laag mest en/of waren alle dieren zwaar bevuild met dikke plakkaten aangekoekte mest, en/of
16 runderen (in de groepshokken, zie p. 6, 31 en 32 proces-verbaal), althans één of meer rund(eren), over een toereikende behuizing beschikte(n) onder voldoende hygiënische omstandigheden, immers zaten de spleten van de roosters grotendeels dicht door aangekoekte mest en/of waren de roosters bevuild door mest, en/of
6 runderen (aangebonden in de grote schuur, zie p. 6, 7 en 31 proces-verbaal), althans één of meer rund(eren), over een toereikende behuizing beschikte(n) onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien (een deel van) die runderen niet de beschikking had(den) over een droge en/of schone ligplaats, immers waren de ligplaatsen bevuild met mest en urine en/of was het haarkleed van de runderen zwaar bevuild met dikke plakkaten aangekoekte mest aan de billen en achterbenen, en/of
25 schapen (in de schuur aansluitend aan het woonhuis, zie p. 5 en 29proces-verbaal), althans één of meer scha(a)p(en), over een toereikendehoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen/kreeg toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers lag onder de bovenste laag voer op een laag met oude voerresten die aan het rotten was en/of waren er ook lagen met beschimmeld voer, en/of
25 runderen (in de potstal en in de groepshokken, zie p. 6, 31 en 32proces-verbaal), althans één of meer rund(eren), over een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen/kreeg toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers lag in de voergang een laag van oud beschimmeld en rottend voer, en/of
7 runderen (aangebonden in de grote schuur en een loslopend kalf, zie p. 7 en 31 proces-verbaal), althans één of meer rund(eren), over een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen/kreeg toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers lag de voergang vol met oud rottend voer dat deels bevuild was met mest en/of liep het kalf door dit voer, en/of
2 pony’s (in het weiland, zie p. 4 en 29 proces-verbaal), althans één of meer pony(‘s), toegang had tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan de behoefte aan water kond voldoen, immers was er geen watervoorziening aanwezig zodat de pony’s over drinkwater konden beschikken, en/of
32 runderen (in de potstal, in de groepshokken en aangebonden, zie p. 6, 7, 31 en 32 proces-verbaal), althans één of meer rund(eren), toegang had tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan de behoefte aan water kond voldoen, immers konden de runderen niet over drinkwater beschikken vanwege de kapotte drinkwaterleiding in de schuur en/of was het aanwezige drinkwater bevuild met mest,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
2.hij op of omstreeks 26 februari 2021 te Sumar (Suameer), in de gemeente Tytsjerksteradiel (Tietjerksteradeel), als houder van een aantal dieren, al dan niet opzettelijk er geen zorg voor heeft gedragen dat:
8 runderen (in de schuur aansluitend aan het woonhuis, zie p. 8 en 17proces-verbaal), althans één of meer rund(eren), over een toereikende behuizing beschikte(n) onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien (een deel van) die runderen niet de beschikking had(den) over een droge en/of schone ligplaats, immers zaten de spleten in het betonrooster dicht door aangekoekte mest en/of was het betonrooster vervuild met mest en/of was het haarkleed van de runderen bevuild met aangekoekte mest, en/of
6 runderen (aangebonden aan een ketting, zie p. 8 en 17 proces-verbaal), althans één of meer rund(eren), over een toereikende behuizing beschikte(n) onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien (een deel van) die runderen niet de beschikking had(den) over een droge en/of schone ligplaats, immers waren de ligplaatsen bevuild met mest en urine en/of was het haarkleed van de runderen bevuild met verse mest en aangekoekte mest, en/of
9 runderen (in de potstal, zie p. 8 en 19 proces-verbaal), althans één of meer rund(eren), over een toereikende behuizing beschikte(n) onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien (een deel van) die runderen niet de beschikking had(den) over een droge en/of schone ligplaats, immers was de potstal niet schoon en droog en/of waren alle dieren zwaar bevuild met dikke plakkaten aangekoekte mest, en/of
15 runderen (in de groepshokken, zie p. 9 en 18 proces-verbaal, althans één of meer rund(eren), over een toereikende behuizing beschikte(n) onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien (een deel van) die runderen niet de beschikking had(den) over een droge en/of schone ligplaats, immers zaten de spleten van de roosters grotendeels dicht door aangekoekte mest en/of waren de roosters bevuild met mest en/of was het haarkleed van de runderen bevuild met mest, en/of
8 runderen (aangebonden in de grote schuur, zie p. 9 en 18 proces-verbaal), althans één of meer rund(eren), over een toereikende behuizing beschikte(n) onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien (een deel van) die runderen niet de beschikking had(den) over een droge en/of schone ligplaats, immers waren de ligplaatsen bevuild met mest en urine en/of was het haarkleed van de runderen zwaar bevuild met dikke plakkaten aangekoekte mest aan de billen en achterbenen, en/of
8 runderen (in de schuur aansluitend aan het woonhuis, zie p. 8 en 16proces-verbaal), althans één of meer rund(eren), over een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen/kreeg toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers lag er beschimmeld voer tussen het kuilvoer, en/of
10 runderen (aangebonden aan een ketting, zie p. 8 en 17 proces-verbaal), althans één of meer rund(eren), over een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen/kreeg toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers was het voer deels beschimmeld en/of lag er veel oud rottend voer tussen, en/of
24 runderen (in de potstal en in de groepshokken, zie p. 8, 9 en 19 proces-verbaal), althans één of meer rund(eren), over een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen/kreeg toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers lag in de voergang een laag van oud beschimmeld en rottend voer, en/of
9 runderen (aangebonden in de grote schuur en een loslopend kalf, zie p. 9 en 18 proces-verbaal), althans één of meer rund(eren), over een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen/kreeg toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers lag de voergang vol met oud rottend voer dat deels bevuild was met mest en/of liep het kalf door dit voer,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
3.hij op of omstreeks 18 februari 2021 en/of 26 februari 2021 te Sumar (Suameer), in de gemeente Tytsjerksteradiel (Tietjerksteradeel), als houder van dieren, al dan niet opzettelijk, meerdere dieren heeft gehouden en/of gehuisvest in een behuizing, welke behuizing(en) waarin die dieren verbleven, niet op zodanige wijze was ontworpen, gebouwd en/of onderhouden dat bij die dieren geen letsel of pijn werd veroorzaakt en/of scherpe randen en/of uitsteeksels bevatte, waaraan die dieren zich konden verwonden, te weten:
10 runderen (in de schuur aansluitend aan het woonhuis, zie p. 5, 8, 16 en 30 proces-verbaal), althans één of meer rund(eren), immers waren de buizen van het voerhek niet op een passende wijze aangebracht en/of schuurden de runderen tegen de buizen aan als zij wilden eten en/of hadden de runderen hierdoor verdikte huidplooien met kale en/of schilferende huid, en/of
1 kalf (links in de grote schuur, zie p. 6, 9, 18 en 31 proces-verbaal), immers liep het kalf los met een lang touw om zijn nek en/of kon het kalf zich verwondden aan een niet afgedekte grup en/of een riek en/of een schop en/of een werktuig en/of kon het kalf verwond worden door de andere runderen,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;4.hij op of omstreeks 26 februari 2021 te Sumar (Suameer), in de gemeente Tytsjerksteradiel (Tietjerksteradeel), als houder van een aantal dieren, al dan niet opzettelijk, een onvolledig register heeft bijgehouden van de verstrekte medische zorg en het bij iedere controle geconstateerde aantal sterfgevallen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende. [1]
4.2.1
De inspectie van 18 februari 2021 (feit 1 en 3)
Naar aanleiding van de bevindingen tijdens de diverse controles in 2019 en 2020, voerden twee ambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), de toezichthouders/verbalisanten [verbalisant 1] en drs. [verbalisant 2] , tevens NVWA-dierenarts, vergezeld van twee verbalisanten, op 18 februari 2021 een hercontrole uit gericht op het dierenwelzijn bij de onderneming van verdachte, een veehouderijbedrijf gelegen aan [adres] . [2] Verdachte is sinds 1 januari 1980 eigenaar en houder van dit bedrijf. Het betreft een eenmanszaak. [3]
In een weiland naast de inrit van de boerderij werden door de verbalisanten 2 pony’s aangetroffen. De verbalisanten zagen de pony’s los in het weiland lopen. De pony’s konden niet over drinkwater beschikken. Omdat de aangetroffen pony’s geen beschikking hadden over drinkwater, zijn de verbalisanten overgegaan van een toezichtfase naar een opsporingsfase. [4]
In een schuur aansluitend aan het woonhuis waren schapen gehuisvest. In deze stal was een groot hok met 25 schapen. De verbalisanten zagen dat in de voergoot naast het hok een laag oud voer lag van circa vijfentwintig centimeter hoog. Deze laag was aan het rotten. Verbalisant [verbalisant 2] rook rotte lucht, afkomstig van dit oude voer. De verbalisanten zagen dat het strooisel (stro) in het hok met de schapen bevuild was met mest. Zij zagen dat niet alle schapen over een schone en droge ligplaats konden beschikken. [5]
In het rechtergedeelte van de schuur die aansluit op het woonhuis waren een aantal runderen gehuisvest. In het groepshok stonden 10 jonge runderen. De verbalisanten zagen dat de meeste spleten van het betonrooster door aangekoekte mest dichtzaten. Het betonrooster was bevuild met mest en de runderen hadden aangekoekte mest op hun haarkleed. De verbalisanten zagen dat alle runderen in de nek verdikte huidplooien hadden, met een kale en een schilferende huid. De buizen van het voerhek waren niet op een passende hoogte aangebracht. De runderen schuurden hierdoor met hun nek/schoft tegen de buizen als zij voer wilden eten. Langs het voerhek van het groepshok lag weinig voer. Her en der lagen beschimmelde plukken kuilvoer in het voer. [6]
Achter het groepshok zagen de verbalisanten 10 runderen aangebonden aan een ketting staan. Zij zagen dat de ligplaatsen van de runderen bevuild waren met mest en urine. Het haarkleed van de aangebonden runderen was bevuild, door zowel verse mest als deels aangekoekte mest. Dit maakt dat de dieren regelmatig en een langere tijd niet over een schone en droge ligplaats hebben kunnen beschikken. In de voergang langs de aanbindplaatsen van de runderen lag voer. Dit was een laag voer van circa twintig centimeter hoog. Deze laag was deels beschimmeld. [7] Van één van genoemde runderen (werknummer 5331, identificatienummer [nummer] ) was de linkerhoorn scheef gegroeid. Dit scheefgroeien had bij het dier onder het linkeroog een drukpunt/wond veroorzaakt. Volgens dierenarts [verbalisant 2] was een geneeskundige behandeling door een dierenarts noodzakelijk, en had verdachte aldus de hulp van een dierenarts moeten inroepen om de hoorn te laten inkorten. [8]
In de grote schuur met runderen waren in de potstal 9 runderen (koeien met jongvee en 1 stier) gehuisvest. De verbalisanten zagen dat in het achterste gedeelte, vanuit de voergang gezien, vers stro was gestrooid. In het gedeelte voor het voerhek lag echter geen stro gestrooid. De verbalisanten hoorden een soppend geluid toen de runderen zich in de potstal voortbewogen. Dit geluid werd door de zeer natte laag mest veroorzaakt. Alle dieren waren zeer zwaar bevuild, met dikke plakkaten aangekoekte mest, met name aan de buik, de borst, de benen, de uiers, de billen en de staart. Dit wijst erop dat de dieren al een langere tijd niet over een schone en droge ligplaats hebben kunnen beschikken. De verbalisanten zagen in de voergang voor de groepshokken en de potstal een laag van oud beschimmeld en rottend voer liggen. De runderen in de potstal en de groepshokken konden vanwege een kapotte drinkwaterleiding in de schuur bovendien niet over drinkwater beschikken. [9] In de vier groepshokken die tegenover de potstal zijn gesitueerd, stonden per hok 4 runderen. De verbalisanten zagen dat de spleten van de roosters grotendeels door aangekoekte mest dichtzaten. Aan de achterwand had zich mest opgehoopt. De roosters waren bevuild met mest. [10]
De verbalisanten zagen links in de grote schuur met potstal 6 aangebonden runderen en 1 kalf. Het kalf liep los met een lang touw om zijn nek. De verbalisanten hoorden verdachte zeggen dat dit kalf één week oud was. Zij zagen gevaarlijke plekken, zoals de niet-afgedekte grup, en een riek en een schop die tegen de wand stonden achter de grup, evenals een werktuig dat in de voergang lag, waaraan het loslopende kalf zich zou kunnen verwonden. Daarnaast kon het kalf ook door de andere runderen worden verwond. [11] De verbalisanten zagen dat de ligplaatsen van de aangebonden runderen bevuild waren met mest en urine en dat de runderen niet over een volledig schone en droge ligplaats konden beschikken. Her en der was over deze laag met mest en urine vers stro gestrooid. Het haarkleed van de aangebonden runderen was zwaar bevuild met dikke plakkaten aangekoekte mest, zowel aan de billen als de achterbenen. Ook de buiken, de staarten en de borsten van de runderen waren bevuild met mest. De mest was deels vers en deels aangekoekt. Dit wijst erop dat de dieren al langer niet over een schone en droge ligplaats hebben kunnen beschikken. De grup achter de ligplaatsen, die naar schatting dertig tot vijfendertig centimeter diep is, was niet met een rooster afgedekt. De verbalisanten zagen in de grup en achter de grup mest en urine liggen. De voergang voor de aanbindplaatsen van de runderen lag vol met oud rottend voer. Dit voer was deels met mest bevuild. De verbalisanten zagen het eerdergenoemde kalf door dit voer lopen. Er was bovendien geen drinkwater in de automatische drinkbakken aanwezig. De aangebonden runderen konden niet over drinkwater beschikken. [12]
4.2.2
De inspectie van 26 februari 2021 (feit 2, 3 en 4)
Naar aanleiding van de bevindingen tijdens de inspectie op 18 februari 2021, voerden twee ambtenaren van de NVWA, de toezichthouders/verbalisanten [verbalisant 1] en drs. [verbalisant 2] , tevens NVWA-dierenarts, vergezeld van twee verbalisanten, op 26 februari 2021 een hercontrole uit gericht op het dierenwelzijn bij de onderneming van verdachte. [13]
In het rechtergedeelte van de schuur die aansluit aan het woonhuis waren een aantal runderen gehuisvest. In het groepshok naast de ingangsdeur waren 8 jonge runderen van diverse leeftijden, zowel mannelijk als vrouwelijk, gehuisvest. De verbalisanten zagen dat er spleten van het betonrooster door aangekoekte mest dichtzaten. Het betonrooster was bevuild met mest. Gelet op de aangekoekte mest op het haarkleed van de runderen, hebben de runderen regelmatig en een langere tijd niet over een schone en droge ligplaats kunnen beschikken. De verbalisanten zagen daarnaast dat alle runderen in de nek verdikte huidplooien hadden, met kale en schilferende huid. De buizen van het voerhek waren nog steeds niet op een passende hoogte aangebracht. De runderen schuurden hierdoor met hun nekken/schoft tegen de buizen wanneer zij voer wilden eten. De verbalisanten zagen dat er een laag kuilvoer van circa vijfentwintig centimeter hoog langs het voerhek van dit groepshok lag. Hier lag ook beschimmeld voer tussen. [14]
Achter het groepshok stonden 10 runderen aangebonden aan een ketting. De ligplaatsen van 6 van die runderen waren bevuild met mest en urine. De verbalisanten zagen dat het haarkleed van de aangebonden runderen bevuild was, door zowel verse mest als deels aangekoekte mest. Dit betekent dat de dieren regelmatig en een langere tijd niet over een schone en droge ligplaats hebben kunnen beschikken. Dit was, zo zagen de verbalisanten, ook het geval. Verder lag er voer in de voergang langs de aanbindplaatsen van de runderen. Dit betrof een laag van circa 20 centimeter hoog. Het voer was deels beschimmeld. [15]
In de grote schuur in de potstal waren 9 runderen (koeien met jongvee en 1 stier) gehuisvest. De verbalisanten zagen dat in het achterste gedeelte, vanuit de voorgang gezien, vers stro was gestrooid. De verbalisanten zagen dat in het gedeelte voor het voerhek geen stro was gestrooid. Alle dieren waren nog steeds zwaar bevuild met dikke plakkaten aangekoekte mest, vooral aan de buik, de borst, de benen, de uiers, de billen en de staart. Dit wijst erop dat de dieren al langere tijd niet over een schone en droge ligplaats konden beschikken. In de voergang voor de groepshokken en de potstal zagen de verbalisanten voorts een laag van oud beschimmeld en rottend voer liggen. [16]
De verbalisanten zagen in de vier groepshokken die tegenvoer de potstal zijn gesitueerd runderen staan; in drie hokken stonden 4 runderen en in één hok stonden 3 runderen. De spleten van de roosters zaten nog steeds grotendeels dicht door aangekoekte mest. De verbalisanten zagen dat de mest aan de achterwand was opgehoopt. De roosters waren bevuild met mest. De runderen konden niet beschikken over een droge en schone ligplaats. Het haarkleed van de runderen was eveneens bevuild met mest. Op de voergang voor de groepshokken en de potstal zagen de verbalisanten een laag oud beschimmeld en rottend voer liggen. [17]
Links in de grote schuur met potstal zagen de verbalisanten 8 aangebonden runderen staan. Ook zagen zij 1 kalf loslopen. Dit kalf had een lang touw om zijn nek. Er waren gevaarlijke plekken, zoals de niet-afgedekte grup, een werktuig en gereedschap dat in de voergang lag, waaraan het loslopende kalf zich zou kunnen verwonden. Daarnaast kon het kalf ook door de andere runderen worden verwond, temeer nu het in de grote schuur redelijk donker was. De verbalisanten zagen verder dat de ligplaatsen van de aangebonden runderen bevuild waren met mest en urine. De runderen konden niet over een volledig schone en droge ligplaats beschikken. Het haarkleed van de aangebonden runderen was zwaar bevuild, met dikke plakkaten en aangekoekte mest aan de billen en de achterbenen. Ook de buiken, de staarten en de borsten waren bevuild met mest; deels vers en deels aangekoekt. Dit wijst erop dat de dieren al langer niet over een schone en droge ligplaats hebben kunnen beschikken. Deze situatie was volgens de verbalisanten gelijk aan de situatie op 18 februari 2021. De verbalisanten zagen dat de grup achter de ligplaatsen, die naar schatting dertig tot vijfendertig centimeter is, niet met een rooster was afgedekt. In de grup en achter de grup lag zowel mest als urine. De verbalisanten zagen dat de voergang voor de aanbindplaatsen van de runderen vol lag met oud rottend voer. Dit was bovendien bevuild met mest. De verbalisanten zagen het voornoemde kalf door dit voer lopen. [18]
De verbalisanten hebben verdachte gevraagd of hij hen zijn sterfteregister kon laten tonen waarin de vermoedelijke doodsoorzaak van 2 kalveren die in juli en september 2020 zijn afgevoerd naar Rendac zou moeten zijn genoteerd. Verdachte gaf daarop aan de verbalisanten te kennen dat hij een dergelijke administratie niet bijhield. [19] Volgens dierenarts [verbalisant 2] moeten dierhouders een logboek/medisch register en een register van sterfte met vermoedelijke doodsoorzaak volledig bijhouden. Ook mag een dierhouder alleen diergeneesmiddelen toedienen die zijn voorgeschreven door een veterinair. [20]
Dierenarts [verbalisant 2] onderschrijft verder in een tweetal verklaringen – kort gezegd – dat verdachte zowel op 18 februari 2021 als op 26 februari 2021 zijn dieren de nodige basale verzorging heeft onthouden. [21] Voorts heeft dierenarts [verbalisant 2] beschreven dat de vermoedelijke doodsoorzaak van sterfgevallen van dieren (schapen en kalveren) niet door verdachte is genoteerd, en dat verdachte in zulke gevallen eveneens geen dierenarts heeft geraadpleegd. [22] Verdachte is volgens dierenarts [verbalisant 2] zeer eigenwijs en neemt geen adviezen aan, ook niet van zijn eigen dierenarts, en evenmin uitleg over aangetroffen omissies en het gevraagde herstel. [23]
4.2.3
Conclusie
Gelet op artikel 2 van de Wet op de economische delicten en de tenlastelegging moet worden beoordeeld of de gedragingen al dan niet opzettelijk zijn verricht. Volgens vaste jurisprudentie volstaat kleurloos opzet. Het opzet dient te zijn gericht op de feitelijk omschreven gedraging. Dat betekent dat sprake is van opzet indien willens en wetens is gehandeld of nagelaten. Het opzet hoeft niet mede op het overtreden van het verbod te zijn gericht. Kennis over de specifieke regelgeving die van toepassing is op de activiteiten mag worden verondersteld, helemaal nu verdachte al sinds 1 januari 1980 eigenaar en houder is van zijn veehouderijbedrijf en zich daarmee al jaren bedrijfsmatig bezighoudt met het houden van dieren, zoals runderen, schapen en pony’s. Van verdachte mag dus de deskundigheid worden verwacht op het gebied van de bedrijfsvoering waar hij zich dagelijks mee bezig houdt en kennis van de regelgeving die daarop betrekking heeft. Uit de aard van de bewezen verklaarde handelingen kan niet anders volgen dan dat verdachte deze willens en wetens heeft verricht. De omstandigheid dat verdachte heeft verklaard dat hij naar eigen zeggen niet wist dat hij een register moest bijhouden van de verstrekte medische zorg en het bij iedere controle geconstateerde aantal sterfgevallen, staat daarom niet in de weg aan het bewijs van het opzet in voormelde zin.
Op grond van de bevindingen van de verbalisanten, waaronder dierenarts [verbalisant 2] , zoals hiervoor beschreven en voorzien van ondersteunende foto’s, is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank is bovendien van oordeel dat de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten steeds
opzettelijkdoor verdachte zijn begaan.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.hij op 18 februari 2021 te Sumar (Suameer), in de gemeente Tytsjerksteradiel (Tietjerksteradeel), als houder van een aantal dieren, opzettelijk er geen zorg voor heeft gedragen dat:
1 rund, dat door een scheefgegroeide hoorn een drukplek/wond had, zijnde een dier dat ziek of gewond leek, onmiddellijk op passende wijze werd verzorgd, immers was de hoorn niet ingekort en was er geen dierenarts geraadpleegd, en
25 schapen over een toereikende behuizing beschikten onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien die schapen niet de beschikking hadden over een droge en schone ligplaats, immers was het strooisel in het hok bevuild met mest, en
10 runderen over een toereikende behuizing beschikten onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien die runderen niet de beschikking hadden over een droge en schone ligplaats, immers zaten de spleten van het betonrooster dicht door aangekoekte mest en was het betonrooster bevuild met mest en zat er aangekoekte mest op het haarkleed van de runderen, en
10 runderen over een toereikende behuizing beschikten onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien die runderen niet de beschikking hadden over een droge en schone ligplaats, immers waren de ligplaatsen van de runderen bevuild met mest en urine en was het haarkleed van de runderen bevuild met verse als ook deels aangekoekte mest, en
9 runderen over een toereikende behuizing beschikten onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien die runderen niet de beschikking hadden over een droge en schone ligplaats, immers was een soppend geluid te horen toen de runderen zich voortbewogen en lag er een zeer natte laag mest en waren alle dieren zwaar bevuild met dikke plakkaten aangekoekte mest, en
16 runderen over een toereikende behuizing beschikten onder voldoende hygiënische omstandigheden, immers zaten de spleten van de roosters grotendeels dicht door aangekoekte mest en waren de roosters bevuild door mest, en
6 runderen over een toereikende behuizing beschikten onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien die runderen niet de beschikking hadden over een droge en schone ligplaats, immers waren de ligplaatsen bevuild met mest en urine en was het haarkleed van de runderen zwaar bevuild met dikke plakkaten aangekoekte mest aan de billen en achterbenen, en
25 schapen over een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers lag onder de bovenste laag voer op een laag met oude voerresten die aan het rotten was en waren er ook lagen met beschimmeld voer, en
I.
25 runderen over een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen/kreeg toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers lag in de voergang een laag van oud beschimmeld en rottend voer, en
7 runderen over een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers lag de voergang vol met oud rottend voer dat deels bevuild was met mest en liep het kalf door dit voer, en
2 pony’s toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan de behoefte aan water kond voldoen, immers was er geen watervoorziening aanwezig zodat de pony’s niet over drinkwater konden beschikken, en
32 runderen toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan de behoefte aan water kond voldoen, immers konden de runderen niet over drinkwater beschikken vanwege de kapotte drinkwaterleiding in de schuur en was het aanwezige drinkwater bevuild met mest,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
2.hij op 26 februari 2021 te Sumar (Suameer), in de gemeente Tytsjerksteradiel (Tietjerksteradeel), als houder van een aantal dieren, opzettelijk er geen zorg voor heeft gedragen dat:
8 runderen over een toereikende behuizing beschikten onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien die runderen niet de beschikking hadden over een droge en schone ligplaats, immers zaten de spleten in het betonrooster dicht door aangekoekte mest en was het betonrooster vervuild met mest en was het haarkleed van de runderen bevuild met aangekoekte mest, en
6 runderen over een toereikende behuizing beschikten onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien die runderen niet de beschikking hadden over een droge en schone ligplaats, immers waren de ligplaatsen bevuild met mest en urine en was het haarkleed van de runderen bevuild met verse mest en aangekoekte mest, en
9 runderen over een toereikende behuizing beschikten onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien (een deel van) die runderen niet de beschikking hadden over een droge en schone ligplaats, immers was de potstal niet schoon en droog en waren alle dieren zwaar bevuild met dikke plakkaten aangekoekte mest, en
15 runderen over een toereikende behuizing beschikten onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien die runderen niet de beschikking hadden over een droge en schone ligplaats, immers zaten de spleten van de roosters grotendeels dicht door aangekoekte mest en waren de roosters bevuild met mest en was het haarkleed van de runderen bevuild met mest, en
8 runderen over een toereikende behuizing beschikten onder voldoende hygiënische omstandigheden, aangezien die runderen niet de beschikking hadden over een droge en schone ligplaats, immers waren de ligplaatsen bevuild met mest en urine en was het haarkleed van de runderen zwaar bevuild met dikke plakkaten aangekoekte mest aan de billen en achterbenen, en
8 runderen over een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers lag er beschimmeld voer tussen het kuilvoer, en
10 runderen over een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers was het voer deels beschimmeld en lag er veel oud rottend voer tussen, en
24 runderen over een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers lag in de voergang een laag van oud beschimmeld en rottend voer, en
I.
9 runderen en een loslopend kalf over een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers lag de voergang vol met oud rottend voer dat deels bevuild was met mest en liep het kalf door dit voer,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;3.hij op 18 februari 2021 en 26 februari 2021 te Sumar (Suameer), in de gemeente Tytsjerksteradiel (Tietjerksteradeel), als houder van dieren, opzettelijk, meerdere dieren heeft gehouden en gehuisvest in een behuizing, welke behuizingen waarin die dieren verbleven, niet op zodanige wijze was ontworpen, gebouwd en onderhouden dat bij die dieren geen letsel of pijn werd veroorzaakt en scherpe randen en uitsteeksels bevatte, waaraan die dieren zich konden verwonden, te weten:
8 runderen (in de schuur aansluitend aan het woonhuis), immers waren de buizen van het voerhek niet op een passende wijze aangebracht en schuurden de runderen tegen de buizen aan als zij wilden eten en hadden de runderen hierdoor verdikte huidplooien met kale en schilferende huid, en
1 kalf (links in de grote schuur), immers liep het kalf los met een lang touw om zijn nek en kon het kalf zich verwonden aan een niet afgedekte grup en een riek en een schop en kon het kalf verwond worden door de andere runderen,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;4.hij op 26 februari 2021 te Sumar (Suameer), in de gemeente Tytsjerksteradiel (Tietjerksteradeel), als houder van een aantal dieren, opzettelijk, een onvolledig register heeft bijgehouden van de verstrekte medische zorg en het bij iedere controle geconstateerde aantal sterfgevallen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde is strafbaar gesteld bij:
  • feit 1:artikel 1 onder 2o van de Wet op de economische delicten juncto artikel 2.2, negende en tiende lid, onderdeel d, van de Wet dieren juncto artikel 1.7 aanhef en onder c, d, e en f, van het Besluit houders van dieren;
  • feit 2:artikel 1 onder 2o van de Wet op de economische delicten juncto artikel 2.2, negende en tiende lid, onderdeel d, van de Wet dieren juncto artikel 1.7 aanhef en onder d, e en f, van het Besluit houders van dieren;
  • feit 3:artikel 1 onder 2o van de Wet op de economische delicten juncto artikel 2.2, negende en tiende lid, onderdeel b, van de Wet dieren juncto artikel 1.8 onder b van het Besluit houders van dieren.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten 1, 2 en 3 uitsluiten. Het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde levert op:
feit 1 en 2,
telkens het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2, negende en tiende lid, onderdeel d van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2, negende en tiende lid, onderdeel b van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde als volgt.
In artikel 2.2 lid 10, onderdeel l, onder 1o, van de Wet dieren is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur voor het onderwerp, bedoeld in het negende lid, voor dieren of voor dieren behorende tot bepaalde diersoorten of diercategorieën, regels kunnen worden gesteld die betrekking hebben op onder meer het bijhouden, overleggen, controleren, bewaren of melden van gegevens, onder meer over dieren, waaronder de gezondheidstoestand, geboorte of sterfgevallen. Deze bepaling is uitgewerkt in het Besluit houders van dieren. In artikel 2.2 van het Besluit houders van dieren is bepaald dat paragraaf 2, alsmede de artikelen 2.9 en 2.10 van het besluit van toepassing zijn op dieren die met het oog op de productie van producten, afkomstig van die dieren of voor andere landbouwdoeleinden worden gefokt of gehouden. In artikel 2.10 van het Besluit houders van dieren is bepaald dat door de houder van een dier een register wordt bijgehouden van de verstrekte medische zorg en het bij iedere controle geconstateerde aantal sterfgevallen. Volgens artikel 1, aanhef en onder 2o, van de Wet op de economische delicten is onder meer een economisch delict overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2, negende en tiende lid, onderdelen f tot en met q en onderdeel r, van de Wet dieren, voor zover onderdeel r betrekking heeft op de regels als bedoeld in de onderdelen f tot en met q, voor zover de overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren krachtens artikel 2.3 lid 2 van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden.
De rechtbank is op basis hiervan van oordeel dat het niet bijhouden van de gegevens betreffende de verstrekte medische zorg en het bij iedere controle geconstateerde aantal sterfgevallen alleen dan als strafbaar feit kan worden gekwalificeerd indien het bestanddeel wordt vervuld dat zij wordt begaan in de uitoefening van een bedrijf waar dieren krachtens artikel 2.3 lid 2 van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden. Dit bestanddeel is echter niet ten laste gelegd. Ook gelet op zowel artikel 1 van de Wet economische delicten voor het overige als artikel 8.11 van de Wet dieren, kan hetgeen onder 4 bewezen is verklaard derhalve niet als strafbaar feit worden gekwalificeerd, zodat ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 8.000,00, met een proeftijd van drie jaren.
Als bijzondere voorwaarde bij de voorwaardelijke straf heeft de officier van justitie gevorderd: verdachte moet vóór het ingaan van het volgende stalseizoen op 1 oktober 2022 de problematiek rondom de roosters, met name de spleten en de zijkanten, hebben opgelost.
Daarnaast dient als bijkomende straf te worden opgelegd een voorwaardelijke stillegging van de onderneming voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van drie jaren. Als bijzondere voorwaarde bij deze bijkomende straf heeft de officier van justitie gevorderd:
verdachte mag met ingang van het komende stalseizoen op 1 oktober 2022 niet meer dan 20 schapen (inclusief rammen) en 40 runderen (inclusief kalveren) houden.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
7.2.1
Aard en ernst van de strafbare feiten
Verdachte is in de bedrijfsmatige uitoefening van zijn veehouderijbedrijf in meerdere opzichten tekort geschoten in de zorg voor de van hem afhankelijke pony’s, schapen en runderen. Tijdens de inspecties van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) is gebleken dat verdachte zijn dieren de nodige (basale) verzorging heeft onthouden. Zo werd een rund met een scheefgegroeide hoorn niet op een passende wijze veterinair verzorgd. Daarnaast beschikten zowel schapen als runderen niet over een droge en schone ligplaats. De ligplaatsen waren ernstig bevuild met mest en urine, evenals de roosters en de haarkleden van de dieren. Ook lag in de voergang van de runderen oud beschimmeld en rottend voer. Bovendien beschikten zowel de pony’s als de runderen niet continu over drinkwater vanwege géén of een kapotte drinkwaterleiding. Verder heeft verdachte meerdere runderen en een kalf gehouden in een gebrekkige behuizing, aan welke behuizing de dieren zich konden verwonden. Verdachte heeft hiermee de regels die de wetgever in het belang van het dierenwelzijn heeft opgesteld, geschonden. Dit handelen van verdachte is vanuit het oogpunt van dierenwelzijn zeer kwalijk.
7.2.2
Persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 29 juli 2021 blijkt dat hij in het verleden al eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, namelijk op 24 augustus 2020 door de economische politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. Verdachte is een 69-jarige man die al sinds 1980 eigenaar en houder is van zijn veehouderijbedrijf. Hij ervaart de controles van de NVWA en de tenlastelegging als een aanval op zijn persoon en zijn bedrijf. Hoewel verdachte heeft verklaard dat hij sinds de genoemde veroordeling van de economische politierechter het aantal dieren dat hij houdt, heeft gereduceerd en gebreken heeft hersteld, heeft dit tot op heden nog niet in alle opzichten geresulteerd in het gewenste resultaat. Anders gezegd: het lukt verdachte kennelijk niet (meer) uit zichzelf om zijn dieren op de gewenste wijze van de nodige (basale) zorg te voorzien. Dit is zorgelijk, omdat verdachte als veehouder verantwoordelijk is voor de zorg van de op zijn terrein aanwezige dieren. Hij heeft de absolute zorg voor het leven en de leefomstandigheden van deze dieren. Bij de gevolgen die het gebrek aan verzorging voor de dieren heeft, lijkt verdachte onvoldoende stil te (kunnen) staan. Hij ontkent en/of bagatelliseert de geconstateerde tekortkomingen en geeft met name de medewerkers van de NVWA de schuld van zijn problemen. Hoewel verdachte zijn eigen visie mag hebben waar het gaat om de maatregelen op het gebied van de verzorging van pony’s, schapen en runderen, die nodig of gewenst zijn vanuit het oogpunt van het dierenwelzijn, moet hij zich – zoals elke andere veehouder – aan de toepasselijke regels houden. Dit geldt ook in het geval dat verdachte naar eigen zeggen als hobby de dieren houdt en zo goed als niets aan het houden van deze dieren verdient. Verdachte heeft verklaard dat hij samen met zijn vrouw hoofdzakelijk moet rondkomen van een AOW-uitkering. Op het moment van de terechtzitting hield verdachte 47 runderen, 22 schapen en 2 pony’s. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij al is begonnen met het reduceren van het aantal dieren. De rechtbank leest en verstaat de verklaring van verdachte zo dat hij zelf (enigszins) inziet dat het tijd is om het aantal dieren terug te brengen.
7.2.3
Strafoplegging
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met straffen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn opgelegd. De rechtbank is in dat licht bezien van oordeel dat de ernst van de feiten in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke geldboete rechtvaardigen, evenals de bijkomende straf van een onvoorwaardelijke stillegging van de onderneming van verdachte. Verdachte was immers een gewaarschuwd mens.
De rechtbank zal in strafmatigende zin echter rekening houden met de omstandigheden dat bij de inspectie van de NVWA op 26 februari 2021 in positieve zin is gebleken dat: zowel de 2 pony’s als de (aangebonden) runderen in de potstal en de groepshokken anders dan bij de eerste inspectie over drinkwater konden beschikken, de hoorn van het rund (met werknummer 5331) was ingekort en het natte stro iets droger leek te zijn dan bij de eerste inspectie. Hoewel verdachte zijn best lijkt te doen om het dierenwelzijn van zijn dieren te verbeteren, blijft op het gebied van hygiëne en verzorging sprake van diverse gebreken. De rechtbank ziet in de persoon van verdachte dan ook aanleiding om als stok achter de deur zowel de geldboete als een stillegging van de onderneming voorwaardelijk op te leggen. Vanwege het recidiverende karakter van de overtredingen zal de rechtbank een hogere voorwaardelijke geldboete opleggen dan door de officier van justitie gevorderd. Daaraan zal de rechtbank bijzondere voorwaarden koppelen die verdachte gebieden om het aantal runderen en schapen dat hij houdt drastisch te reduceren tot een aanzienlijk beperktere omvang dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank heeft daarbij enerzijds acht geslagen op het gebleken zwaarwegend belang van dierenwelzijn op het bedrijf van verdachte, waar de veehouderij in de huidige vorm en omvang hem klaarblijkelijk boven het hoofd groeit, en anderzijds het betrekkelijk geringe economische belang van verdachte, die immers ter terechtzitting uitdrukkelijk heeft verklaard met de veehouderij bijna niets te verdienen. Ook heeft de rechtbank er oog voor dat het bedrijfsmatig houden van dieren al decennia onderdeel uitmaakt van verdachtes manier van leven.
De rechtbank beoogt met het stellen van navolgende voorwaarden dan ook de bedrijfsomvang zodanig te verkleinen dat het voor verdachte, ook in de toekomst, mogelijk is om enerzijds als veehouder te kunnen functioneren terwijl hij daarbij anderzijds aan de geldende regels van dierenwelzijn kan (blijven) voldoen, waarmee het recidiverisico (zoveel mogelijk) wordt beperkt. De rechtbank zal bij de formulering van de bijzondere voorwaarden rekening houden met de gemiddelde draagtijd van koeien en schapen.
De rechtbank zal, alles afwegende, aan verdachte opleggen een voorwaardelijke geldboete van € 15.000,--. De rechtbank bepaalt de duur van de proeftijd op drie jaren en stelt als bijzondere voorwaarden: een gebod tot het reduceren van zowel het aantal runderen als schapen tot een aantal van ten hoogste 20 stuks vanaf de leeftijd van acht (voor runderen) respectievelijk vijf maanden (voor schapen). De rechtbank zal daarnaast een voorwaardelijke (volledige) stillegging van de onderneming van verdachte opleggen voor de duur van zes maanden. De rechtbank bepaalt de duur van de proeftijd van deze bijkomende voorwaardelijke straf eveneens op drie jaren. Aan dit strafdeel zal de rechtbank koppelen de algemene voorwaarde, dat verdachte voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zal plegen. Met oplegging van dit strafdeel beoogt de rechtbank verdachte ervan te doordringen dat hij zich aan de huidige regels en eisen binnen de dierhouderij moet conformeren, omdat hij anders het risico loopt dat hij in het geheel geen boerderijdieren meer mag houden.

8.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de aangeleverde vordering en de bijbehorende stukken incompleet zijn.
De rechtbank is echter van oordeel dat dit ertoe dient te leiden dat deze vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling moet worden afgewezen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissingen op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 6 en 7 van de Wet op de economische delicten.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
  • verklaart het onder 4 bewezen verklaarde niet strafbaar;
  • verklaart dat het onder 4 bewezen verklaarde géén strafbaar feit oplevert en ontslaat verdachte ter dier zake van alle rechtsvervolging;
- verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 en 2,
telkens het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2, negende en tiende lid, onderdeel d van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan;
feit 3
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2, negende en tiende lid, onderdeel b van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3 verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot betaling van
een geldboete van € 15.000,00 (vijftien duizend euro);
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
110 (honderdtien) dagen;
- bepaalt dat deze geldboete
in zijn geheel niet ten uitvoer zal wordengelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van genoemde
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
  • gedurende de proeftijd het aantal runderen dat hij houdt zal reduceren, met dien verstande dat verdachte met ingang van het volgende stalseizoen, ingaande op 1 oktober 2022, ten hoogste 20 runderen (vanaf de leeftijd van acht maanden) zal houden en de populatie daarna maximaal op dit aantal te houden. Runderen jonger dan acht maanden, mogen alleen gehouden worden voor zover deze geboren zijn uit de eigen volwassen dieren. Verdachte dient er zorg voor te dragen dat hij het maximum aantal runderen niet overschrijdt. De rechtbank gaat er hierbij van uit dat een koe doorgaans een draagtijd heeft van ongeveer negen maanden en kalveren in de Nederlandse praktijk in ieder geval kunnen worden geslacht als zij acht maanden oud zijn. Verdachte heeft hiermee voldoende tijd het aantal runderen dat het maximum van 20 te boven gaat te laten slachten dan wel anderszins van de hand te doen;
  • gedurende de proeftijd het aantal schapen dat hij houdt zal reduceren, met dien verstande dat verdachte met ingang van het volgende stalseizoen, ingaande op 1 oktober 2022, ten hoogste 20 schapen (vanaf de leeftijd van acht maanden) zal houden en de populatie daarna maximaal op dit aantal te houden. Schapen jonger dan acht maanden, mogen alleen gehouden worden voor zover deze geboren zijn uit de eigen volwassen dieren. Verdachte dient er zorg voor te dragen dat hij dit maximum aantal schapen niet overschrijdt. De rechtbank gaat er hierbij van uit dat een schaap doorgaans een draagtijd heeft van ongeveer vijf maanden en lammeren in de Nederlandse praktijk in ieder geval kunnen worden geslacht als zij acht maanden oud zijn. Verdachte heeft hiermee voldoende tijd het aantal schapen dat het maximum van 20 te boven gaat te laten slachten dan wel anderszins van de hand te doen;
bijkomende straf
- veroordeelt verdachte tot de
stillegging van de onderneming van verdachte, waarin de economische delicten zijn gepleegd voor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze stillegging
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarenschuldig maakt aan een strafbaar feit;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 84-028602-20
-
wijstde vordering
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Manuel, voorzitter, M. Melaard en J. Wentink, rechters, in tegenwoordigheid van N. Klunder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s van het in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, op 26 april 2021 opgemaakte proces-verbaal, dan wel bijlagen daarvan, door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , buitengewoon opsporingsambtenaren, werkzaam bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), domein II Milieu, welzijn en infrastructuur, met referentienummer 165042/128509/3002083/5.
2.Pagina 4, eerste en vierde alinea, en pagina 10, vijfde alinea.
3.Bijlage 2 ‘Uittreksel Kamer van Koophandel’.
4.Pagina 4, zesde en zevende alinea, en pagina 29, derde alinea, ziende op feit 1: gedachtestreepje K.
5.Pagina 4, achtste alinea, pagina 5, eerste alinea en pagina 29, vierde alinea, ziende op feit 1: gedachtestreepjes B en H.
6.Pagina 5, tweede en derde alinea, pagina 30, vierde en vijfde alinea, ziende op feit 1: gedachtestreepje C, en feit 3: gedachtestreepje A.
7.Pagina 5, vierde en vijfde alinea, en pagina 30, zesde alinea, ziende op feit 1: gedachtestreepje D.
8.Pagina 5, vijfde alinea, pagina 30, achtste alinea, en pagina 38, tweede en derde alinea, ziende op feit 1: gedachtestreepje A.
9.Pagina 6, tweede alinea, pagina 32, derde, vierde en vijfde alinea, ziende op feit 1: gedachtestreepje E, I en L.
10.Pagina 6, tweede alinea, pagina 32, derde, vierde en vijfde alinea, ziende op feit 1: gedachtestreepje F en I.
11.Pagina 6, derde alinea, en pagina 31, tweede en derde alinea, ziende op feit 1: gedachtestreepje J, en feit 3: gedachtestreepje B.
12.Pagina 6, vierde alinea, en pagina 7, eerste alinea, ziende op feit 1: gedachtestreepje D, G, J en L.
13.Pagina 7, vijfde alinea.
14.Pagina 8, tweede, derde en vierde alinea, pagina 16, vijfde, zesde en zevende alinea, en pagina 17, tweede alinea, ziende op feit 2: gedachtestreepje A en F, en feit 3: gedachtestreepje A.
15.Pagina 8, vijfde alinea, en pagina 17, derde en vijfde alinea, ziende op feit 2: gedachtestreepje B en G.
16.Pagina 8, zevende alinea, en pagina 19, tweede en derde alinea, ziende op feit 2: gedachtestreepje C en H.
17.Pagina 9, tweede alinea, en pagina 18, zevende alinea, ziende op feit 2: gedachtestreepje D en H.
18.Pagina 9, tweede alinea, en pagina 18, eerste, tweede, derde, vierde en vijfde alinea, ziende op feit 2: gedachtestreepje E en I, en feit 3: gedachtestreepje B.
19.Pagina 9, vijfde alinea.
20.Pagina 26, onder ‘vraag 9’, punt 5, en pagina 38, onder ‘vraag 9’, punt 6.
21.Pagina 15 e.v. en pagina 28 e.v.
22.Pagina 22, achtste alinea.
23.Pagina 23, zesde alinea.