ECLI:NL:RBOVE:2022:2875

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
10 oktober 2022
Zaaknummer
RK 21/282
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindbeschikking inzake klaagschriften over inbeslagname en verschoningsrecht in strafzaak

Op 30 september 2022 heeft de Raadkamer van de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak waarin klagers zich verzetten tegen de inbeslagname van stukken en het niet respecteren van hun (afgeleid) verschoningsrecht. De zaak betreft klaagschriften die zijn ingediend door klagers, waaronder [klager 1], [klager 2], [klager 3], [klager 4], [klager 5] en [klager 6], naar aanleiding van doorzoekingen die op 19 november 2018 hebben plaatsgevonden. Deze doorzoekingen waren het gevolg van aangiftes van seksueel misbruik tegen (oud-)leden van de gemeenschap waartoe klagers behoren. De Raadkamer heeft in eerdere beschikkingen, waaronder een tussenbeschikking van 10 december 2021, reeds geoordeeld over de ontvankelijkheid van de klaagschriften en het verschoningsrecht. In de eindbeschikking van 30 september 2022 heeft de Raadkamer klagers niet-ontvankelijk verklaard in hun aanvullende klaagschrift van 16 maart 2020 en in het klaagschrift van 17 augustus 2021, voor zover dit het aanvullende klaagschrift betreft. De Raadkamer heeft echter het klaagschrift van 17 augustus 2021 deels gegrond verklaard, omdat het onderzoek van de rechter-commissaris onvoldoende was geweest. De Raadkamer heeft vastgesteld dat het Openbaar Ministerie (OM) zich in deze zaak heeft geconformeerd aan de eerdere beschikking van de rechter-commissaris, waardoor de kwestie van het verschoningsrecht niet langer in geschil is. De Raadkamer heeft de vernietiging van in beslag genomen stukken gelast, waarbij het OM heeft toegezegd zorg te dragen voor de vernietiging van gemaakte kopieën voor 1 november 2022. De Raadkamer heeft geen aanleiding gezien om een dwangsom op te leggen voor het niet-nakomen van deze last.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige raadkamer
Zittingsplaats Zwolle
Klaagschriftnummer: RK 21/282
Beschikking van de meervoudige raadkamer op het klaagschrift op grond van
artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), in combinatie met een klaagschrift op grond van artikel 98 lid 4 Sv van:
[klager 1],
gevestigd te Emmen,
en
[klager 2],
geboren op [geboortedatum 1] 1969 in [geboorteplaats 1] (België),
en
[klager 3],
geboren op [geboortedatum 2] 1958 in [geboorteplaats 2] ,
en
[klager 4],
geboren op [geboortedatum 3] 1973 in [geboorteplaats 3] ,
en
[klager 5],
geboren op [geboortedatum 4] 1979 in [geboorteplaats 4] ,
en
[klager 6],
geboren op [geboortedatum 5] 1969 in [geboorteplaats 5] ,
hierna: klagers,
allen domicilie kiezende ten kantore van de raadsman mr. O.M.B.J. Volgenant en de raadsvrouw mr. J.E. van Til, Boekx Advocaten, beide kantoorhoudende aan de Leidsegracht 9 te (1017 NA) Amsterdam, hierna: de raadslieden.
Hierbij zij opgemerkt dat [klager 6] uitsluitend als klager is vermeld in de klaagschriften die bij de rechtbank zijn ingekomen op 10 december 2019, respectievelijk 16 maart 2020.

1.Voorgeschiedenis

Op 19 november 2018 hebben doorzoekingen plaatsgevonden in onder meer het hoofdkantoor van de [klager 1] (het [complex] ), de woningen van de ouderlingen [klager 2] , [klager 3] , [klager 4] en [klager 5] en de [zalen] in Assen en Dordrecht. Aanleiding tot die doorzoekingen zijn aangiftes tegen (oud-)leden van de gemeenschap vanwege seksueel misbruik. Bij de doorzoekingen zijn stukken in beslag genomen en gegevens vastgelegd. De persoon die in het betreffende strafrechtelijk onderzoek, genaamd Zwarte Bes, als verdachte is aangemerkt, is [slachtoffer] , een oud-lid van [klager 1] . De [klager 1] en de ouderlingen [klager 2] , [klager 3] , [klager 4] , [klager 5] en [klager 6] zijn niet als verdachten aangemerkt. Klagers hebben een klaagschrift en een aanvullend klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv ingediend tegen de inbeslagneming, bij de rechtbank ingekomen op 10 december 2019, respectievelijk 16 maart 2020. Daarnaast hebben klagers op 17 augustus 2021 een klaagschrift ex artikel 98 lid 4 Sv ingediend. Klagers beroepen zich op een geheimhoudingsplicht en een daaruit voortvloeiend (afgeleid) verschoningsrecht. Voor een verdere beschrijving van het verloop tot de tussenbeschikking van de meervoudige raadkamer van 10 december 2021 verwijst de raadkamer naar de inhoud van deze tussenbeschikking.

2.De tussenbeschikking van de meervoudige strafkamer

Bij voornoemde tussenbeschikking heeft de raadkamer (onder meer) het onderzoek heropend en de zaak naar de rechter-commissaris verwezen om op de voet van artikel 98 lid 1 Sv (volledig), met concrete vaststellingen, te beslissen over het door klagers gedane beroep op het (afgeleide) verschoningsrecht met betrekking tot alle onder klagers op 19 november 2018 in beslag genomen stukken en vastgelegde gegevens. De raadkamer heeft om proceseconomische redenen – in afwachting van de beschikking van de rechter-commissaris – iedere (verdere) beslissing aangehouden, waaronder die tot niet-ontvankelijkverklaring van klagers in het aanvullende klaagschrift van 16 maart 2020, op zichzelf en als integrerend onderdeel van het klaagschrift van 17 augustus 2021.

3.De beschikking van de rechter-commissaris van 13 juli 2022

De rechter-commissaris in de rechtbank Overijssel heeft – na overleg met het Openbaar Ministerie (OM) en (de raadslieden van) klagers over het verdere verloop van de procedure, en dan met name over de wijze waarop en de termijn waarbinnen het OM de in beslag genomen stukken en vastgelegde gegevens zal aanleveren, en gelet op de door hen gedane mededelingen en gedane toelichtingen daaromtrent – bij beschikking van 13 juli 2022 als volgt beslist:
I. Het OM heeft het door haar gelegde digitale beslag (bevattende meer dan vijftien miljoen bestanden) niet op een inzichtelijke wijze kunnen aanleveren. De rechter-commissaris heeft deze stukken en gegevens niet in het kader van artikel 98 Sv kunnen beoordelen, zodat niet kan worden uitgesloten en het er daarom voor moet worden gehouden dat ten aanzien van deze niet aangeleverde stukken en gegevens een verschoningsrecht geldt.
II. De rechter-commissaris is van oordeel dat het verschoningsrecht van toepassing is op
allein beslag genomen stukken die volgens klagers onder het verschoningsrecht vallen, onder meer betrekking hebbende op [naam 1] , [slachtoffer] en [naam 2] , en die informatie bevatten die betrekking hebben op met ouderlingen in vertrouwen gedeelde informatie in het kader van pastorale zorg, inclusief de informatie met betrekking tot de religieuze rechterlijke comités, en dus ook inclusief de stukken die in het kader van onderzoek Zwarte Bes met betrekking tot [slachtoffer] in beslag zijn genomen. Het betreft naar het oordeel van de rechter-commissaris stukken die dienen te worden aangemerkt als stukken in de zin van artikel 98 lid 1 Sv, wat maakt dat deze stukken niet zonder toestemming van klagers in beslag genomen hadden mogen worden.
III. Ten aanzien van de stukken die volgens klagers niet onder het verschoningsrecht vallen, geldt naar het oordeel van de rechter-commissaris geen verschoningsrecht. Immers, deze stukken bevatten geen informatie die is verkregen in het kader van religieuze hupverlening, pastorale zorg of een religieus rechterlijk comité en om die reden is het verschoningsrecht op deze stukken niet van toepassing.

4. Het hoger beroep van het OM tegen de beschikking van de rechter-commissaris

Het OM heeft op 27 juli 2022 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechter-commissaris van 13 juli 2022. Het OM heeft in haar beroepsschriftuur van 9 augustus 2022 gesteld dat zij zich hier niet mee kan verenigen.

5. De hervatting van het onderzoek op de raadkamerzitting op 7 september 2022

5.1
De stukken waar de raadkamer kennis van heeft genomen
De raadkamer heeft kennisgenomen van de aan de tussenbeschikking van 10 december 2021 ten grondslag liggende stukken, evenals de voornoemde beschikking van de rechter-commissaris van 13 juli 2022, de stukken die de basis vormen voor die beschikking, de geheimhoudersstukken waarvan de raadkamer kennis heeft kunnen nemen en de appelschriftuur van het OM van 9 augustus 2022.
5.2
De behandeling door de raadkamer
De raadkamer heeft het op 10 december 2021 heropende onderzoek op de openbare zitting van de raadkamer van 7 september 2022 hervat. [1] Bij de behandeling op 7 september 2022 zijn gehoord:
  • de (door klagers gemachtigde) raadsman mr. O.M.B.J. Volgenant;
  • de officier van justitie mr. A. Schotman, als vertegenwoordiger van het OM;
  • [naam 3] , bestuurslid van de [klager 1] .
5.3
Intrekking door het OM van het hoger beroep tegen de (nieuwe) beschikking van de rechter-commissaris
Het OM heeft tijdens de raadkamerzitting van 7 september 2022 medegedeeld dat het standpunt van het OM is gewijzigd, in die zin dat zij zich conformeert aan de beschikking van de rechter-commissaris van 13 juli 2022. De officier van justitie heeft hierom te kennen gegeven dat het hoger beroep van het OM als ingetrokken kan worden beschouwd. De raadsman van klagers heeft hiermee ingestemd. Gelet hierop is dit hoger beroep nu niet meer aan de orde.

6.De beoordeling

6.1
Inleidende opmerkingen
De raadkamer stelt voorop dat de inhoud van de door haar gewezen tussenbeschikking van 10 december 2021 onderdeel uitmaakt van deze eindbeschikking en hier als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd. Zoals hierin overwogen zal de raadkamer klagers niet-ontvankelijk verklaren in het aanvullende klaagschrift van 16 maart 2020 en in het klaagschrift van 17 augustus 2021 voor zover dit het aanvullende klaagschrift van 16 maart 2020 betreft. [2]
Dit betekent dat nu nog ter inhoudelijke beoordeling voorligt:
  • het klaagschrift van 10 december 2019 (artikel 552a Sv) ;
  • het klaagschrift van 17 augustus 2021, voor zover dit niet voormeld aanvullend klaagschrift betreft (artikel 98 lid 4 Sv).
Nu een beschikking van de rechter-commissaris (waarop het klaagschrift van 17 augustus 2021 ziet) in dit geval voorafgaat aan een beslissing van de raadkamer (verzocht in het klaagschrift van 10 december 2019), zal de raadkamer het klaagschrift van 17 augustus 2021 eerst behandelen. Voordat de raadkamer hiertoe overgaat, zal zij erbij stilstaan dat als gevolg van het door het gewijzigde standpunt van het OM, zoals hierna is weergegeven, tussen het OM en klagers de kwestie van het (afgeleide) verschoningsrecht in deze zaak niet langer in geschil is.
6.2
Het gewijzigde standpunt van het OM over het (afgeleide) verschoningsrecht
Klagers hebben in het eerste klaagschrift gesteld dat bij inbeslagname van stukken ten onrechte voorbij is gegaan aan een (afgeleid) verschoningsrecht dat hen toekomt. Het OM heeft zich sindsdien telkens op het standpunt gesteld dat klagers geen beroep op enig verschoningsrecht toekomt. Na de beschikking van de rechter-commissaris van 13 juli 2022 heeft het OM op de zitting van 7 september 2022 haar standpunt gewijzigd in die zin dat het OM zich in dit specifieke geval en onder deze specifieke omstandigheden conformeert aan de beschikking van de rechter-commissaris. De betreffende in beslag genomen stukken zijn eerder al geretourneerd en het OM heeft toegezegd dat zij zal zorgdragen voor vernietiging van gemaakte kopieën voor 1 november 2022.
6.3
Het klaagschrift van 17 augustus 2021, voor zover niet het aanvullend klaagschrift van 16 maart 2020 betreffend
Nu de kwestie over het (afgeleide) verschoningsrecht niet langer in geschil is, komt de raadkamer aan een inhoudelijke beoordeling van het (afgeleide) verschoningsrecht niet toe. De raadkamer verklaart het klaagschrift van 17 augustus 2021 deels gegrond, omdat de raadkamer van oordeel is dat het onderzoek van de rechter-commissaris dat heeft geleid tot zijn beschikking van 15 juli 2021 ontoereikend is geweest.
6.4
Het klaagschrift van 10 december 2019
De ontvankelijkheid
Klagers hebben naast hun klacht over de in beslag genomen stukken/gegevens, in het klaagschrift verzocht om te oordelen dat de doorzoekingen en vorderingen tot afgifte niet voldoen aan de daaraan te stellen formele eisen. Tevens stellen zij zich op het standpunt dat de machtigingen tot doorzoeking, de doorzoekingen en de manier waarop de doorzoekingsbevelen en de inbeslagnames zijn uitgevoerd op zichzelf een schending zijn van artikel 8, 9 en 10 in samenhang met artikel 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens. Klagers verzoeken de raadkamer dit in haar overwegingen tot uitdrukking te brengen.
De raadkamer overweegt dat dit onderwerpen betreft die buiten de reikwijdte van artikel 552a lid 1 Sv vallen. Dit betekent dat zij klagers ten aanzien van deze onderdelen van het klaagschrift reeds hierom niet-ontvankelijk zal verklaren.
Het beslag en het (afgeleide) verschoningsrecht
Nu de kwestie over het (afgeleide) verschoningsrecht niet langer in geschil is, komt de raadkamer een inhoudelijke beoordeling van het (afgeleide) verschoningsrecht niet toe. In aanvulling op de beschikking van de rechter-commissaris van 13 juli 2022 overweegt de raadkamer dat geen feiten en omstandigheden zijn gebleken op grond waarvan het verschoningsrecht van klagers dient te worden doorbroken. De raadkamer verklaart het klaagschrift van 10 december 2019 deels gegrond, namelijk voor zover het klaagschrift erop ziet dat klagers in dit specifieke geval ten aanzien van de door de rechter-commissaris genoemde stukken een (afgeleid) verschoningsrecht toekomt. Voor het overige is dat klaagschrift ongegrond. Daarbij overweegt de raadkamer dat naar haar oordeel met de beschikking van de rechter-commissaris van 13 juli 2022, mede gezien het standpunt dat door klagers en – na heroverweging – de officier van justitie ten aanzien daarvan is ingenomen, zodanig aan de klacht(en) tegemoet is gekomen dat klagers geen (voldoende) rechtens te respecteren belang meer hebben bij een (verdere) beoordeling van hun klachten.
6.5
De gevolgen: vernietiging van de gegevens en het verzoek om dwangsommen
Het OM heeft te kennen gegeven dat de betreffende in beslag genomen stukken eerder al zijn geretourneerd. Het OM heeft toegezegd dat zij zal zorgdragen voor vernietiging van gemaakte kopieën voor 1 november 2022. De raadkamer zal een overeenkomende last geven. Gelet op de toezegging van het OM, ziet de raadkamer thans geen aanleiding tot het bepalen van een dwangsom bij niet-nakoming van de last tot vernietiging, zoals door klagers is verzocht.

7.De beslissing

De raadkamer:
  • verklaart klagers in het klaagschrift van 10 december 2019 niet-ontvankelijk, voor zover het klaagschrift
  • verklaart klagers niet-ontvankelijk in het klaagschrift van 16 maart 2020, zoals hiervoor onder 2 en 6.1 is overwogen;
  • verklaart klagers niet-ontvankelijk in het klaagschrift van 17 augustus 2021, voor zover daarin het aanvullende klaagschrift van 16 maart 2020 als integrerend onderdeel is opgenomen, zoals hiervoor onder 2 en 6.1 is overwogen;
  • verklaart het klaagschrift van 17 augustus 2021 deels gegrond, zoals hiervoor onder 6.3 is overwogen;
  • verklaart het klaagschrift van 10 december 2019 deels gegrond, zoals hiervoor onder 6.4 is overwogen, en voor het overige ongegrond;
  • gelast de vernietiging vóór 1 november 2022 van de in beslag genomen stukken ten aanzien waarvan de rechter-commissaris heeft geoordeeld dat klagers een (afgeleid) verschoningsrecht toekomt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. H. Manuel en
mr. A.S. Metgod, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Klunder, griffier, en in het openbaar uitgesproken op de terechtzitting van 30 september 2022.
De jongste rechter is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Een eerdere hervatting van het onderzoek bleek niet mogelijk, nu het door de rechter-commissaris te verrichten onderzoek op dat moment nog niet was afgerond.
2.Zie r.o. 5 van de tussenbeschikking van 10 december 2021.