ECLI:NL:RBOVE:2022:287

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 februari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
08/249277-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verboden wapenbezit door 22-jarige man zonder straf of maatregel

De rechtbank Overijssel heeft op 3 februari 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 22-jarige man die werd beschuldigd van verboden wapenbezit. De man had een verzameling wapens en munitie, waaronder verschillende soorten granaten, op zijn kamer opgeslagen. De zaak kwam aan het licht toen hij een rokende fosforgranaat in zijn tuin achterliet. Ondanks de ernst van de feiten, waarbij de rechtbank oordeelde dat de man onbezonnen had gehandeld, werd er geen straf of maatregel opgelegd. De rechtbank oordeelde dat zijn handelen niet voortkwam uit de wil om schade toe te brengen aan personen of goederen. Bovendien had de man zijn leven op orde gebracht na een moeilijke jeugd, en er was een aanzienlijke tijd verstreken tussen de vondst van de wapens en het vonnis. De rechtbank concludeerde dat er geen redelijk doel gediend zou zijn met het opleggen van een straf of maatregel, en sprak de man vrij van verdere beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/249277-19 (P)
Datum vonnis: 3 februari 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 januari 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. P. Koreman en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. A.R. Maarsingh, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte een hoeveelheid munitie, verschillende soorten granaten, (wezenlijke onderdelen van) vuurwapens en een imitatiewapen in bezit heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 11 augustus 2019 te Deventer munitie van categorie II van de Wet wapens en munitie en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten meerdere (ongeveer 883) stuks munitie (klein kaliber)voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 11 augustus 2019 te Deventer meerdere wapens van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een kartetsgranaat, 18 pdr, zonder ontsteker, verschoten en/of
- een rookgranaat, 25 pdr, met restant tijdschokbuis No 221 B, verschoten, (Engeland) en/of
- een rookgranaat, 105 mm M 84, met restant ontsteker, verschoten, (Amerika) en/of
- een kartetsgranaat, 13,5 cm, zonder ontsteker, verschoten, (Duitsland) en/of
- een scherfhandgranaat, No 23, zonder ontsteker, (Engeland) en/of
- een scherfhandgranaat, Mk II, zonder ontsteker, (Amerika) en/of
- een scherfhandgranaat, No.1, zonder ontsteker, (Nederland) en/of
- een kartetsgranaat, 60 pdr, zonder ontsteker, verschoten, (Engeland) en/of
- een brisantgranaat, 18 pdr, zonder ontsteker, verschoten, (Engeland) en/of
- een restant, steelhandgranaat Model 1916, (Duitsland) en/of
- een restant, lanceerinrichting granaatwerper, Panzerfaust, (Duitsland) en/of
- een brisantgranaat, 2 inch mortier met schokbuis No 151/161, verschoten, (Engeland) en/of
- een brisantgranaat, 3,7 cm C-30 Kriegs marinel, met restant ontsteker, niet verschoten, Duitsland) en/of
- een pantserbrandgranaat, 2 cm, niet verschoten, (Duitsland) en/of
- een pantserbrandgranaat, 2 cm, niet verschoten, (Duitsland) en/of
- een scherfhandgranaat, No. 23, gewapend, (Engeland) en/of
- een scherfhandgranaat, No. 23, gewapend, (Engeland) en/of
- een scherfhandgranaat, No. 36 Mills, gewapend, (Engeland) en/of
- een scherfhandgranaat, No. 36 Mills, gewapend, (Engeland) en/of
- een restant, brisantgranaat met schokbuis M48, niet verschoten, (Amerika) en/of
- een restant, springrookhandgranaat, No. 80, (Engeland),

zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad;

3
hij op of omstreeks 11 augustus 2019 te Deventer een of meerdere (wezenlijke onderdelen van) wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten 2 restanten van vuurwapens (een loop met daaraan vast de trekkergroep en een andere loop), zijnde (wezenlijke onderdelen van) een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
4
hij op of omstreeks 11 augustus 2019 te Deventer een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een nabootsing van een machinepistool dat betreft vorm en afmeting en kleur een sprekende gelijkenis vertoond met een bestaand vuurwapen, te weten een machinepistool van het merk Erma, model MP 40 voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd. Verdachte heeft de feiten bekend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van
20 januari 2022;
2. het proces-verbaal onderzoek wapen van 26 augustus 2019 (pagina’s 93-97);
3. het proces-verbaal onderzoek wapen van 13 augustus 2019 (pagina’s 123-125).
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 11 augustus 2019 te Deventer munitie van categorie II van de Wet wapens en munitie en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 883 stuks munitie (klein kaliber) voorhanden heeft gehad;
2
hij op 11 augustus 2019 te Deventer meerdere wapens van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een kartetsgranaat, 18 pdr, zonder ontsteker, verschoten en
- een rookgranaat, 25 pdr, met restant tijdschokbuis No 221 B, verschoten, (Engeland) en
- een rookgranaat, 105 mm M 84, met restant ontsteker, verschoten, (Amerika) en
- een kartetsgranaat, 13,5 cm, zonder ontsteker, verschoten, (Duitsland) en
- een scherfhandgranaat, No 23, zonder ontsteker, (Engeland) en
- een scherfhandgranaat, Mk II, zonder ontsteker, (Amerika) en
- een scherfhandgranaat, No.1, zonder ontsteker, (Nederland) en
- een kartetsgranaat, 60 pdr, zonder ontsteker, verschoten, (Engeland) en
- een brisantgranaat, 18 pdr, zonder ontsteker, verschoten, (Engeland) en
- een restant, steelhandgranaat Model 1916, (Duitsland) en
- een restant, lanceerinrichting granaatwerper, Panzerfaust, (Duitsland) en
- een brisantgranaat, 2 inch mortier met schokbuis No 151/161, verschoten, (Engeland) en
- een brisantgranaat, 3,7 cm C-30 Kriegs marinel, met restant ontsteker, niet verschoten, Duitsland) en
- een pantserbrandgranaat, 2 cm, niet verschoten, (Duitsland) en
- een pantserbrandgranaat, 2 cm, niet verschoten, (Duitsland) en
- een scherfhandgranaat, No. 23, gewapend, (Engeland) en
- een scherfhandgranaat, No. 23, gewapend, (Engeland) en
- een scherfhandgranaat, No. 36 Mills, gewapend, (Engeland) en
- een scherfhandgranaat, No. 36 Mills, gewapend, (Engeland) en
- een restant, brisantgranaat met schokbuis M48, niet verschoten, (Amerika) en
- een restant, springrookhandgranaat, No. 80, (Engeland),
zijnde voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad;
3
hij op 11 augustus 2019 te Deventer wezenlijke onderdelen van wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een loop met daaraan vast de trekkergroep en een andere loop, zijnde wezenlijke onderdelen van een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver of pistool voorhanden heeft gehad;
4
hij op 11 augustus 2019 te Deventer een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een nabootsing van een machinepistool dat voor wat betreft vorm en afmeting en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde met een bestaand vuurwapen, te weten een machinepistool van het merk Erma, model MP 40, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 13 en 26 jo. 55 van de Wet wapens en munitie (WWM). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feiten 1 en 3
telkens het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 2
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 7°;
feit 4
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden bestraft volgens het adolescentenstrafrecht. Hij heeft gevorderd om aan verdachte op te leggen een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat een straf niet op zijn plaats is. Hij heeft verzocht om een schuldigverklaring zonder straf. In het geval de rechtbank van oordeel is dat een straf wel passend en geboden is, heeft de raadsman de rechtbank verzocht om te bepalen dat de veroordeling geen reden mag zijn om de afgifte van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) te weigeren.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van munitie, granaten, delen van wapens en een imitatiewapen. Hij stalde zijn wapencollectie uit op planken op zijn kamer en bewaarde een deel ervan in een metalen kist. De rechtbank rekent verdachte met name het voorhanden hebben van aanzienlijke hoeveelheden munitie en granaten aan. Met het voorhanden hebben van dergelijke explosieve wapens heeft verdachte niet alleen zichzelf, maar ook zijn omgeving blootgesteld aan groot gevaar. Ook heeft hij het gevoel van veiligheid van de omwonenden geschaad. De verzameling kwam aan het licht toen verdachte een rokende fosforgranaat in de tuin had achtergelaten. Woningen moesten worden ontruimd en de Explosieven Opruimingsdienst Defensie is ingeschakeld om een en ander veilig te stellen en te ontmantelen. Verdachte mag van geluk spreken dat de explosieven in zijn woning niet tot ontploffing zijn gekomen. Was dat wel gebeurd, dan had dat grote gevolgen kunnen hebben zowel voor zowel verdachte zelf, als voor de omwonenden.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van verdachte van 17 december 2021. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking kwam.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het rapport van de reclassering van 13 september 2021, opgesteld door [naam] (hierna: [naam] ). In het rapport is te lezen dat verdachte, na een turbulente jeugd met traumatische ervaringen, zijn leven goed op orde heeft. Hij woont zelfstandig, werkt als beveiliger binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen en hij richt zich op een toekomst bij Defensie. Verdachte heeft geen schulden, er is geen sprake van verslavingsproblematiek en er lijkt ook geen sprake van psychische problematiek. [naam] kenschetst verdachte als een verzamelaar van allerhande spullen, waaronder ook kogels en granaten, uit de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Verdachte lijkt het (explosie)gevaar van een deel van zijn verzameling te hebben onderschat. De reclassering wijt dit aan zijn jeugdige leeftijd. De reclassering heeft de risico’s op recidive, letselschade en onttrekking ingeschat als zijnde laag. Een controle in de woning van verdachte begin 2022 heeft uitgewezen dat hij geen gevaarlijke en verboden objecten meer aan zijn collectie heeft toegevoegd.
Ter terechtzitting heeft verdachte blijk gegeven van de enorme impact die de strafzaak op zijn leven heeft gehad en nog steeds heeft. Hij heeft ook laten zien dat hij inmiddels inzicht heeft verworven in het gevaar van zijn handelen en heeft oprecht berouw getoond.
Geen straf of maatregel
Gelet op het ernstige gevaarzettende karakter van de bewezenverklaarde feiten en de aantasting van het basale gevoel van veiligheid waarop een ieder recht heeft, is naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf passend.
De rechtbank ziet in de persoon van verdachte en de omstandigheden van het geval echter redenen om een dergelijke straf in dit geval niet op te leggen. Allereerst overweegt de rechtbank dat verdachte, ten tijde van de bewezenverklaarde feiten, achttien jaar oud was en zijn verzameling als zestienjarige was begonnen. Zijn handelen was bovendien onbezonnen, maar kwam in geen geval voort uit de wil om personen of goederen schade toe te brengen. Daarnaast heeft verdachte zijn leven, geheel op eigen kracht, op orde gebracht, ondanks de moeilijke en traumatische gebeurtenissen die hij als kind en tiener heeft meegemaakt. Daar komt bij dat er bijna tweeëneenhalf jaren zijn verstreken tussen de vondst van de wapens en munitie en het vonnis van de rechtbank. De rechtbank houdt er rekening mee dat de strafzaak – mede door het lange tijdsverloop – een negatieve invloed heeft gehad op het leven van verdachte. Daarnaast houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig ander strafbaar feit. Gevaar voor recidive is niet aanwezig. Verder weegt de rechtbank mee dat verdachte ter terechtzitting duidelijk heeft gemaakt dat hij begrijpt wat zijn handelen teweeg heeft gebracht en teweeg had kunnen brengen. Tot besluit overweegt de rechtbank dat gelet op de impact van de aanhouding, de dreiging van de strafzaak en het onderzoek ter terechtzitting voor verdachte, in dit geval voldaan is aan het vergeldingsdoel dat een op te leggen straf zou hebben gehad.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat geen enkel redelijk doel meer is gediend met het opleggen van een straf of maatregel. Zij zal verdachte dan ook geen straf of maatregel opleggen.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1 en 3
telkens het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 2
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 7°;feit 4
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, en 4 bewezen verklaarde;
geen straf of maatregel
- bepaalt dat
geen straf of maatregelwordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Metgod, voorzitter, mr. J. de Ruiter en
mr. V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, District IJsselland, met nummer PL0600-2019356935. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.