Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te [woonplaats] ),
wonende te [woonplaats] ,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vordert de eiser, [eiser], dat de gedaagde, [gedaagde], wordt veroordeeld tot betaling van achterstallige huur en ontruiming van het gehuurde pand. De gedaagde huurt sinds 1 april 2020 een pand van de eiser, met een maandelijkse huurprijs van € 2.500,00. Er zijn echter gebreken aan het gehuurde, en de gedaagde heeft een huurachterstand laten ontstaan. Eerder heeft de kantonrechter in een vonnis van 26 april 2022 geoordeeld dat de gedaagde een huurachterstand van € 10.027,50 had, maar dat de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming werd afgewezen, omdat de gedaagde de huurachterstand grotendeels had ingelopen. De gedaagde heeft echter opnieuw een huurachterstand van € 8.832,08 laten ontstaan, die zij vlak voor de mondelinge behandeling heeft betaald.
Tijdens de mondelinge behandeling op 20 september 2022 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De eiser vordert nu dat de gedaagde het gehuurde ontruimt en de achterstallige huur van € 3.500,00 betaalt, vermeerderd met rente en kosten. De gedaagde stelt echter dat de eiser in gebreke is gebleven met het herstel van gebreken aan het gehuurde en doet een beroep op een opschortingsrecht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat beide partijen na het eerdere vonnis weinig actie hebben ondernomen. De vordering tot ontruiming wordt afgewezen, omdat de gedaagde grotendeels aan haar verplichtingen heeft voldaan en de eiser niet heeft aangetoond dat hij de gebreken heeft hersteld.
De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 3.500,00 aan achterstallige huur, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de gedaagde in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitgesproken door mr. A.M.S. Kuipers op 4 oktober 2022.