Op 4 oktober 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak van verzoekers tot wraking, [verzoeker 1] en zijn moeder, tegen kantonrechter mr. H.F.J.M. Schröder. De verzoekers hebben op 11 juli 2022 tijdens een openbare zitting een wrakingsverzoek ingediend, omdat zij twijfels hadden over de onpartijdigheid van mr. Schröder. Dit verzoek volgde na een ordemaatregel die mr. Schröder had opgelegd, waarbij de moeder tijdelijk de zitting moest verlaten. De moeder stelde dat mr. Schröder in een eerdere zaak een ongepaste opmerking had gemaakt, wat haar vertrouwen in zijn onpartijdigheid had geschaad. Ook [verzoeker 1] gaf aan geen vertrouwen te hebben in de onpartijdigheid van de rechter, verwijzend naar een eerdere uitspraak die hij zich niet goed kon herinneren.
De wrakingskamer heeft de verzoeken tot wraking ongegrond verklaard. De kamer oordeelde dat er geen concrete feiten of omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid van mr. Schröder objectief gerechtvaardigd maakten. De gang van zaken op de zitting van 11 juli 2022 werd als normaal en passend voor de rol van de rechter beschouwd. De wrakingskamer concludeerde dat de moeder niet voldoende had onderbouwd waarom haar eerdere ervaringen met mr. Schröder aanleiding gaven voor een wraking. De vaagheid van de beschuldigingen en het ontbreken van concrete details over de eerdere uitspraak maakten het verzoek niet toewijsbaar. De beslissing werd openbaar uitgesproken, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.