ECLI:NL:RBOVE:2022:2764

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 oktober 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
08-952044-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hennepkwekerijzaak wegens onvoldoende bewijs

Op 3 oktober 2022 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 52-jarige man, die werd verdacht van betrokkenheid bij een hennepkwekerij. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk telen en aanwezig hebben van 1.200 hennepplanten in de periode van 1 januari 2019 tot en met 9 april 2020 in Steenwijk. Tijdens de openbare terechtzitting op 19 september 2022 heeft de rechtbank de vordering van de officieren van justitie, mr. R. Janssens en mr. M. Hoekstra, gehoord, evenals de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw J.M.M. Pinners.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officieren van justitie hebben gevorderd dat de verdachte werd vrijgesproken, omdat zijn rol in de zaak van onvoldoende betekenis was om wettig en overtuigend bewijs te leveren voor medeplegen of medeplichtigheid. De verdediging heeft betoogd dat er onvoldoende bewijs was om de tenlastelegging te onderbouwen, en dat de verdachte geen wetenschap had van de hennepkwekerij in de door hem verhuurde units.

Na zorgvuldige overweging heeft de rechtbank geoordeeld dat niet bewezen kon worden dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde had begaan. De rechtbank heeft de verdachte dan ook vrijgesproken van alle beschuldigingen. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. G.H. Meijer als voorzitter, en is openbaar gemaakt op 3 oktober 2022.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-952044-20 (P)
Datum vonnis: 3 oktober 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1970 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] ,

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 september 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie mr. R. Janssens en mr. M. Hoekstra en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw J.M.M. Pinners, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 1 januari 2019 tot en met 9 april 2020 in Steenwijk samen met anderen opzettelijk 1.200 hennepplanten heeft geteeld en aanwezig heeft gehad in een pand aan [adres 2] of medeplichtig is geweest daaraan.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 9 april 2020, in elk geval in de periode van 1 februari 2020 tot en met 9 april 2020, te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2] , (ruimte [nummer 1] en/of [nummer 2] ) ongeveer (in totaal) 1200, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 9 april 2020, te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan [adres 2] (in ruimte [nummer 1] en/of [nummer 2] ) ongeveer (in totaal) 1200, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk€ misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1. januari 2019 tot en met 9 april 2020, te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die Heskes en/of die Lokker en/of die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand/ruimtes voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen en/of te verhuren.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officieren van justitie ontvankelijk zijn in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. De rol van verdachte is van onvoldoende betekenis om wettig en overtuigend te bewijzen dat hij als medepleger kan worden aangemerkt.
Ook kan niet worden vastgesteld dat verdachte bij het aangaan van de huurovereenkomst met medeverdachte [medeverdachte 2] opzet had op het leveren van een bijdrage aan het strafbare feit, waardoor de medeplichtigheid aan het telen van hennep niet kan worden bewezen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – overeenkomstig een aan de rechtbank overgelegde pleitnotitie – betoogd dat verdachte vrijgesproken moet worden van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Op basis van het procesdossier en de overgelegde stukken is er onvoldoende bewijs om het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen. Er blijkt niet dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de hennepkwekerij in de door hem aan medeverdachte [medeverdachte 2] verhuurde unit. Daarnaast is er geen bewijs dat hij enige criminele intenties had bij de verhuur van de twee units aan medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. M. van Berlo en mr. drs. K.A. Schönbeck, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Bruin griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2022.
Buiten staat
De voorzitter en mr. drs. K.A. Schönbeck zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.