ECLI:NL:RBOVE:2022:2763

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
08.142145.22 (P) en 08.025437.21 (tul alg) en 08.025437.21 (tul bv)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal met geweld, bedreiging en belediging van politieambtenaren door een 19-jarige verdachte

Op 4 oktober 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 19-jarige verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, bedreiging met mishandeling en belediging van politieambtenaren. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte op 7 juni 2022 in Zwolle een fiets heeft gestolen van [naam 1] door geweld en bedreiging. Tijdens zijn aanhouding heeft hij zich verzet tegen de politie, waarbij hij meerdere agenten heeft beledigd en bedreigd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, en moest drie vorderingen van elk €375 aan immateriële schadevergoeding betalen aan de betrokken politieambtenaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, ernstig geweld had gebruikt en geen respect toonde voor de autoriteit van de politie. De rechtbank hield rekening met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten en de impact van zijn daden op de slachtoffers. De tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van 40 dagen werd ook bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.142145.22 (P) en 08.025437.21 (tul alg) en 08.025437.21 (tul bv)
Datum vonnis: 4 oktober 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres 1] ,
nu verblijvende in de P.I. Almelo te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 september 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.C. Diesfeldt en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. T.H. Westerhof-Dijkstra, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 7 juni 2022 te Zwolle:
feit 1:een fiets van [naam 1] heeft gestolen door (dreiging met) geweld;
feit 2:zich tegen zijn aanhouding door drie politieambtenaren heeft verzet wat enig letsel bij één van de politieambtenaren tot gevolg heeft gehad;
feit 3:drie politieambtenaren heeft mishandeld door bloed en speeksel in hun gezicht en op hun lichaam te spugen;
feit 4:vier politieambtenaren met de dood en zware mishandeling heeft bedreigd;
feit 5:vier politieambtenaren heeft beledigd met verschillende teksten.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 7 juni 2022 te Zwolle een fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 1] en/of [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- die [naam 1] en/of [naam 2] een of meerma(a)l(en)(met twee handen) te duwen en/of
- die [naam 2] in haar arm(en) te knijpen en/of
- die [naam 1] en/of [naam 2] de woorden toe te voegen: "Kanker" en/of "Ik duw jullie gewoon, dat interesseert mij geen kanker" en/of
- voornoemde fiets uit de handen van die [naam 1] en/of [naam 2] te trekken en/of
- te trachtte om die [naam 1] en/of [naam 2] te schoppen en/of te trappen;
2.
hij op of omstreeks 7 juni 2022 te Zwolle, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] (hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland) en/of [verbalisant 2] (brigadier bij de Eenheid Oost-Nederland) en/of [verbalisant 3] (hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland) en/of [verbalisant 4] (hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte, door:
- jegens die [verbalisant 4] de woorden toe te voegen: "Blijf van mij af, jij moet mij niet aanraken" en/of
- zich voortdurend in een tegenovergestelde richting te bewegen als waar die [verbalisant 4] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] hem probeerden te brengen en/of
- de handen van die [verbalisant 4] van zich af te slaan en/of af te duwen en/of (vervolgens) te trachtte om de zaklamp van die [verbalisant 4] te pakken en/of
- die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] dreigend de woorden toe te voegen dat hij, verdachte, hen ging opzoeken en hen dood zou schieten en/of
- die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] een of meerma(a)l(en) de woorden toe te voegen: "Kankerlijers", althans woorden van gelijke beledigende

aard en/of strekking en/of

- een of meerma(a)l(en) (bloed en/of speeksel) in de richting van die [verbalisant 3] en/of [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] te spugen, terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een wond op de (rechter) (ring)vinger bij die [verbalisant 3] ten gevolge heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 7 juni 2022 te Zwolle, een of meer ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] (hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland) en/of [verbalisant 2] (brigadier bij de Eenheid Oost-Nederland) en/of [verbalisant 3] (hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland) gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening heeft mishandeld door een of meerma(a)l(en) (bloed en/of speeksel) te spugen in/op/tegen het gezicht, althans het lichaam, van die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] ;
4.
hij op of omstreeks 7 juni 2022 te Zwolle een of meer ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] (hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland) en/of [verbalisant 2] (brigadier bij de Eenheid Oost-Nederland) en/of [verbalisant 3] (hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland) en/of [verbalisant 4] (hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] een of meerma(a)l(en) dreigend de woorden toe te voegen:
- "Ik ga jullie kankerdood maken" en/of
- "Wacht maar, ik zoek je op en schiet je dood" en/of
- "Ik zoek jullie op en maak jullie dood" en/of
- "Ik maak jullie dood" en/of
- "Ik ga jullie kankerdoodmaken nu" en/of
- "Je kan wel stoer doen, maar ik ga je kankerneus breken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij op of omstreeks 7 juni 2022 te Zwolle opzettelijk een of meer ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] (hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland) en/of [verbalisant 2] (brigadier bij de Eenheid Oost-Nederland) en/of [verbalisant 3] (hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland) en/of [verbalisant 4] (hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hun een of meerma(a)l(en) de woorden toe te
voegen:
- "Kankerwouten" en/of "Kankerlijers" en/of "Homo" en/of
- "Ik neuk jullie kankermoeders" en/of
- "Wat zijn jullie voor kankerpussies" en/of
- "Vuile kankerwouten" en/of
- "Jullie zijn kankermietjes" en/of
- "Ik wil jullie kankerneuken nu he" en/of
- "Ik zie dat je kankerbang bent. Je bent een kleine bitch" en/of
- "Je bent een kankerboef. Wolla, ik jij kankermoeder neuken. Ik ga je kankermoeder neuken. Als ik de kans krijg om je kankermoeder te neuken, ik ga je kankermoeder

neuken", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Hierbij heeft de officier van justitie ten aanzien van feit 2 opgemerkt dat de onder het vierde gedachtestreepje tenlastegelegde beledigende opmerkingen niet als wederspannigheid kunnen worden gekwalificeerd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de hem onder 1 ten laste gelegde diefstal met geweld moet worden vrijgesproken, primair omdat het oogmerk bij verdachte ontbrak om zich de fiets wederrechtelijk toe te eigenen en subsidiair omdat de wegneming niet is voltooid en het is gebleven bij een poging.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte weliswaar heeft verklaard dat het zou kunnen dat hij wederspannig is geweest, maar dat de onder het eerste gedachtestreepje ten laste gelegde tekst: “blijf van mij af, jij moet mij niet aanraken” niet tot wederspannigheid leidt en verdachte daarom van dit onderdeel moet worden vrijgesproken. Dit geldt ook voor de omstandigheid dat feit 2 enig lichamelijk letsel bij politieambtenaar [verbalisant 3] tot gevolg heeft gehad, aangezien niet kan worden vastgesteld hoe deze politieambtenaar zijn wond heeft opgelopen.
Ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde mishandeling heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit omdat volgens haar niet is gebleken dat verdachte opzet had om de politieambtenaren te mishandelen en dat niet is uitgesloten dat verdachte het bloed, dat hij ten gevolge van de klap in zijn gezicht in zijn mond had gekregen en in zijn mondmasker proefde, slechts kwijt wilde raken. Een aanwijzing hiervoor is dat het spugen niet gepaard ging met bedreigende uitingen. Bovendien ontbreekt bewijs dat er bloed daadwerkelijk op de handen en het gezicht van de politieambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] terecht is gekomen, aangezien dit niet op de camerabeelden is te zien, zo stelt de raadsvrouw.
Ten aanzien van de onder 4 ten laste gelegde bedreigingen heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken omdat sprake was van een onbeheerste uiting van woede en frustratie nadat verdachte bij zijn aanhouding een klap in zijn gezicht had gekregen, hetgeen volgens de raadsvrouw onder die omstandigheid geen bedreiging oplevert.
Ten aanzien van de onder 5 ten laste gelegde belediging van politieambtenaren heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat het woord “homo” niet beledigend is. Daarnaast heeft de raadsvrouw de vraag opgeworpen of de woorden “kankerpussies” en “kankermietjes” beledigend zijn.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
Op grond van de aangifte van [naam 1] , de verklaring van de getuige [naam 2] , het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden van het voorval zijn beschreven en het proces-verbaal van bevindingen waarin staat beschreven dat verdachte voldeed aan het door meldster opgegeven signalement, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 tenlastegelegde gewelddadige gedragingen heeft verricht.
De rechtbank leidt uit deze bewijsmiddelen af dat verdachte het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van de fiets heeft gehad. Verdachte heeft gezegd: “ik neem de fiets mee” en is vervolgens op de fiets gesprongen. Toen aangeefster [naam 1] en getuige [naam 2] hem bij het wegrijden probeerden tegen te houden heeft verdachte geweld gebruikt en begon hij te schelden. Nadat aangeefster de fietssleutel uit het slot had getrokken, heeft verdachte de fiets vervolgens opgetild, boven zijn schouder meegenomen en uiteindelijk iets verderop in de bosjes gegooid.
Door deze handelwijze is verdachte als heer en meester over de fiets gaan beschikken en is bij hem sprake geweest van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Nu verdachte zich de feitelijke heerschappij over de fiets heeft verschaft is ook sprake van een voltooide wegnemingshandeling. Gelet hierop worden de verweren van de raadsvrouw hieromtrent verworpen.
De onder 1 tenlastegelegde diefstal met geweld is daarom wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2:
Op de terechtzitting van 20 september 2022 heeft verdachte bekend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan dit feit. Verdachte heeft verklaard dat hij zich tegen zijn aanhouding heeft verzet omdat hij boos was over de manier waarop hij werd aangehouden.
Gelet op voorgaande verklaring van verdachte stelt de rechtbank vast dat ten aanzien van de onder feit 2 tenlastegelegde gedragingen sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank zal daarom ten aanzien van deze gedragingen volstaan met een opsomming in de bijlage van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring daarvan hebben geleid.
De rechtbank acht ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tegen politieambtenaar [verbalisant 4] heeft gezegd: “blijf van mij af, jij moet mij niet aanraken”. Dat deze woorden los van de overige gedragingen niet tot wederspannigheid leiden, zoals de raadsvrouw stelt, doet er niet aan af dat wel bewezen kan worden verklaard dat verdachte deze woorden heeft geuit.
Deze woorden zijn ook van belang nu zij de context van de overige bewezenverklaarde gedragingen bevestigen.
De raadsvrouw stelt daarnaast dat niet bewezen kan worden verklaard dat het feit enig lichamelijk letsel bij politieambtenaar [verbalisant 3] tot gevolg heeft gehad, maar de rechtbank acht dit onderdeel ook bewezen. Verbalisant [verbalisant 3] heeft in zijn aangifte op 8 juni 2022 immers duidelijk verklaard dat hij, toen hij op het bureau aankwam, een wondje op zijn rechter ringvinger zag en dat hij dit wondje bij de aanhouding van verdachte heeft opgelopen.
De onder 2 tenlastegelegde wederspannigheid met lichamelijk letsel als gevolg is daarom wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3:
De verdachte wordt verweten dat hij de politieambtenaren, [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] tijdens hun werk heeft mishandeld door bloed en speeksel in hun gezicht en op hun lichaam te spugen.
Op grond van de dossierstukken kan worden vastgesteld dat verdachte voormelde verbalisanten met bloed en speeksel in hun gezicht en/of op het lichaam heeft gespuugd. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of dit ook mishandeling oplevert.
Onder ‘mishandeling’ in de zin van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) moet worden verstaan het opzettelijk en zonder rechtvaardigingsgrond aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn, het opzettelijk benadelen van de gezondheid alsmede – onder omstandigheden - het bij een ander teweegbrengen van een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam. In dat laatste geval moet dan sprake zijn van
lichamelijkeonlust of een (zeer) onaangename
fysiekeervaring.
Onder omstandigheden kan het bespuugd worden in het gezicht of op het lichaam een zeer onaangename fysieke ervaring zijn, die als mishandeling kan worden gekwalificeerd. Dat dit in het concrete geval voor de bespuugde verbalisanten ook daadwerkelijk het geval is geweest, kan naar het oordeel van de rechtbank echter niet op grond van de dossierstukken worden vastgesteld.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in het proces-verbaal van aangifte het volgende verklaard: “
ik voelde mij door de bloedspetters in mijn nek, over mijn armen en mijn handen enorm smerig en ontdaan. Het bracht bij mij een enorm onaangenaam gevoel teweeg”. In zijn schriftelijke slachtofferverklaring van 4 juli 2022 verklaart [verbalisant 1] verder: “
ik voelde mij op dit moment enorm smerig en vernederd door de verdachte”.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft in het proces-verbaal van zijn aangifte verklaard: “
Ik voelde dat er spetters over mijn hele gezicht kwamen. Ik voelde hierdoor een hevige onlust”. Daarnaast heeft [verbalisant 2] in zijn slachtofferverklaring van 28 juni 2022 verklaard: “
dit gaf mij een naar gevoel (…) nadat ik mijn gezicht tal twee keer had schoongemaakt, had ik nog steeds het gevoel of er bloed op mijn gezicht zat. Als ik mijn lippen bevochtigde met mijn tong, had ik het gevoel dat ik zijn bloed aan het oplikken was. (…) Het is een vernederend en misselijk makend gevoel (…)”.
Verbalisant [verbalisant 3] , tot slot, heeft in het proces-verbaal van aangifte verklaard: “
Ik zag dat de man begon te spugen in de richting van mijn gezicht. Ik voelde dat zijn speeksel op mijn hand en arm kwam (…) Ik voelde dat de man nog twee keer naar mij spuugde in de richting van mijn rechter arm. Op dat moment ervaarde ik een hevige onaangename gewaarwording aan het lichaam en een onlust veroorzakende gewaarwording”. In zijn slachtofferverklaring van 15 juni 2022 heeft [verbalisant 3] verklaard: “
Ik voelde mij na de melding vies, ik wilde meteen douchen. Ik voelde mij door het spugen vernederd”.
Van enig fysiek gevolg, in de termen van de Hoge Raad van het op 11 februari 1929 gewezen arrest (NJ 1929, p. 503) “min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwordingen in of aan het lichaam”, dat maakt dat (mogelijk) van mishandeling kan worden gesproken, blijkt uit de voorhanden bewijsmiddelen niet.
Het zich ‘smerig en vernederd voelen’ duidt veel meer op een “leed opleverende gemoedsaandoening", oftewel een onaangename psychische ervaring.
Weliswaar heeft verbalisant [verbalisant 3] verklaard dat hij een onaangename gewaarwording aan zijn lichaam heeft ervaren, maar hij heeft niet nader ingevuld waaruit deze gewaarwording aan zijn lichaam heeft bestaan. Dit geldt ook voor het misselijkmakende gevoel waarover [verbalisant 2] in zijn slachtofferverklaring heeft verklaard. Onvoldoende duidelijk is of er sprake was van concrete misselijkheid, hoe hevig die, als aan de orde, was en hoe lang deze dan zou hebben geduurd. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de onder 3 ten laste gelegde mishandeling van de politieambtenaren niet wettig en overtuigend bewezen, zodat zij verdachte daarvan zal vrijspreken.
Ten aanzien van feit 4:
Ook op de terechtzitting van 20 september 2022 heeft verdachte bekend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan dit feit.
Gelet op voorgaande verklaring van verdachte stelt de rechtbank vast dat ten aanzien van de onder feit 4 tenlastegelegde gedragingen sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank zal daarom ten aanzien van deze gedragingen volstaan met een opsomming in de bijlage van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring daarvan hebben geleid.
De onder 4 tenlastegelegde bedreigingen met de dood en zware mishandeling is daarom wettig en overtuigend bewezen. Dat sprake zou zijn geweest van een onbeheerste uiting van woede en frustratie, zoals de raadsvrouw stelt, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
Hiertoe is redengevend dat door het handelen van verdachte bij de politieambtenaren in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat de misdrijven waarmee werd gedreigd ook zouden worden gepleegd.
Ten aanzien van feit 5:
Op de terechtzitting van 20 september 2022 heeft verdachte bekend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan dit feit.
Gelet op voorgaande verklaring van verdachte stelt de rechtbank vast dat ten aanzien van de onder feit 5 tenlastegelegde bewoordingen sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank zal daarom ten aanzien van deze gedragingen volstaan met een opsomming in de bijlage van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring daarvan hebben geleid.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het woord “homo” in de context waarin dit woord is geuit wel degelijk als beledigend is aan te merken. De woorden “kankerpussies” en “kankermietjes” hebben zonder meer een beledigend karakter.
De onder 5 tenlastegelegde belediging van ambtenaren in functie is daarom wettig en overtuigend bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 7 juni 2022 te Zwolle een fiets, die aan [naam 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [naam 1] en [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- die [naam 1] en [naam 2] meermalen (met twee handen) te duwen en
- die [naam 2] in haar arm te knijpen en
- die [naam 1] en [naam 2] de woorden toe te voegen: "Kanker" en "Ik duw jullie gewoon, dat interesseert mij geen kanker" en
- voornoemde fiets uit de handen van die [naam 1] en [naam 2] te trekken en
- te trachten om die [naam 1] en [naam 2] te schoppen;
2.
hij op 7 juni 2022 te Zwolle, zich met geweld en bedreiging met geweld, heeft verzet tegen ambtenaren, te weten [verbalisant 1] (hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland) en [verbalisant 2] (brigadier bij de Eenheid Oost-Nederland) en [verbalisant 3] (hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland) en [verbalisant 4] (hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte, door:
- jegens die [verbalisant 4] de woorden toe te voegen: "Blijf van mij af, jij moet mij niet aanraken" en
- zich voortdurend in een tegenovergestelde richting te bewegen als waar die [verbalisant 4] hem probeerden te brengen en
- de handen van die [verbalisant 4] van zich af te slaan en vervolgens te trachten om de zaklamp van die [verbalisant 4] te pakken en
- die [verbalisant 3] dreigend de woorden toe te voegen dat hij, verdachte, hem ging opzoeken en hem dood zou schieten en
- die [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en [verbalisant 3] en [verbalisant 4] meermalen de woorden toe te voegen: "Kankerlijers", althans woorden van gelijke beledigende aard of strekking en
- meermalen (bloed en speeksel) in de richting van die [verbalisant 3] en [verbalisant 1] en [verbalisant 2] te spugen, terwijl dit misdrijf en de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een wond op de rechter ringvinger bij die [verbalisant 3] ten gevolge heeft gehad;
4.
hij op 7 juni 2022 te Zwolle ambtenaren, te weten [verbalisant 1] (hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland) en [verbalisant 2] (brigadier bij de Eenheid Oost-Nederland) en [verbalisant 3] (hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland) en [verbalisant 4] (hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] een of meermalen dreigend de woorden toe te voegen:
- "Ik ga jullie kankerdood maken" en
- "Wacht maar, ik zoek je op en schiet je dood" en
- "Ik zoek jullie op en maak jullie dood" en
- "Ik maak jullie dood" en
- "Ik ga jullie kankerdoodmaken nu" en
- "Je kan wel stoer doen, maar ik ga je kankerneus breken";
5.
hij op 7 juni 2022 te Zwolle opzettelijk ambtenaren, te weten [verbalisant 1] (hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland) en/of [verbalisant 2] (brigadier bij de Eenheid Oost-Nederland) en/of [verbalisant 3] (hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland) en/of [verbalisant 4] (hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland), gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hun een of meermalen de woorden toe te
voegen:
- "Kankerwouten" en "Kankerlijers" en "Homo" en
- "Ik neuk jullie kankermoeders" en
- "Wat zijn jullie voor kankerpussies" en
- "Vuile kankerwouten" en
- "Jullie zijn kankermietjes" en
- "Ik wil jullie kankerneuken nu he" en
- "Ik zie dat je kankerbang bent. Je bent een kleine bitch" en
- "Je bent een kankerboef. Wolla, ik jij kankermoeder neuken. Ik ga je kankermoeder neuken. Als ik de kans krijg om je kankermoeder te neuken, ik ga je kankermoeder neuken".
e rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 180, 181, 285, 266, 267, 312 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld of bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
feit 2
het misdrijf:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmee gepaard gaande feitelijkheid enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
feit 4
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
en
bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 5
het misdrijf:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om te volstaan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 3 jaar. De raadsvrouw heeft daarbij verzocht om rekening te houden met de beperkingen die verdachte heeft, zoals deze blijken uit het reclasseringsrapport, en die het gedrag van verdachte volgens de raadsvrouw verklaren. Daarnaast heeft de raadsvrouw erop gewezen dat verdachte nog jong is, dat hij zijn les inmiddels heeft geleerd en dat hij plannen voor de toekomst heeft.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich ’s avonds laat op de openbare weg in Zwolle schuldig gemaakt aan een straatroof. Toen het toevallige slachtoffer en een vriendin van haar buiten op straat stonden te praten, sprong verdachte op haar fiets. Toen zij verdachte vervolgens probeerden tegen te houden heeft hij geweld gebruikt om de fiets mee te kunnen nemen.
Kort hierna heeft verdachte zich bij zijn aanhouding ernstig verzet. Hij heeft daarbij vier politieambtenaren bedreigd en beledigd. Eén van de politieambtenaren is daarbij licht gewond geraakt. Bij zijn aanhouding en tijdens het vervoer naar het politiebureau heeft hij ook speeksel en bloed op de politieambtenaren gespuugd, wat ontzettend smerig is.
Dergelijke delicten getuigen van geen enkel respect jegens het door de politie vertegenwoordigde gezag. Door aldus te handelen heeft verdachte niet alleen blijk gegeven van een minachting voor het bevoegd gezag, maar ook van minachting voor de lichamelijke integriteit van een individuele gezagsdrager.
Dit gedrag heeft op de slachtoffers impact gehad, hetgeen ook duidelijk is geworden uit de door de politieambtenaren [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] ingediende slachtoffer verklaringen. Verdachte heeft verklaard dat hij die avond veel had gedronken, dat hij zich van de straatroof niets kan herinneren en dat hij de andere feiten heeft gepleegd omdat hij boos was omdat hij bij de aanhouding door een politieagent in zijn gezicht was geslagen.
De rechtbank acht het zorgelijk dat verdachte zich op zo’n jonge leeftijd schuldig maakt aan dergelijk ernstig wangedrag. Verdachte heeft geen enkel oog voor het feit dat de personen in de politie-uniformen gewone mensen zijn die hun werk doen en zich inzetten voor een veiligere samenleving. De rechtbank rekent verdachte zijn gedrag dan ook zwaar aan.
Naar het oordeel van de rechtbank komt verdachte zonder meer een gevangenisstraf toe. Een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is noodzakelijk, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, zijn niet aanwezig.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de justitiële documentatie van verdachte van 11 augustus 2022, waaruit blijkt dat verdachte bij uitspraken van 3 juni 2021 en 15 oktober 2021 door de kinderrechter in de rechtbank Overijssel is veroordeeld voor geweldsdelicten, ook voor geweld tegen de politie.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat de oriëntatiepunten van het Landelijk
Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. In deze oriëntatiepunten
voor straftoemeting wordt voor een straatroof met licht geweld een gevangenisstraf van 6
maanden als uitgangspunt gehanteerd, en in geval van recidive ter zake van een soortgelijk feit 8 maanden. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten voor bedreiging en belediging van politieambtenaren.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer naar voren komen in het reclasseringsrapport van 6 september 2022. Hierin staat geschreven dat verdachte een problematische opvoedsituatie kent en dat er risicofactoren zijn gelegen in zijn psychosociaal functioneren en houding. Vanwege zijn ADD, vastgesteld in de Pro justitia rapportage van 2021, lijkt hij onvoldoende in staat om de risico's van zijn handelen te overzien. Het ontbreekt hem aan voldoende zelfregulatie om zijn impulsen te controleren, waardoor hij geneigd is met (verbaal) geweld te reageren. Daarnaast heeft hij moeite met autoriteit, wat zou passen bij de in 2020 door Accare gediagnosticeerde ODD. Verdachte is volgens de reclassering zelfbepalend en lijkt weinig open te staan voor hulpverlening.
De kans op recidive en letselschade wordt als hoog ingeschat omdat verdachte onvoldoende in staat is om zijn emoties te reguleren, waardoor hij regelmatig in conflict komt.
Ondanks dat een behandeling gericht op zelfregulatie en agressiebeheersing volgens de reclassering recidive verlagend zou kunnen werken, adviseert de reclassering toch om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat de reclassering geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. Dit aangezien aan verdachte al twee keer eerder jeugdreclasseringstoezicht is opgelegd en dat deze beiden zijn geretourneerd omdat verdachte zich niet hield aan de voorwaarden. Van intrinsieke motivatie is geen sprake.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf op leggen. Overeenkomstig de eis van de officier van justitie acht de rechtbank, ook vanwege de samenhang tussen de delicten, een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partijen [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3]
[verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Zij vorderen, ieder voor zich, verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 375,00 (driehonderd vijfenzeventig euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen geheel dienen te worden toegewezen, met wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen omdat verdachte van de feiten moet worden vrijgesproken.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat deze immateriële schade gematigd dient te worden tot een bedrag van € 250,00 omdat er ook sprake is geweest van geweldstoepassing door de politie.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partijen.
Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast
De benadeelde partijen zijn door het bewezenverklaarde in hun eer of goede naam geschaad. Aannemelijk is geworden dat zij hierdoor immateriële schade hebben geleden en de rechtbank zal deze grondslag hanteren voor het toewijzen van de immateriële schadevordering.
De rechtbank ziet in dit geval, gelet op alle omstandigheden van het geval, aanleiding om de
immateriële schade naar billijkheid telkens te begroten op het gevorderde bedrag van
€ 375,00.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met telkens 7 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
9. De vorderingen tenuitvoerlegging (zowel tul algemeen als tul bijzondere voorwaarden)
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Zwolle van 3 juni 2021 (parketnummer 08.025437-21), te weten een jeugddetentie van 40 dagen, geheel ten uitvoer zal worden gelegd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de bijzondere voorwaarden op te heffen en om de proeftijd te verlengen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie met het parketnummer 08.025437-21 wegens het overtreden van de algemene voorwaarden moet worden toegewezen aangezien gebleken is dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.
Gelet hierop zal de rechtbank de officier van justitie in de vordering tot tenuitvoerlegging wegens overtreding van de bijzondere voorwaarden niet-ontvankelijk verklaren aangezien
de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie al op andere gronden wordt gelast.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 36f en 57 Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: het misdrijf:
diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld of bedreiging met geweld,
gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om,
bij betrapping op heter daad, aan zichzelf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren;
feit 2: het misdrijf:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmee gepaard
gaande feitelijkheid enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
feit 4: het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen
gepleegden
bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 5: het misdrijf:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan
een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 4 en 5 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Schadevergoeding
De vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1] , toe tot een bedrag van € 375,00 (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 1] (feiten 2 en 5): van een bedrag van € 375,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2022);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 375,00, (zegge: driehonderd vijfenzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 7 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
De vordering van de benadeelde partij [verbalisant 2]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 2] , toe tot een bedrag van € 375,00 (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 2] (feiten 2 en 5): van een bedrag van € 375,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2022);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 375,00, (zegge: driehonderd vijfenzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 7 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
De vordering van de benadeelde partij [verbalisant 3]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 3] , toe tot een bedrag van € 375,00 (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 3] (feiten 2 en 5): van een bedrag van € 375,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2022);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 375,00, (zegge: driehonderd vijfenzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 7 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08.025437-21 (tul algemene voorwaarden)
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle van 3 juni 2021 voorwaardelijk opgelegde
jeugddetentievoor de duur van
40 dagen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08.025437-21 (tul bijzondere voorwaarden)
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. de Loor, voorzitter, mr. A. van Holten, voorzitter, mr. V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2022.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam Zwolle, met nummer PL0600-2022253725. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 1:
Het proces-verbaal aangifte van 8 juni 2022, pagina’s 20 tot en met 22, inhoudende de door [naam 1] afgelegde verklaring:
8 juni 2022 omstreeks 22:45 uur (...) aan de [adres 2] in Zwolle. (...) Omstreeks 22:50 uur kwam een jongen aanlopen (...) Ik kan deze jongen omschrijven:
Grijze joggingsbroek
Zwarte jas
Donker haar
Krullen
Slippers met sokken.
Sprak Nederlands (...)
Ik hoorde de jongen zeggen:' Ik neem deze fiets mee'. Vervolgens sprong hij op mijn fiets en wilde weg fietsen (...) Samen met mijn vriendin hebben wij geprobeerd om de jongen tegen te houden.(....) Hierop werd de jongen erg agressief. (...) De jongen begon ons hard te duwen met twee handen. Ook begon hij te schelden met kanker tegen ons. Ik hoorde de jongen zeggen:' Ik duw jullie gewoon, dat interesseert mij geen kanker'. (...) De jongen trok de fiets echt uit onze handen en duwde mijn vriendin met twee handen heel hard weg. De jongen was helemaal wild en probeerde ons te schoppen. Vervolgens nam de jongen mijn fiets mee. Mijn vriendin hield de bagagedrager vast, waarna ik snel de fietssleutel eruit kon trekken. (...) Hierna nam de jongen de fiets boven zijn schouder mee (...)ik heb last van mijn knie. Dit komt vermoedelijk dat ik de fiets tegen mijn knie aan heb gekregen bij het duw en trek werk.
Het proces-verbaal van verhoor getuige van 8 juni 2022, pagina's 42 en 43, inhoudende de door [naam 2] afgelegde verklaring:
7 juni 2022, omstreeks 22:55 uur (...) aan de [adres 2] te Zwolle (...) Ik zag dat een man in de richting van de fiets van mijn vriendin [naam 1] liep. (...) Ik zag dat hij op de fiets ging zitten en weg probeerde te fietsen. Ik (...) pakte de fiets vast. Ik bleef de fiets vasthouden en trok deze naar achter. Ik voelde dat de man mij kneep in mijn arm en mij weg probeerde te duwen.(...) Ik zag dat hij van de fiets afstapte en de fiets oppakte.(...) Ik zag dat hij de fiets van zich af gooide in de bosjes.
Het proces-verbaal bevindingen van 9 juni 2022, pagina’s 37 tot en met 39, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Ik zag dat het tweede videofragment: " [bestandsnaam] " (...) Rechtsboven in beeld zag ik de volgende tekst in witte letters staan: "2022-06-07 22:51:53" en linksonder in beeld zag ik de volgende witte tekst: "voortuin". (...) Op 22:51:53 zag ik van rechts NN1 met een fiets over de stoep langs de [adres 2] lopen. Ik zie dat NN1 de fiets optilt en met versnelde pas liep. Op 22:52:09 zag ik dat NN1 stil staat met de fiets net voorbij de T-splitsing. Op 22:52:10 zag ik dat er twee personen, NN2 en NN3, van rechts het beeld in komen lopen over diezelfde stoep langs de [adres 2] . Ik zie dat NN2 loopt met een fiets in de hand en dat NN3 hiernaast loopt. Op 22:52:18 zag ik (...) dat NN1 de fiets weer optilt en in de richting van de [adres 3] liep met de fiets. Ik zie NN2 en NN3 achter NN1 aanlopen met een afstand van ongeveer 30 meter. Op 22:52:37 zag ik dat NN1 naast vegetatie staat met de fiets. Ik zag NN1 hier staan tot 22:53:12 en vervolgens zonder fiets wegliep in de richting van de [adres 3] . (…)
(...) Ik zag dat het vijfde videofragment: "Parkeer zijkant" heette (...) rechtsboven in beeld zag ik de volgende witte tekst: "07/06/2022 22:53:44". Ik zag op de beelden de parkeerplaats van [bedrijf] en de [adres 2] .
Op 22:53:48 zag ik dat er een persoon, NN1, met een fiets in zijn handen over de stoep langs de [adres 2] liep in de richting van de [adres 3] . Ik zag op 22:53:58 dat NN1 de fiets horizontaal vast had en dat NN1 wankelde. Op 22:54:03 zag ik twee personen uit dezelfde richting als NN1 komen lopen. Ik zag dat 1 persoon, NN2, een fiets vast had en de andere, NN3, zonder fiets liep. Op 22:54:10 zag ik dat NN1 weer in de richting van de [adres 3] liep en dat NN1 uit beeld verdween.
(...)
Ik zag dat het zesde videofragment: "Winkelplein" heette (...) Ik zag (...) rechtsboven in beeld (...) de volgende witte tekst: "2022/06/07 22:53:35". (...) Ik zag rechts boven in beeld de [adres 2] .
Op 22:53:55 zag ik een persoon NN1 het beeld in komen lopen. Ik zag dat NN1 een fiets in zijn handen had. Op 22:54:20 zag ik dat NN1 de fiets liet vallen in een perkje voor de fietsenwinkel. (...) Ik zag dat NN1 de fiets weer iets optilde (...) en wegliep in de richting van de [adres 3] .
(...)
Ik zag dat het zevende videofragment: "Z6-32IPE-A (IR)" heette (...) Ik zag (...) rechtsboven in beeld (...) de volgende witte tekst: "2022/06/07 22:55:53". Ik zag op de beelden de zijkant van [bedrijf] en de t-splitsing van de [adres 2] met de [adres 3] .Op 22:55:08 zag ik linksboven in beeld een persoon, NN1, verschijnen. Ik zag dat NN1 in de richting van de [adres 3] liep en hier rechtsaf richting de stoep van de [adres 3] liep. Op 22:55:23 zag ik dat NN1 goed in beeld was. Ik kan NN1 als volgt omschrijven:
- man;
- donkere huidskleur;
- kort zwart krullend haar;
- slank postuur;
- witte oordopjes;
- zwarte jas met witte letters op de mouwen;
- donker shirt;
- grijze joggingsbroek;
- zwarte sokken;
- zwarte slippers met witte tekst;

De bovenstaande omschrijving komt volledig overeen met de aangehouden verdachte [verdachte] welke tevens op de hierboven beschreven bodycam beelden te zien is.

Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 8 juni 2022, pagina’s 44 tot en met 51, inhoudende de door verdachte [verdachte] afgelegde verklaring:
Op 7 juni 2022 (...) droeg ik (...) een grijze joggingsbroek, met daaronder zwarte Nike slippers met wit logo, een zwarte jas en een blauw shirt met een Nike logo en zwarte sokken
Het proces-verbaal bevindingen van 8 juni 2022, pagina’s 35 en 36, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] , zakelijk weergegeven:
Omstreeks 22:50 uur kregen wij de melding om te gaan de [adres 2] te Zwolle in verband met een heterdaad fietsendiefstal. De man zou een grijze joggingsbroek dragen, zwarte jas donker krullend haar en zou pantoffels of slippers dragen. Ik hoorde meldster zeggen dat de verdachte richting Holtenbroek was gelopen. Hierop reden wij over [adres 4] en zagen wij een man lopen aan de rechterzijde van de weg, welke volledig aan het signalement voldeed. Ik, verbalisant [verbalisant 4] deelde de verdachte [verdachte] mede dat hij werd aangehouden.
Ten aanzien van feit 2:
Het proces-verbaal ter terechtzitting van 20 september 2022, inhoudende de door verdachte afgelegde bekennende verklaring;
Het proces-verbaal aangifte van 8 juni 2022, pagina’s 26 tot en met 28, inhoudende de door [verbalisant 4] afgelegde verklaring;
Het proces-verbaal aangifte van 8 juni 2022, pagina’s 32 tot en met 34, inhoudende de door [verbalisant 2] afgelegde verklaring;
Het proces-verbaal bevindingen van 8 juni 2022, pagina’s 35 en 36, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] , zakelijk weergegeven:
Op 7 juni 2022 hoorde ik, verbalisant [verbalisant 4] , de verdachte zeggen: “Blijf van mij af, jij moet mij niet aanraken”.
Het proces-verbaal aangifte van 8 juni 2022, pagina’s 23 tot en met 25, inhoudende de door [verbalisant 3] afgelegde verklaring:
Toen ik op het bureau kwam, zag ik dat ik een wondje had op mijn rechter ringvinger, ten gevolge van de aanhouding.
Ten aanzien van feit 4:
Het proces-verbaal ter terechtzitting van 20 september 2022, inhoudende de door verdachte afgelegde bekennende verklaring;
Het proces-verbaal aangifte van 8 juni 2022, pagina’s 26 tot en met 28, inhoudende de door [verbalisant 4] afgelegde verklaring;
Het proces-verbaal aangifte van 8 juni 2022, pagina’s 29 tot en met 31, inhoudende de door [verbalisant 1] afgelegde verklaring;
Het proces-verbaal aangifte van 8 juni 2022, pagina’s 32 tot en met 34, inhoudende de door [verbalisant 2] afgelegde verklaring;
Het proces-verbaal bevindingen van 8 juni 2022, pagina’s 35 en 36, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] ;
Het proces-verbaal bevindingen van 8 juni 2022, pagina’s 37 tot en met 39, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 5] ;
Ten aanzien van feit 5:
Het proces-verbaal ter terechtzitting van 20 september 2022, inhoudende de door verdachte afgelegde bekennende verklaring;
Het proces-verbaal aangifte van 8 juni 2022, pagina’s 26 tot en met 28, inhoudende de door [verbalisant 4] afgelegde verklaring;
Het proces-verbaal aangifte van 8 juni 2022, pagina’s 29 tot en met 31, inhoudende de door [verbalisant 1] afgelegde verklaring;
Het proces-verbaal aangifte van 8 juni 2022, pagina’s 32 tot en met 34, inhoudende de door [verbalisant 2] afgelegde verklaring;
Het proces-verbaal bevindingen van 8 juni 2022, pagina’s 35 en 36, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] ;
Het proces-verbaal bevindingen van 8 juni 2022, pagina’s 37 tot en met 39, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 5] .