ECLI:NL:RBOVE:2022:2762

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 oktober 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
08-061425-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor meerdere vermogensdelicten, waaronder diefstal, oplichting en witwassen, en onttrekking van een minderjarige aan gezag

Op 3 oktober 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 47-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden voor het plegen van meerdere vermogensdelicten. De man heeft in een periode van vijf maanden acht keer diefstal, oplichting en witwassen gepleegd. Hij maakte zich schuldig aan diefstal van koperen buizen en kabels, en een kruiwagen van een aangever, en heeft daarnaast verschillende bedrijven opgelicht door valse bestellingen te plaatsen en niet te betalen. De rechtbank oordeelde dat de man zich ook schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van bijna 3000 euro, verkregen door WhatsApp-fraude. Bovendien heeft hij zijn minderjarige zoon onttrokken aan het gezag van de instelling die verantwoordelijk was voor zijn zorg. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelden toegewezen, waarbij de man in totaal bijna 3000 euro schadevergoeding moet betalen aan de slachtoffers van zijn misdrijven. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-061425-22 (P)
Datum vonnis: 3 oktober 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1975 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] ,
nu verblijvende in de PI te Almelo, aan de Bornsestraat 333 te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 26 juli 2022 en van 19 september 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. J.E.R. Osinga, en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R. Oude Breuil, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na een vordering aanpassing van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 19 september 2022, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:al dan niet samen met anderen, (koperen) buizen en/of kabels en/of een kruiwagen heeft gestolen van [aangever 1] en/of [bedrijf 1] ;
feit 2:[aangever 2] en/of [bedrijf 2] heeft opgelicht;
feit 3:een geldbedrag van (ongeveer) € 2.988,-- heeft witgewassen;
feit 4:[aangever 3] heeft opgelicht;
feit 5:heeft geprobeerd om [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] op te lichten
(primair),dan wel dat hij heeft geprobeerd om een hoeveelheid vlees, toebehorende aan [bedrijf 4] , te verduisteren (
subsidiair);
feit 6:[bedrijf 5] heeft opgelicht
(primair),dan wel dat hij een hoeveelheid vlees (ter waarde van € 570,39) heeft verduisterd
(subsidiair);
feit 7:al dan niet samen met anderen, [bedrijf 6] en/of [aangever 4] heeft opgelicht;
feit 8:een mobiele telefoon (Nokia) heeft geheeld;
feit 9:[aangever 5] en/of [bedrijf 7] heeft opgelicht;
feit 10:al dan niet samen met anderen, de minderjarige [naam 1] heeft onttrokken aan het wettig gezag.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 23 november 2021,
te Glane, gemeente Losser,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, en/althans alleen,
(een hoeveelheid) (koperen) buizen en/of kabels en/of een kruiwagen, in elk geval
enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 1] en/of [bedrijf 1]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar
mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen
2
hij in of omstreeks de periode van 15 december 2021 tot en met 28 december 2021,
te Rossum, gemeente Dinkeland en/of in de gemeente Enschede, althans in
Nederland
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[aangever 2] en/of [bedrijf 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te
weten een (zogenaamd) warm/koud buffet (voor 15 personen) (ter waarde van
367,50 Euro) en/of bijbehorend servies, door
- een telefonische bestelling te plaatsen op naam van [bedrijf 8] ,
[adres 2] en/of
- ( daarbij) aangegeven de rekening op 24 december 2021 te willen voldoen en/of de
bijbehorende goederen te retourneren en/althans
- zich (daarbij) voorgedaan als (een) te goeder trouw zijnde (bonafide) klant,
waardoor die [aangever 2] en/of het [bedrijf 2] bewogen werd tot
bovenoomschreven afgifte;
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 15 december 2021 tot en met 28 december 2021
te Weerselo, gemeente Dinkelland en/of in de gemeente Enschede,
opzettelijk een (zogenaamd) warm/koud buffet (voor 15 personen) (ter waarde van
367,50 Euro) en/of bijbehorend servies,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2]
en/of [aangever 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk
warm/koud buffet verdachte bij voornoemd cateringbedrijf en/of die [aangever 2] had
besteld en/of (vervolgens) door een medewerker van dat cateringbedrijf (op een
adres, gelegen aan [adres 2] ) had laten bezorgen, onder gehoudenheid
om voornoemd(e) goed(eren) te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en
aldus dat goed anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend;
3
hij op of omstreeks 22 december 2021, althans in of omstreeks de periode van 21
december 2021 tot en met 22 december 2021,
te Twello, gemeente Voorst en/of in de gemeente Enschede, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, en/althans alleen,
een of meerdere goederen, te weten een geldbedragen (totaal ongeveer 2988 euro)
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet en/of
gebruik heeft gemaakt
terwijl zij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
4
hij op of omstreeks 7 februari 2022, althans in of omstreeks de periode van 7
februari 2022 tot en met 8 februari 2022,
in de gemeente Enschede, althans in Nederland
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[aangever 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst,
het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het
teniet doen van een inschuld, te weten (een) geld(bedrag) (ter hoogte van 50 Euro),
door:
-bij die [aangever 3] (bij diens woning) aan te bellen,
-(vervolgens) die [aangever 3] mee te delen dat hij, verdachte, pech had met zijn auto,
-(vervolgens) die [aangever 3] mee te delen dat hij, verdachte, zijn kinderen moest
ophalen en (daarom) 65 Euro nodig had om de ANWB te betalen, aangezien hij,
verdachte, niet lid was van de ANWB,
-(vervolgens) die [aangever 3] mee te delen dat hij, verdachte, op dat moment maar 25
Euro bij zich had en (derhalve) nog 40 Euro nodig had,
-(vervolgens) die [aangever 3] mee te delen dat hij, verdachte, zijn (bedrijfs)telefoon als
onderpand zou (af)geven,
-(vervolgens) die [aangever 3] mee te delen dat hij, verdachte, diezelfde avond zou
terugkomen om het geld langs te brengen;
waardoor die [aangever 3] bewogen werd tot bovenoomschreven afgifte;
5
hij op of omstreeks 14 januari 2022,
in de gemeente Haaksbergen, en/of in de gemeente Enschede, althans in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] te bewegen tot de afgifte van
enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het
aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten (een (zeer
grote) hoeveelheid) vlees (ter waarde van ongeveer 767 Euro) door
- een telefonische bestelling te plaatsen op naam van [bedrijf 9] of
[bedrijf 9] en/of
- ( daarbij) gevraagd of de bestelling "op rekening" kon worden geplaatst en daarbij
de "Londenstraat" als adres door te geven en/of
- middels (later) telefonisch contact aan te geven dat de bestelling voor een
dagopvang voor gehandicapte volwassenen bedoeld was en/of
- ( vervolgens) naar dat slachthuis (toe) te rijden om dat vlees op te halen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 januari 2022,
in de gemeente Enschede en/of de gemeente Haaksbergen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk zich
wederrechtelijk toe te eigenen (een (zeer grote) hoeveelheid) vlees (ter waarde van
ongeveer 750 Euro) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[bedrijf 4] ,
welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had,
te weten door hiervoor telefonisch een bestelling bij voornoemd bedrijf te plaatsen
en (vervolgens) naar dat slachthuis (toe) te rijden om dat vlees op te halen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6
hij in of omstreeks de periode van 14 januari 2022 tot en met 19 januari 2022,
in de gemeente Enschede en/of in de gemeente Haaksbergen, althans in Nederland
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[bedrijf 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een
dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of
het teniet doen van een inschuld, te weten een (grote) hoeveelheid) vlees (ter waarde van 570,39 Euro), door
- zich voor te doen als [naam 2] en/of [bedrijf 10] gesitueerd
aan [adres 3] en/of/althans een bestelling te plaatsen op naam van [naam 2]
en/of [bedrijf 10] en/of
- ( daarbij) te kennen geven dat hij eigenaar was van meerdere kinderdagverblijven
en wekelijks (een) bestelling(en) zou willen plaatsen en/of
- zich aldus (daarbij) voorgedaan als (een) te goeder trouw zijnde (bonafide) klant,
waardoor die [bedrijf 5] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 14 januari 2022 tot en met 19 januari 2022,
in de gemeente Enschede en/of de gemeente Haaksbergen
opzettelijk (een (grote) hoeveelheid) vlees (ter waarde van 570,39 Euro),
in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 5] ,,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en welk vlees verdachte bij voornoemde slagerij had besteld en/of (vervolgens) door
een medewerker van die slagerij (op een adres, gelegen aan [adres 3] ) had
laten bezorgen, onder gehoudenheid om voornoemd goed te betalen, in elk geval
ter betaling aan te bieden,
en aldus dat goed anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich
heeft toegeëigend;
7
hij op of omstreeks 16 december 2021,
in de gemeente Oldenzaal, en/of in de gemeente Enschede, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, en/althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
horecaverhuurbedrijf [bedrijf 6] en/of [aangever 4] heeft bewogen tot
de afgifte van enig goed, te weten een (grote) hoeveelheid fles(sen) sterke drank
en/of (diverse) wijnen en/of frisdrank (ter waarde van in totaal ongeveer 520 euro),
door
- een telefonische bestelling te plaatsen en/of zich daarbij heeft voorgesteld als [naam 3]
en/of daarbij aangegeven dat de factuur van deze bestelling op naam van
mag komen te staan en verstuurd mag worden naar [adres 2]
en/of
- ( daarbij) aangegeven dat de rekening/factuur (enkel) per post verstuurd
moest/kon worden en/althans
- zich (daarbij) voorgedaan als (een) te goeder trouw zijnde (bonafide) klant,
waardoor horecaverhuurbedrijf [bedrijf 6] en/of [aangever 4] bewogen
werd tot bovenoomschreven afgifte;
8
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2021 tot en met 8 februari 2022,
in de gemeente Enschede, althans in Nederland
een mobiele telefoon (Nokia), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft
gehad, en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist
dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
9
hij op of omstreeks 10 maart 2022,
in de gemeente Enschede, althans in Nederland
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[aangever 5] en/of [bedrijf 7] heeft bewogen tot de afgifte van enig
goed, te weten een armband (twv 475 euro)
door
-bij die [aangever 5] in de winkel aan te geven dat hij gestuurd was door een persoon
genaamd [naam 4] (de goudsmid van voornoemde [aangever 5] ),
-(vervolgens) die [aangever 5] mee te delen dat hij een armband wilde kopen voor een
collega die met pensioen gaat en daarbij een budget te besteden had van 500 euro,
-(vervolgens) die [aangever 5] gevraagd of de factuur naar zijn bedrijf gestuurd kon
worden; [bedrijf 11] ,
-(vervolgens) die [aangever 5] mee te delen (nadat hij geconfronteerd werd door die
[aangever 5] met het gegeven dat die [bedrijf 11] in Emmeloord gevestigd
was) dat hij verhuisd was met zijn bedrijf naar Enschede in de haven,
-(vervolgens) die [aangever 5] mee te delen dat hij (nu) geen telefoon bij zich om de
-door [aangever 5] voorgestelde- "tikkie" te kunnen voldoen en dat de factuur gestuurd
kon worden naar [mailadres 1] en/of/althans
- zich (daarbij) voorgedaan als een te goeder trouw zijnde (bonafide) klant waardoor
voornoemde [aangever 5] en/of [bedrijf 7] bewogen werd tot
bovenoomschreven afgifte;
10
hij op (een of meer tijdstippen in) of omstreeks de periode van 27
september 2021 tot en met 1 december 2021
in de gemeente Enschede, en/of in de gemeente Oldenzaal en/althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, en/althans alleen,
opzettelijk een minderjarige, te weten [naam 1] , geboren op
[geboortedatum 2] 2007, heeft onttrokken aan het wettig over hem gesteld gezag
en/of aan
het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefende, te
weten de [organisatie] , immers heeft verdachte toen en daar
tezamen en in vereniging met een anderen of en ander, althans alleen,
die minderjarige zonder toestemming van de [organisatie]
meegenomen naar en/of ondergebracht in Oldenzaal en/of/althans naar
een voor die [organisatie] onbekend gebleven plaats.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen; feit 1 (tezamen en in vereniging met een ander), feit 2, feit 3 (opzetwitwassen), feit 4, feit 5 (poging oplichting), feit 6 (oplichting), feit 7, feit 8, feit 9 en feit 10 (tezamen en in vereniging met een ander).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1, 2 en 4 tot en met 10 vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte toestemming had om de goederen mee te nemen, zodat de wederrechtelijkheid ontbreekt. Ten aanzien van de feiten 2, 4, 6 en 7 ontkent verdachte zijn betrokkenheid en de foto’s, op basis waarvan verdachte is herkend, zijn vaag. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 5 stelt de verdediging dat er nog geen sprake was van een begin van uitvoering en daarmee niet van een strafbare poging. Ten aanzien van feit 8 ontkent verdachte dat hij de telefoon in gebruik had en als dit al zo zou zijn, dan wist hij niet dat de telefoon van diefstal afkomstig was. Ten aanzien van feit 9 ontkent verdachte dat hij een valse hoedanigheid en vals e-mailadres heeft opgegeven. Hij wilde de armband toen betalen en wil dat nog steeds. Ten aanzien van feit 10 is er onvoldoende bewijs dat het wettig gezag over de minderjarige door de [organisatie] werd uitgeoefend en dat verdachte degene is die de minderjarige daar (mede) aan onttrokken heeft.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de feiten niet op volgorde van de tenlastelegging bespreken. De rechtbank bespreekt eerst de feiten 1 en 3, omdat deze op zichzelf staan wat betreft de bewijsmiddelen. Daarna bespreekt de rechtbank feit 8, omdat de [ziekenhuis] -telefoon van wezenlijk belang is voor de bespreking van de onder 2 en 4 tot en met 7 ten laste gelegde feiten.
4.3.1
Feit 1: diefstal (23 november 2021)
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 23 november 2021 heeft verdachte, samen met een ander, vanaf het perceel van [aangever 1] (hierna: [aangever 1] ) kabels, buizen en een kruiwagen weggenomen en in zijn auto geladen.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij voor het meenemen van de spullen toestemming heeft gekregen van een fietser die kwam vanaf een woning die was gelegen aan de overkant van de weg. Wat er ook zij van deze verklaring, toestemming van een (willekeurige) fietser ontneemt niet de wederrechtelijkheid aan de wegnemingshandelingen van verdachte en de medeverdachte, temeer nu niet gebleken is dat deze door verdachte genoemde fietser zeggenschap had over de goederen en de goederen zich op het (deels) door middel van een hek afgesloten erf van een woonhuis bevonden. Diefstal tezamen en in vereniging is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.2
Feit 3: witwassen (22 december 2021)
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
[aangever 6] (hierna: [aangever 6] ) heeft € 2.987,99 overgemaakt op verzoek van, naar zij dacht, haar dochter. Het bedrag is overgemaakt naar de rekening van verdachte met rekeningnummer [rekeningnummer 1] op naam van [verdachte] , woonachtig aan [adres 3] te Enschede.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft naar eigen zeggen zijn bankrekening tegen betaling ter beschikking gesteld aan iemand die hij nauwelijks kent. Hij wist niet waarvoor deze persoon de rekening zou gaan gebruiken en heeft dat ook niet gevraagd. Vervolgens is een aanzienlijk geldbedrag op de rekening gestort, dat vervolgens in een kort tijdbestek ook weer grotendeels van de rekening is afgehaald. Gelet op de gang van zaken heeft verdachte daarmee naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn bankrekening voor criminele doeleinden werd gebruikt. Door het beschikbaar stellen van zijn bankrekening heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen.
4.3.3
Feit 8: heling (1 december 2021 tot en met 8 februari 2022)
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 7 februari 2022 is een telefoon van het merk Nokia door verdachte achtergelaten bij [aangever 3] . Het telefoonnummer dat aan de telefoon was gekoppeld was [telefoonnummer 1] Dit telefoonnummer stond op naam van het [ziekenhuis] (hierna: [ziekenhuis] ). De telefoon met dit telefoonnummer is van de afdeling Spoedeisende Hulp van het [ziekenhuis] verdwenen.
Uit onderzoek door de politie naar de inhoud en de gebruikersgegevens van de Nokia-telefoon in de periode van 29 oktober 2021 tot en met 8 februari 2022 blijkt dat de telefoon een foto bevat van een pinpas van een Triodos-rekening op naam van verdachte. De telefoon bevat voorts berichten die zijn gericht aan ‘ [verdachte] ’. In de telefoon staan ook berichten afkomstig van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , dat op naam staat van [naam 5] , de dochter van verdachte. In de berichten van [naam 5] aan de Nokia-telefoon wordt de aanhef ‘papa’ gebruikt en wordt gesproken over [naam 6] en [naam 1] , zoons van verdachte en broers van [naam 5] . Daarnaast bevat de Nokia-telefoon berichten afkomstig van [naam 7] , op wier adres verdachte ingeschreven stond in de Gemeentelijke Basis Administratie. Vanaf de telefoon zijn uitgaande oproepen geweest naar telefoonnummers van de scholen van [naam 1] en [naam 6] .
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat verdachte de telefoon voorhanden heeft gehad en dat verdachte van de telefoon gebruik heeft gemaakt in de periode van 29 oktober 2021 tot en met 8 februari 2022, in elk geval in de ten laste gelegde periode. De rechtbank heeft op grond van het dossier en de behandeling ter terechtzitting evenwel niet kunnen vaststellen wanneer, hoe en onder welke omstandigheden verdachte in het bezit is gekomen van de telefoon. De rechtbank heeft daarom niet kunnen vaststellen dat verdachte wist dat de telefoon van diefstal afkomstig was. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder 8 ten laste gelegde.
4.3.4
De feiten 2 en 4 tot en met 7
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Feit 2: oplichting [bedrijf 2] (15 tot en met 28 december 2021)
Omstreeks half december 2021 heeft een man een telefonische bestelling gedaan voor een warm/koud buffet voor 15 personen ter waarde van € 367,50 bij [bedrijf 2] . Die man belde met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . De bestelling werd gedaan op naam van [bedrijf 8] , aan de [adres 2] . Op 23 december 2021 heeft een medewerkster van het cateringbedrijf het buffet afgegeven aan verdachte op het adres [adres 2] . Op 24 december 2021 zou hij de dishes, het servies en het bestek terugbrengen naar het cateringbedrijf en de rekening betalen. Dat is niet gebeurd. Op 27 december 2021 heeft [aangever 2] (hierna: [aangever 2] ) daarom namens het cateringbedrijf de factuur gemaild naar het e-mailadres van [bedrijf 8] . Het bedrijf mailde terug dat zij niets hadden besteld. Op 28 december 2021 heeft [aangever 2] telefonisch gesproken met de man die de bestelling had gedaan. De man heeft toegezegd dat zijn collega de goederen alsnog terug zou brengen en dat hij de bestelling via een betaalverzoek zou betalen. Ook dat is niet gebeurd.
Feit 4: oplichting [aangever 3] (7 februari 2022)
Op 7 februari 2022 belde verdachte aan bij de woning van [aangever 3] . Hij vertelde dat hij pech had met de auto en dat hij zijn kinderen moest ophalen. Vervolgens vertelde hij dat hij geen lid was van de ANWB en daarom contant moest betalen aan de ANWB. Verdachte vroeg aan [aangever 3] of hij contant geld kon lenen om de ANWB te betalen, omdat hij onvoldoende contant geld bij zich had. Op de vraag van [aangever 3] hoe hij het geld terug zou betalen, antwoordde verdachte dat hij zijn bedrijfstelefoon als onderpand zou geven en dat hij werkzaam was bij [bedrijf 12] in Enschede. [aangever 3] heeft de telefoon aangenomen en de man € 50,-- gegeven. De man verklaarde dat hij ’s avonds langs zou komen om het geld terug te betalen. Dat is niet gebeurd.
De bij [aangever 3] achtergelaten telefoon is de telefoon die van de afdeling spoedeisende hulp van het [ziekenhuis] afkomstig is, zoals hiervoor onder paragraaf 4.3.3 is besproken, van het merk Nokia met telefoonnummer [telefoonnummer 1] (hierna te noemen: de [ziekenhuis] -telefoon).
Feit 5: poging oplichting [bedrijf 3] (14 januari 2022)
Op 14 januari 2022 heeft een man ’s morgens telefonisch vlees besteld ter waarde van € 767,25 bij het slachthuis. De bestelling werd gedaan op naam van [bedrijf 9] (s), gevestigd aan [adres 4] en moest op rekening. Er werd gebeld met de [ziekenhuis] -telefoon. De man heeft desgevraagd verteld dat de bestelling was bedoeld voor een dagopvang voor gehandicapte volwassenen. ’s Middags kwam verdachte bij het slachthuis om de bestelling op te halen. Een medewerker vroeg hem om meteen te betalen. Verdachte liep naar zijn bus om - dat zei hij - te kijken of hij zijn pinpas bij zich had. Vervolgens kwam hij terug en zei dat hij eerst een aantal cliënten weg moest brengen en dat hij vervolgens terug zou komen met de pinpas om de bestelling te betalen en mee te nemen. Verdachte is vervolgens niet teruggekomen.
Feit 6: oplichting [bedrijf 5] (14 januari 2022)
Op 14 januari 2022 is er een telefonische bestelling gedaan bij de slagerij ter waarde van € 570,39 op naam van [bedrijf 10] aan [adres 3] te Enschede. Er werd gebeld met de [ziekenhuis] -telefoon. [naam 8] heeft dezelfde dag de bestelling aan verdachte afgeleverd op dat adres. [naam 8] heeft gebeld naar de man die de bestelling had gedaan en er is een afspraak gemaakt dat de man op 19 januari 2022 de bestelling zou betalen. Op die dag heeft de man per sms de betaalafspraak afgezegd. [naam 8] kreeg vervolgens geen gehoor meer toen hij belde naar de [ziekenhuis] -telefoon.
Feit 7: oplichting [bedrijf 6] (16 december 2021)
Op 16 december 2021 heeft een man, die zich [naam 3] noemde, telefonisch een bestelling gedaan van sterke drank, fris en wijnen, voor in totaal € 520,-- bij [bedrijf 6] . De man heeft verzocht om de factuur per post te sturen naar [naam 3] aan de [adres 2] . Verdachte heeft ’s avonds met twee andere personen de bestelling opgehaald. Op 20 december 2021 is via de app contact opgenomen over een nieuwe bestelling voor ongeveer € 2.000,--. De app werd verzonden met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . [aangever 4] heeft laten weten dat de bestelling contant betaald moest worden, waarna hij niets meer van [naam 3] heeft gehoord. Op 28 december 2021 is de factuur verzonden naar [naam 3] aan [adres 2] in Enschede. Deze factuur is niet betaald en de man is telefonisch niet meer bereikbaar.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de feiten 2, 4, 5, 6 en 7
De omstandigheden van de incidenten zoals ten laste gelegd onder de feiten 2, 4, 5, 6 en 7 vertonen in samenhang bezien grote overeenkomsten. Er wordt gebruik gemaakt van namen, adressen en telefoonnummers die direct aan verdachte gelinkt kunnen worden, zoals de [ziekenhuis] -telefoon en de telefoon in gebruik bij zijn ex-vrouw, de achternaam van zijn ex-vrouw ( [naam 5] ), verbasteringen van zijn eigen naam en adressen ( [adres 3] , [adres 2] ) die hij ook als verblijfplaats gebruikt. De incidenten ten laste gelegd onder de feiten 5 en 6 vinden bovendien plaats op dezelfde dag, beide bij een vleesbedrijf en met dezelfde geschetste bedrijfsachtergrond ( [bedrijf 10] ). Bovendien wordt verdachte telkens door aangevers herkend aan de hand van Facebookfoto’s die van verdachte in omloop zijn.
Gelet op het hiervoor opgemerkte over de telefoons die verdachte tot zijn beschikking had en de handelwijze van verdachte bij het ophalen of in ontvangst nemen van de bestellingen, welk handelen exact aansluit op de telefonische of anderszins gemaakte afspraken, kan het niet anders dan dat het ook verdachte is geweest die de contacten met de ondernemers gelegd heeft en de bestellingen heeft gedaan. De rechtbank stelt vast dat telkens sprake is geweest van een soortgelijke modus operandi waarbij verdachte met een valse naam of een valse hoedanigheid contact heeft opgenomen met de ondernemers. Verdachte heeft telkens telefonisch een grote bestelling geplaatst, waarbij hij heeft verzocht en toegezegd om op een later moment te betalen. Door gebruikmaking van de valse hoedanigheid of valse naam, is het voor de aangevers bemoeilijkt, en in deze zaak onmogelijk gemaakt, om het verschuldigde bedrag te verhalen op verdachte. Uit de gebezigde bewijsmiddelen komt verder naar voren dat sprake is geweest van een samenweefsel van verdichtsels. De oplichtingsconstructie bestaat uit meerdere leugens die een onjuiste voorstelling van zaken in het leven hebben geroepen bij de aangevers, waaronder ook één particulier, te weten [aangever 3] . Dat deze oplichtingsmiddelen ook geschikt waren om tot afgifte van goederen te bewegen is wel gebleken, aangezien [aangever 3] en (de medewerkers van) [bedrijf 2] , [bedrijf 5] en [bedrijf 6] ook daadwerkelijk tot afgifte van de goederen zijn overgegaan. Het was niet dermate evident dat sprake was van een onjuiste voorstelling van zaken dat moest worden aangenomen dat de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid de aangevers aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen.
Uit de handelwijze van verdachte (het laten leveren van goederen zonder daarvoor te betalen) volgt dat hij het oogmerk heeft gehad om zich te bevoordelen.
Wat betreft de poging tot oplichting van [bedrijf 3] , komt de rechtbank, anders dan de raadsman heeft bepleit, tot het oordeel dat sprake is van een begin van uitvoering, nu verdachte aangever met de vorenomschreven modus operandi eerst telefonisch heeft bewogen tot afgifte en vervolgens naar de winkel is gekomen om de goederen in ontvangst te nemen. Dat het niet tot daadwerkelijke afgifte van de goederen is gekomen, is niet aan het handelen van verdachte te danken, maar aan de oplettendheid van de medewerkers.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van [aangever 3] , [bedrijf 2] , [bedrijf 5] en [bedrijf 6] , en aan een poging tot oplichting van [bedrijf 3] .
De verklaring van verdachte dat vermoedelijk sprake is van een persoonsverwisseling, waarbij een ander persoon zich uitgeeft voor verdachte, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. Verdachte heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat een andere persoon die op hem lijkt zich voor hem heeft uitgegeven en bovendien is verdachte door meerdere aangevers afzonderlijk van elkaar herkend via de door [bedrijf 3] geplaatste foto’s op Facebook en via zijn eigen Facebook-profiel.
4.3.5
Feit 9: oplichting [bedrijf 7] (10 maart 2022)
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 10 maart 2022 kwam verdachte in de [bedrijf 7] van [aangever 5] en vertelde dat hij was gestuurd door [naam 4] , de goudsmid met wie [aangever 5] samenwerkt. Verdachte vertelde als eigenaar van [bedrijf 11] op zoek te zijn naar een cadeau voor een collega die met pensioen ging. Hij zocht een armband uit ter waarde van € 475,--. Op navraag van [aangever 5] hoe het kon dat het adres van het [bedrijf 8] in het register van de Kamer van Koophandel afweek van het adres dat verdachte had opgegeven, zei hij dat zijn bedrijf onlangs was verhuisd. Hij zei dat hij niet via een telefonisch betaalverzoek kon betalen, omdat hij geen telefoon bij zich had en vroeg om een factuur te sturen naar zijn bedrijf. Verdachte gaf als e-mailadres voor de factuur op [mailadres 1] . [aangever 5] kreeg een melding dat het e-mailadres niet bestond, toen hij de factuur had gemaild. Vervolgens heeft [aangever 5] gebeld naar het metaalbedrijf en kreeg hij te horen dat men verdachte niet kende.
Het oordeel van de rechtbank
Uit verdachtes handelen zoals hiervoor beschreven leidt de rechtbank af dat verdachte zich heeft voorgedaan als een bonafide koper en gebruik heeft gemaakt van een samenweefstel van verdichtsels, te weten het verstrekken van onjuiste informatie aan [aangever 5] . Hierdoor is [aangever 5] bewogen tot afgifte van de armband. Oplichting is wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank stelt de verklaring van verdachte dat hij alsnog wilde betalen als ongeloofwaardig terzijde. Reeds gelet op het feit dat verdachte valse gegevens heeft verstrekt aan [aangever 5] , acht de rechtbank het volstrekt onaannemelijk dat verdachte op enig moment de intentie heeft gehad om te betalen. Verdachte heeft ook nadien geen moeite gedaan om contact op te nemen met [aangever 5] om alsnog te betalen.
4.3.6
Feit 10: Onttrekking van een minderjarige aan het gezag
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Sinds 18 april 2018 voert de [organisatie] (hierna: [organisatie] ) de ondertoezichtstelling uit over [naam 1] , geboren [geboortedatum 2] 2007. Op 2 juli 2021 is [naam 1] weggelopen uit de gesloten instelling waar hij na zijn uithuisplaatsing woonde. Op 29 november 2021 gingen medewerkers van de [organisatie] met de politie naar de [adres 2] om [naam 1] op te halen. Ter plaatse was verdachte aanwezig, met zijn ex-vrouw [naam 9] en [naam 1] . Verdachte dreigde te gaan vechten als [naam 1] werd meegenomen. Vanwege de medische toestand van [naam 1] werd afgesproken dat [naam 9] [naam 1] op 30 november 2021 zou terugbrengen naar de instelling. Op 30 november 2021 is [naam 1] niet teruggebracht. Verdachte ging die dag met [naam 9] en [naam 1] naar [hotel 1] te Oldenzaal, waar hij een kamer voor hen boekte voor veertien dagen. Als reden gaf hij op dat hun huis was afgebrand. Toen de hoteleigenaar argwaan over de in het vooruitzicht gestelde betaling kreeg, vertrokken verdachte en zijn gezelschap. [naam 1] is sindsdien onvindbaar.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft, samen met zijn ex-partner [naam 9] , [naam 1] weggevoerd van de woning aan [adres 2] om hem onder te brengen in een hotel in Oldenzaal en heeft hem daarmee onttrokken aan het opzicht van de [organisatie] . Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte daarbij een leidende rol. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte opzettelijk, samen met een ander, op 30 november 2021 de minderjarige [naam 1] heeft onttrokken aan het opzicht van de [organisatie] die het gezag over hem uitoefende.
4.3.7
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1, 2 primair, 3, 4, 5 primair, 6 primair, 7, 9 en 10 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 8 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 23 november 2021 te Glane, gemeente Losser, tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid (koperen) buizen en kabels en een kruiwagen, die aan [aangever 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij in de periode van 15 december 2021 tot en met 28 december 2021 in Nederland met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een warm/koud buffet (voor 15 personen) (ter waarde van 367,50 euro) en bijbehorend servies, door
- een telefonische bestelling te plaatsen op naam van [bedrijf 8] , [adres 2] en
- ( daarbij) aangegeven de rekening op 24 december 2021 te willen voldoen en de
bijbehorende goederen te retourneren en
- zich (daarbij) voorgedaan als (een) te goeder trouw zijnde (bonafide) klant, waardoor die [aangever 2] namens [bedrijf 2] bewogen werd tot bovenomschreven afgifte;
3
hij op 22 december 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
een geldbedrag (totaal ongeveer 2988 euro), heeft verworven en voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
4
hij op of omstreeks 7 februari 2022 in de gemeente Enschede met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen vaneen valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed te weten een geldbedrag ter hoogte van 50 euro, door:
-bij die [aangever 3] bij diens woning aan te bellen,
-vervolgens die [aangever 3] mee te delen dat hij, verdachte, pech had met zijn auto,
-vervolgens die [aangever 3] mee te delen dat hij, verdachte, zijn kinderen moest ophalen en daarom 65 euro nodig had om de ANWB te betalen, aangezien hij, verdachte, niet lid was van de ANWB,
-vervolgens die [aangever 3] mee te delen dat hij, verdachte, op dat moment maar 25 euro bij zich had en derhalve nog 40 euro nodig had,
-vervolgens die [aangever 3] mee te delen dat hij, verdachte, zijn bedrijfstelefoon als onderpand zou afgeven,
-vervolgens die [aangever 3] mee te delen dat hij, verdachte, diezelfde avond zou terugkomen om het geld langs te brengen,
waardoor die [aangever 3] bewogen werd tot bovenomschreven afgifte;
5
hij op 14 januari 2022 in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 3] te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten een hoeveelheid vlees (ter waarde van ongeveer 767 euro) door
- een telefonische bestelling te plaatsen op naam van [bedrijf 9] of [bedrijf 9] en
- daarbij te vragen of de bestelling "op rekening" kon worden geplaatst en daarbij de " [adres 4] " als adres door te geven en
- middels telefonisch contact aan te geven dat de bestelling voor een dagopvang voor gehandicapte volwassenen bedoeld was en
- vervolgens naar dat slachthuis toe te rijden om dat vlees op te halen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6
hij in de periode van 14 januari 2022 tot en met 19 januari 2022 in Nederland met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een hoeveelheid vlees (ter waarde van 570,39 euro), door
- zich voor te doen als [naam 2] en [bedrijf 10] gesitueerd aan [adres 3] en een bestelling te plaatsen op naam van [bedrijf 10] en
- daarbij te kennen geven dat hij eigenaar was van meerdere kinderdagverblijven en wekelijks bestellingen zou willen plaatsen en
- zich aldus daarbij voorgedaan als een te goeder trouw zijnde bonafide klant,
waardoor die [bedrijf 5] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
7
hij op 16 december 2021 in Nederland met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 4] namens horecaverhuurbedrijf [bedrijf 6] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid flessen sterke drank en (diverse) wijnen en frisdrank (ter waarde van in totaal ongeveer 520 euro), door
- een telefonische bestelling te plaatsen en zich daarbij heeft voorgesteld als de heer [naam 3] en daarbij aangegeven dat de factuur van deze bestelling op naam van [naam 3] mag komen te staan en verstuurd mag worden naar [adres 2] en
- daarbij aangegeven dat de factuur (enkel) per post verstuurd kon worden en
- zich daarbij voorgedaan als een te goeder trouw zijnde bonafide klant,
waardoor [aangever 4] namens horecaverhuurbedrijf [bedrijf 6] bewogen
werd tot bovenomschreven afgifte;
9
hij op 10 maart 2022 in de gemeente Enschede met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 5] namens [bedrijf 7] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een armband (ter waarde van 475 euro) door
-bij die [aangever 5] in de winkel aan te geven dat hij gestuurd was door een persoon genaamd [naam 4] (de goudsmid van voornoemde [aangever 5] ),
-vervolgens die [aangever 5] mee te delen dat hij een armband wilde kopen voor een collega die met pensioen gaat en daarbij een budget te besteden had van 500 euro,
-vervolgens die [aangever 5] gevraagd of de factuur naar zijn bedrijf gestuurd kon worden, [bedrijf 11] ,
-vervolgens die [aangever 5] mee te delen (nadat hij geconfronteerd werd door die [aangever 5] met het gegeven dat die [bedrijf 11] in Emmeloord gevestigd was) dat hij verhuisd was met zijn bedrijf naar Enschede in de haven,
-vervolgens die [aangever 5] mee te delen dat hij (nu) geen telefoon bij zich om de -door [aangever 5] voorgestelde- "tikkie" te kunnen voldoen en dat de factuur gestuurd kon worden naar [mailadres 1] en
- zich daarbij voorgedaan als een te goeder trouw zijnde bonafide klant waardoor voornoemde [aangever 5] namens [bedrijf 7] bewogen werd tot bovenomschreven afgifte;
10
hij op 30 november 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een minderjarige, te weten [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2007, heeft onttrokken aan het opzicht van degene die het wettig over hem gesteld gezag desbevoegd over hem uitoefende, te weten de [organisatie] , immers heeft verdachte toen en daar tezamen en in vereniging met een anderen of een ander, die minderjarige zonder toestemming van de [organisatie] meegenomen naar en ondergebracht in Oldenzaal.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 47, 279, 311, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 3
het misdrijf:
witwassen;
feiten 2 primair, 4, 6 primair, 7 en 9
telkens het misdrijf:
oplichting;
feit 5 primair
het misdrijf:
poging tot oplichting;
feit 10
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het opzicht van degene die het gezag desbevoegd over hem uitoefent.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat in de strafmaat rekening moet worden gehouden met het totale schadebedrag. Dat bedraagt nog geen 3000 euro. Gelet op de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten voor fraude zou maximaal een gevangenisstraf van drie maanden moeten worden opgelegd. Verdachte zit al zes maanden in voorarrest. De raadsman heeft verzocht om opheffing van de voorlopige hechtenis bij einduitspraak.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan acht vermogensdelicten in een tijdsbestek van vijf maanden. Dat het wat betreft de poging tot oplichting (feit 5) niet tot daadwerkelijke afgifte van de goederen is gekomen, is geen verdienste van verdachte, maar is te danken aan de alertheid van de betrokken winkelmedewerkers. Door aldus te handelen heeft verdachte de slachtoffers niet alleen financieel benadeeld, maar ook ernstige schade toegebracht aan het vertrouwen dat in het economisch verkeer nodig is in de wijze waarop goederen worden verkocht en gekocht.
Naast diefstal en (poging tot) oplichting heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van (door whatsapp-fraude verkregen) geldbedragen. Daarmee heeft hij de integriteit van het financiële en economische verkeer ondermijnd, wat schadelijk is voor de maatschappij in het algemeen. Bovendien is whatsapp-fraude een groot en groeiend probleem in de samenleving waarvan veelal oudere mensen de dupe zijn, terwijl zij in de veronderstelling zijn vrienden of familie in nood te helpen. Het handelen van verdachte draagt daardoor met name bij deze kwetsbare groep bij aan het gevoel van onveiligheid in de samenleving.
Verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn strafbare handelen en blijft met telkens wisselende verklaringen iedere betrokkenheid ontkennen. Hij heeft aldus geen enkel inzicht getoond in het strafbare van zijn handelen. Reeds daarmee is recidivegevaar gegeven, nog daargelaten verdachtes uitgebreide strafrechtelijke documentatie, ook op het gebied van soortgelijke vermogensdelicten.
Bovendien heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan onttrekking van zijn minderjarige zoon [naam 1] aan het door de [organisatie] uitgeoefende gezag. Door zo te handelen heeft verdachte het niet alleen voor de [organisatie] onmogelijk gemaakt haar taak als instelling belast met bevoegd opzicht uit te voeren, maar erger nog: ook heeft de verdachte daarmee rechtstreeks gehandeld in strijd met de belangen van zijn zoon en er blijk van gegeven zich kennelijk niets aan te trekken van de machtiging gesloten jeugdzorg die op 27 september 2021 is uitgesproken door de kinderrechter te Almelo.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 20 juni 2022, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor vele (soortgelijke) strafbare feiten. Ook liep er een proeftijd met een voorwaardelijke gevangenisstraf na een eerdere veroordeling vanwege oplichtingen. Dat heeft verdachte er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Ook dit weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee bij de op te leggen straf.
Op 6 september 2022 heeft de reclassering geconcludeerd dat een langdurige klinische opname nodig is, maar dat verdachte ambivalent staat tegenover een (langdurige) behandeling. De reclassering rapporteert verder dat verdachte zich aan het in deze zaak opgelegde schorsingstoezicht heeft onttrokken, waarna de schorsing is opgeheven. Hieruit blijkt dus dat verdachte kennelijk geen hulp wil aanvaarden en afspraken niet nakomt.
Strafmodaliteit en hoogte daarvan
Gezien de veelheid en ernst van de gepleegde feiten en de documentatie van verdachte kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden passend en geboden is. De rechtbank zal gelet hierop het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis afwijzen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.De schade van benadeelden

8.1
Benadeelde partij [bedrijf 2] (feit 2)
8.1.1
De vordering van de benadeelde partij
[bedrijf 2] ( [aangever 2] ) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 667,50 (zeshonderdzevenenzestig euro en vijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- warm en koud buffet: € 367,50;
- warmhoud dishes: € 150,--;
- borden en bestek: € 150,--.
8.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden toegewezen tot een bedrag van € 577,50, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering wegens de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman zich, evenals de officier van justitie, op het standpunt gesteld dat de vordering toewijsbaar is tot een totaalbedrag van € 577,50.
8.1.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost voor het warm en koud buffet is onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De schadeposten voor de warmhoud dishes en de borden en het bestek zijn voldoende onderbouwd tot een totaalbedrag van € 210,-- op grond van de bij de aangifte overlegde factuur van 27 december 2021.
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen (deels) toewijzen tot een bedrag van € 577,50, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
8.2
Benadeelde partij [aangever 6] (feit 3)
8.2.1
De vordering van de benadeelde partij
[aangever 6] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen voor de geleden materiële schade tot een totaalbedrag van € 1.251,85 (twaalfhonderdéénenvijftig euro en vijfentachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
8.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden toegewezen tot een bedrag van € 1251,85, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, omdat de schade niet rechtstreeks is ontstaan door het strafbare feit.
8.2.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Het geld is bijgeschreven op de bankrekening van verdachte en opgenomen met de bankpas van verdachte. De opgevoerde schadepost is onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom (geheel) toewijzen tot een bedrag van € 1.251,85, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
8.3.
Benadeelde partij [bedrijf 5] (feit 6)
8.3.1
De vordering van de benadeelde partij
[bedrijf 5] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 595,39 (vijfhonderdvijfennegentig euro en negenendertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- vlees: € 570,39;
- administratiekosten: € 25.
8.3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden toegewezen – exclusief BTW – tot een totaalbedrag van € 548,30, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de schadepost vlees. De verdediging heeft verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren inzake de schadepost administratiekosten.
8.3.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost vlees is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De schadepost administratiekosten acht de rechtbank alleszins redelijk.
Met betrekking tot de BTW overweegt de rechtbank dat voor de benadeelde partij [bedrijf 5] geldt dat deze als ondernemer de BTW, die op de factuur bij de klanten in rekening wordt gebracht, moet afdragen aan de Belastingdienst. De op de factuur aan verdachte in rekening gebrachte – en niet betaalde BTW – maakt dus deel uit van de schade van de benadeelde partij. De rechtbank zal het gevorderde bedrag daarom toewijzen tot een bedrag van € 595,39, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
8.4
Benadeelde partij [bedrijf 7] (feit 9)
8.4.1
De vordering van de benadeelde partij
[bedrijf 7] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- gouden armband: € 574,75.
Ter vergoeding van aan de afhandeling bestede tijd wordt een bedrag van € 425,25 gevorderd.
8.4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar is tot een bedrag van € 574,75 voor de schadepost gouden armband en een bedrag voor € 220,-- voor overige kosten, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de schadepost gouden armband. De verdediging heeft verzocht om de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, omdat de opgevoerde kosten niet aannemelijk zijn gemaakt.
8.4.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost gouden armband is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk.
De overige opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan. Wat de benadeelde partij vordert is in feite materiele schade (tijd camera’s uitlezen), proceskosten (formulier invullen, aangifte doen) en vergoeding van immateriële schade (onrust) ineen. In vergoeding van immateriële schade voorziet de wet niet bij een strafbaar feit als onderhavig. Voor het overige heeft de benadeelde partij dit deel van de vordering niet onderbouwd. De raadsman heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De rechtbank zal de vordering daarom voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 574,75 voor de gouden armband, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten 2, 3, 6 en 9 is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met respectievelijk 11 ( [bedrijf 2] ), 22 ( [aangever 6] ), 11 ( [bedrijf 5] ) en 11 ( [bedrijf 7] ) dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De vordering tenuitvoerlegging 08-139432-20

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de door de meervoudige kamer op 14 september 2020, onder parketnummer 08-139432-20, voorwaardelijk aan verdachte opgelegde gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden wordt toegewezen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van negen nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 8 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3, 4, 5 primair, 6 primair, 7, 9 en 10 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 3
het misdrijf:
witwassen;
feiten 2 primair, 4, 6 primair, 7 en 9
telkens het misdrijf:
oplichting;
feit 5 primair
het misdrijf:
poging tot oplichting;
feit 10
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het opzicht van degene die het gezag desbevoegd over hem uitoefent;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 primair, 3, 4, 5 primair, 6 primair, 7, 9 en 10 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 2] (feit 2) toe tot een bedrag van € 577,50 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 2] van een bedrag van € 577,50 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 december 2021);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 577,50, (zegge: vijfhonderdzevenenzeventig euro en vijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 december 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 11 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering voor het overige af;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 6] (feit 3) toe tot een bedrag van € 1.251,85 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 6] van een bedrag van € 1.251,85 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2021);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.251,85, (zegge: twaalfhonderdeenenvijftig euro en vijfentachtig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 22 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 5] (feit 6) toe tot een bedrag van € 595,39 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 5] van een bedrag van € 595,39 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 januari 2022);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 595,35, (zegge: vijfhonderdvijfennegentig euro en vijfendertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 januari 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 11 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 7] (feit 9) toe tot een bedrag van € 574,75 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf 7] van een bedrag van € 574,75 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2022);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 574,75, (zegge: vijfhonderdvierenzeventig euro en vijfenzeventig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 11 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering voor het overige af;
voorlopige hechtenis
- wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de rechtbank Overijssel van 14 september 2020 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. M. Scheeper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2022.
Buiten staat
Mr. M. Scheeper is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2022107475. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 19 september 2022, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Op 23 november 2021 heb ik buizen, kabels en een kruiwagen van [aangever 1] , meegenomen vanuit een weiland aan [adres 5] . Ik herken mijzelf als een van de personen op de camerabeelden. Ik heb de goederen meegenomen samen met de andere persoon die ook op de camerabeelden is te zien.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] van 29 november 2021, pagina 51, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Feit : Overige (eenvoudige) diefstal
Plaats : [adres 5]
Datum : 23 november 2021
Ik zag dat er een kruiwagen weg was. Ik was ook meerdere koperen buizen kwijt. Ik denk dat er van de stapel buizen nog ongeveer drie stuks waren achtergebleven. Hetgeen is weggenomen behoort mij geheel in eigendom toe. Niemand had het recht of de
toestemming dit goed weg te nemen en zich toe te eigenen.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van 2 december 2021, pagina 73, voor zover inhoudende:
Op 2 december 2021 bekeek ik, verbalisant [verbalisant 1] , de camerabeelden in verband met een
diefstal koper en kruiwagen vanaf de parkeerplaats achter de woning aan [adres 5] . Dit vond plaats op 23 november 2021 omstreeks 14.10 uur.
De man komt vervolgens 14.09 uur weer in beeld met iets wat op kabels en of buizen lijkt. Deze man gooit dit snel in de rode auto, wacht weer even af en pakt een tweede en derde partij kabels en buizen in de auto. Ik zie dat om 14.10 uur de man een kruiwagen aanpakt met hierin wederom kabels en of buizen. Ook komt de jongeman in beeld, deze heeft de kruiwagen aan de andere zijde vast. Ik zie dat de kruiwagen met inhoud in de rode auto wordt gezet en dat de mannen de auto in stappen en wegrijden.
4.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] van 17 januari 2022, pagina’s 126-127, voor zover inhoudende:
Half december 2021 werd ik gebeld door een man welke bij mij een warm/koud buffet voor 15 personen wilde bestellen. Dit zou dan op 23 december 2021 omstreeks 16.00 uur afgeleverd moeten worden aan [adres 2] , Enschede. De man belde met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . De man bestelde dit buffet namens [bedrijf 8] , [adres 2] .
Op donderdag 23 december 2021 omstreeks 16.00 uur heeft een medewerkster van ons [bedrijf 2] het buffet op [adres 2] , Enschede afgeleverd. Zij moest alles aan de deur afgegeven, ze is dus niet in de woning geweest. Zij werd te woord gestaan door een man van ongeveer 45 à 50 jaar oud, hij had een fors postuur. Het buffet werd tezamen met 3 dishes, schalen, borden en bestek, zowel een broodplank en broodmes afgeleverd. Er was afgesproken dat deze man de bijbehorende goederen op 24 december 2021 naar ons bedrijf [bedrijf 2] , [adres 6] terug zou brengen en tevens de rekening van in totaal 367,50 euro te betalen. De dishes, schalen etc. werden niet teruggebracht en de rekening dus ook niet betaald.
Op maandag 27 december 2021 heb ik daarom de factuur gemaild naar [mailadres 2] . De dinsdag 28 december 2021 kreeg ik antwoord terug per mail dat dit bedrijf niets bij ons besteld had en zij hadden nog nooit van [bedrijf 2] gehoord. Op dinsdag 28 december 2021 heeft daarom mijn dochter [naam 10] gebeld met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . Zij kreeg de man aan de telefoon die bij mij de bestelling had geplaatst. Zij had het gesprek op de luidspreker staan en ik herkende de stem van de man. De man vertelde dat een Duitse collega van hem het materiaal terug zou brengen, maar dat hij die echter niet kon bereiken. Ik vertelde hem via de telefoon, dat ik hem een tikkie zou sturen en dat hij dus zo kon betalen. Hierop reageerde de man niet. Er is geen betaling binnengekomen, ondertussen zijn de materialen ook niet terug gebracht. Wij hebben nog meermaals geprobeerd om de man telefonisch te bereiken, dit hebben wij met verschillende telefoonnummers gedaan. Wij kregen de man echter niet meer aan de lijn. Bij het telefoonnummer [telefoonnummer 3] hoort het emailadres: [mailadres 3] . Wij hebben op Facebook gekeken en de medewerkster die het eten en de materialen aan de deur [adres 2] , Enschede heeft gebracht herkende een man onder de naam [verdachte]

5.

Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 131-132, voor zover inhoudende:
Ik werk voor [bedrijf 2] . Op 23 december 2021 kreeg ik de opdracht om een buffet
te bezorgen aan [adres 2] . Enkele dagen later toen bleek dat de man de spullen niet terug had gebracht en dat hij ook niet betaald had vroeg mijn baas [naam 11] aan mij of ik de man kon omschrijven. Dit vond ik lastig en ik ben op Facebook gaan zoeken naar de man. Ik had een emailadres van de man waarmee hij had besteld en op die naam ben ik gaan zoeken. Al snel kwam ik op een Facebookprofiel terecht met als naam; ' [naam 12] ' de man welke in het midden van de foto staat herken ik als de man aan wie ik het buffet heb gegeven aan [adres 2] .
6.
Het proces verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar van [verbalisant 2] , pagina 137, voor zover inhoudende:
De middelste persoon op foto 1 herken ik als:
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Ik heb de persoon regelmatig op politiebrievingen voorbij zien komen, in verschillende emailwisselingen met herkenningsverzoeken en heb de persoon regelmatig op straat
gecontroleerd en tegengekomen. Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken. Namelijk aan zijn postuur, houding, huidskleur, haarkleur en lichaamslengte. Aan zijn herkenning droegen de volgende specifieke kenmerken bij: haardracht, vorm en plaats van de ogen, oren, neus en mond.
[afbeelding]
7.
Het proces verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar van [verbalisant 3] , pagina 141, voor zover inhoudende:
De man die tussen 2 kinderen zit op foto 1 herken ik als:
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden als hoofdagent in basisteam Enschede.
is een persoon die veelvuldig in beeld komt bij ons en waar vaak aandacht voor gevraagd wordt middels aandacht vestigingen en verzoeken tot herkenning. [verdachte] is een persoon die al jaren in beeld is met betrekking tot oplichtingpraktijken en flessentrekkerij. Daarnaast ken ik [verdachte] omdat de kinderen in zijn gezin geregeld in beeld zijn bij de politie en vaak als vermist opgegeven worden. Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken. Ik herken [verdachte] aan zijn postuur, kleur van zijn haar en vorm van zijn gezicht. Aan zijn herkenning droegen de volgende specifieke kenmerken bij: Ik herkende [verdachte] aan de stand van zijn oren.
[afbeelding]
8.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 7] van 1 december 2021, pagina’s 327, 329 en 330, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam als [functie] bij de [organisatie] ( [organisatie] ). Uit de relatie van [verdachte] en [naam 9] zijn zes kinderen geboren. Officieel staat op het adres [adres 2] ingeschreven [naam 9] , geboren [geboortedatum 3] 1973. Het mobiele nummer dat het laatst bekend is van [naam 9] is [telefoonnummer 3] .
9.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 19 september 2022, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
De bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer 1] bij de Triodos bank is van mij.
10.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 6] van 22 december 2021, pagina , voor zover inhoudende:
Feit : Overige horizontale fraude
Kreeg vanmorgen een app van mijn dochter dat haar telefoon was gecrasht. Toen kreeg ik een appje dat ze een probleem had en dat ze 2987,99 euro vandaag moest overmaken omdat dit de laatste dag was dat ze kon betalen. Ik heb het overgemaakt.
Uw bankrekeningnummer: [rekeningnummer 2]
Bankrekeningnummer andere partij: [rekeningnummer 1]
Naam rekeninghouder andere partij: [verdachte]
Wat is het bedrag of de waarde van de betaling?: 2987,99
Datum betaling: 22-12-2021
11.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] van 9 februari 2022, pagina’s 187-188, voor zover inhoudende:
Op maandag 7 februari 2022 omstreeks 18:00 uur werd er bij mij aangebeld. Ik ben naar
de voordeur gelopen en ik zag daar een man staan. De man sprak mij aan en vertelde dat hij pech had met zijn auto. Hij vertelde dat hij de kinderen moest ophalen en omdat hij geen lid was van de ANWB moest hij aan de ANWB 65,00 euro. Hij zei dat hij maar 25 euro bij zich had. De man kwam mij betrouwbaar over. De man vroeg of ik 40,00 euro had. Ik reageerde door te vragen hoe de man dacht dit geld aan mij terug te betalen. De man zei dat hij een bedrijfstelefoon had en deze wel aan mij wilde afgeven omdat hij niet zonder kan. Ik vroeg hem wie zijn werkgever was. Ik hoorde de man zeggen dat het [bedrijf 12] in Enschede was. De man zei zelfs dat hij zijn baas wel wilde bellen. Ik heb de man 50 euro gegeven, waarna de man is vertrokken. Bij het weglopen zei de man nog tegen mij dat hij diezelfde avond terug zou komen en het geld langs zou brengen met een bos bloemen.
Het signalement van de man luidt:
blanke huidskleur
kort haar donker
trainingspak met gele verticale streep op de mouw
Op 8 februari 2022 omstreeks 11.00 uur ging die telefoon af. Ik nam op. Ik wilde weten wie belde op die telefoon. Ik hoorde weer vrouwenstem en zij maakte zich bekend als mevrouw [naam 13] . Ik kreeg ineens te horen: jij bestelt een televisie van 1000,00 euro en ik krijg de rekening. Ik was met stomheid geslagen. Ik vertelde aan haar hoe ik aan die telefoon ben gekomen. De vrouw toonde begrip en ze zei: dus jij bent ook slachtoffer. Jij bent slachtoffer van 50,00 euro, maar ik krijg een rekening van 1000,00 euro. Ik zei tegen haar dat ik nu zo snel mogelijk van de telefoon af wilde en dat ik de politie ga bellen. Ze reageerde door te zeggen dat ik dat zeker moet doen en dat ik vermoedelijk meer telefoontjes op die telefoon zou krijgen. Ik hoorde haar zeggen dat het hier om [verdachte] zou gaan en of ik hem niet kende. Ik ken geen [verdachte] . Ze vertelde dat hij pas uit de bak was en dat hij bekend is bij de politie. Ik heb daarna de politie gebeld om een aangifte te doen van oplichting. Mevrouw [naam 13] had mij een foto doorgestuurd via de WhatsApp van deze [verdachte] en vroeg ik dat de man was die bij mij aan de deur was. Ik bevestigde dit onmiddellijk dat ik de man herkende. De foto is volgens mij van Facebook afgehaald. Mijn vrouw heeft op Facebook gezocht op de naam van deze [verdachte] en we hebben hem daar inderdaad gevonden. Dat is de man die mij heeft opgelicht. Ik heb de man nog niet weer gezien en heb mijn 50,00 euro ook niet terug. Ik doe afstand van de telefoon, merk Nokia zwart.
12.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 8] van 25 januari 2022, pagina’s 149, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van een poging tot oplichting. Op vrijdag 14 januari 2022 werd er omstreeks 9.00 uur gebeld naar de bedrijfstelefoon. Een personeelslid heeft dit telefoontje beantwoord en er werd een bestelling gedaan. Er werd gebeld door een man met telefoonnummer [telefoonnummer 1] met bedrijfsnaam [bedrijf 9] of [bedrijf 9] . De bestelling die telefonisch werd gedaan betrof een waarde van 767,25 euro. Nadat de man de bestelling had gedaan, vroeg hij of de bestelling op rekening kon. Toen de medewerkster het telefoongesprek had beëindigd had ze gelijk argwaan. Zij heeft het nummer op de bestelling teruggebeld zijnde: [telefoonnummer 1] maar kreeg toen een buitenlandse voicemail. Zij heeft hierop mij gebeld. Zij stuurde mij de bestelling per app. Ik vond het geen bestelling voor een kinderdagverblijf en heb het telefoonnummer op de bestelling gebeld zijnde [telefoonnummer 1] . Ik vroeg hem: Klopt het dat u een bestelling heeft gedaan bij ons? Waarop ik hem hoorde zeggen: "Ja dat klopt". Ik vroeg hem: Waar is de bestelling eigenlijk voor? Waarop ik hem hoorde zeggen: "Voor een dagopvang voor gehandicapte volwassenen.” Diezelfde dag om 14.54 uur kwam de man van de bestelling binnen bij de winkel. Hij had zich gemeld bij de toonbank en vertelde dat hij de bestelling voor [bedrijf 9] kwam ophalen. Zij en nog een andere medewerker hebben toen de bestelling opgehaald uit de koeling en vriescel. Daarna belde die medewerkster mij direct op toen hij in de winkel was. Ik zei hierop dat hij contant of per pin moest betalen anders krijgt hij het vlees niet mee. Zij vertelde dit een (1) op een (1) naar die man. Toen zei hij, dat hij niets bij zich had. Hij zei dat hij naar de bus zou lopen om te kijken of hij de pinpas daar had. Vervolgens komt hij weer binnen en vertelt het volgende: Ik heb met mijn baas overlegd, ik moet eerst wat cliënten wegbrengen en moet dan over Glanerbrug om mijn pinpas te halen en kom dan weer terug. Op dat moment is het omstreeks 15.00 uur, waarop de medewerkster naar de klok wijst en zegt dat zij om 16.00 uur sluiten. Hierop zegt hij dat hij voor 16.00 uur terug zal zijn. Dit is niet gebeurd.
13.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 19 september 2022, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Op 14 januari 2022 heb ik geprobeerd om een bestelling vlees op te halen bij [bedrijf 3] . Ik ben de persoon die is te zien op de camerabeelden.
14.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 8] van 14 januari 2022, pagina’s 237-238, voor zover inhoudende:
Op vrijdag 14 januari 2022 omstreeks 10.00 uur was ik aan het werk bij de [bedrijf 5] aan [adres 7] . Ik kreeg van een van mijn collega's een grote bestelling door ter waarde van 570,39 euro. De bestelling kwam van [naam 2] , van [bedrijf 10] aan [adres 3] . Deze bestelling zou ik persoonlijk op zijn adres afleveren, diezelfde dag om 14.00 uur. Ook gaf hij aan te beschikken over meerdere kinderdagverblijven (3 stuks) en dat hij wekelijks een bestelling zou willen doen. Op maandag 17 januari 2022 vond ik een Facebook bericht van [bedrijf 3] . Hierin zag ik dat een [verdachte] het slachthuis zou hebben opgelicht. Aan de hand van de foto herkende ik de man als [naam 2] en als de man die op vrijdag 14 januari 2022 omstreeks 14.00 uur de deur opendeed. Hierdoor concludeerde ik dat [naam 2] eigenlijk [verdachte] heette. Door het zien van dit Facebook bericht, vertrouwde ik het verhaal niet meer en belde ik diezelfde dag op om te vragen of [naam 2] / [verdachte] kon afspreken om de factuur te betalen. [naam 2] / [verdachte] gaf aan niet thuis te zijn en dus niet met hem af te kunnen spreken. Wel kon de afspraak van woensdag 19 januari 2022 doorgaan. Op woensdag 19 januari 2022 omstreeks 13.02 uur ontving ik een sms van het nummer van [naam 2] / [verdachte] ( [telefoonnummer 1] ). In de sms zag ik dat hij de afspraak cancelde en vroeg [naam 2] / [verdachte] om het rekeningnummer van [bedrijf 5] , zodat hij de rekening kon betalen. De telefoon werd niet opgenomen.
15.
De kennisgeving van inbeslagneming van 9 februari 2022, pagina 196, voor zover inhoudende:
Beslagene
Achternaam : [aangever 3]
Voornamen : [aangever 3]
Goednummer : PL0600-2022058817- [nummer 1]
Merk/type : Nokia
Bijzonderheden : Zwart
16.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 4] van 4 maart 2022, pagina’s 231-232, voor zover inhoudende:
Op vrijdag 25 februari 2022 stelde collega Penterman onderzoek in aan een telefoon van het merk Nokia, model 230 (RM-1173) welke is voorzien van KVI-nummer [nummer 1] . Ik zag dat de in- en uitgaande oproepen tussen 23 januari 2022 en 21 februari 2022 zichtbaar was. Ik zag dat er in totaal 108 oproepen waren geweest.
8 inkomende oproepen van + [telefoonnummer 2] , tussen 1 februari 2022 en 9 februari 2022.
- CIOT bevraging gedaan op dit nummer, en daaruit is geconstateerd dat de eigenaar van deze telefoon [naam 5] is. [naam 5] is de dochter van [verdachte] .
9 oproepen in- en uitgaand met + [telefoonnummer 4] , tussen 5 februari 2022 en 7 februari 2022.
- CIOT bevraging gedaan op dit nummer, en daaruit is geconstateerd dat de eigenaar van de telefoon [naam 7] is. Via Gemeente Basis Administratie (GBA) is geconstateerd, dat [naam 7] en [verdachte] , beide ingeschreven staan aan [adres 3] te Enschede.
5 & 6 februari 2022 uitgaande oproep naar [telefoonnummer 5] . Google geeft aan dat dit nummer bij, [school] , [adres 8] hoort.
- Via Gemeente Basis Administratie (GBA) is geconstateerd dat [naam 1] , [geboortedatum 2]
2007, hier ingeschreven staat. [naam 1] is de zoon van [verdachte] .
6 februari 2022 om 10.25 uur uitgaande oproep naar [telefoonnummer 6] . Google geeft aan dat dit nummer bij, [stichting] , [adres 9] hoort.
- Via gemeente Basis Administratie (GBA) is geconstateerd dat [naam 6] , [geboortedatum 4]
2004, hier ingeschreven staat. [naam 6] is de zoon van [verdachte] .
17.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 4] , pagina’s 200-202, voor zover inhoudende:
Op maandag 28 februari 2022 stelde ik een onderzoek in, naar de inhoud die uit de telefoon van het merk Nokia, model 230 (RM-1173) welke is voorzien van KVI-nummer [nummer 1] .
Ik zag dat er een aantal foto's beschikbaar waren. Een (1) van de foto's was een afbeelding van een pinpas.
Triodos Bank
[verdachte]
[rekeningnummer 1]
Valid [nummer 2]
Ik zag dat er meerdere sms-gespreken waren geweest met verschillende telefoonnummers.
- [telefoonnummer 3]
Totaal vijf (5) berichten verstuurd naar dit nummer op 20 november 2021 tussen 15.27
en 15.41 uur.
20/11/2021 15:32, Bericht verstuurd: "Wacht op jou hou van jou ik wacht op jou bij ma
dan gaan we weg oke pik lig op de bank wacht op je pik".
20/11/2021 15:27, Bericht verstuurd: "Kom pik wacht op je gr pa".
- 31657625105
Totaal 4 berichten onderling gewisseld tussen 16 januari 2022 en 19 januari 2022.
16/01/2022 12:49 uur, bericht ontvangen: "Goeiemiddag, zou je mij alle bedrijfsgegevens willen sturen. Dan kan ik voor jullie een klantnummer aanmaken. Groeten [naam 14] [bedrijf 5] ".
- [telefoonnummer 2]
Totaal 29 berichten onderling gewisseld tussen 25 november 2021 en 11 februari 2022.
08/02/2022 21:33 uur, bericht ontvangen: "Waar ben je papa".
12/11/2022 15:05 uur, bericht verstuurd: "Wil graag ma ff spreken en ff bij jullie zijn".
11/11/2022 19:18 uur, bericht verstuurd: "Ik wil ook na huis seur ff met ma".
10/11/2021 20:43 uur, bericht verstuurd: "Bel ons wagt op jou [naam 6] ".
10/11/2021 02:12 uur, bericht ontvangen: "Kan niet politie zoekt je zwaar worden [naam 6] [naam 1] ook opgepakt en daarbij heb ik er geen zin in.
- [telefoonnummer 4]
Totaal 43 berichten onderling gewisseld tussen 6 november 2021 en 6 januari 2022.
Na controle Bluespot [telefoonnummer 4] , zag ik dat betrokkene, [naam 7] , [geboortedatum 5] -1972,
[adres 3] gekoppeld is aan dit nummer.
18.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] van 20 januari 2022, pagina’s 248-249, voor zover inhoudende:
Ik ben eigenaar van het horecaverhuurbedrijf [bedrijf 6] in Oldenzaal. Op donderdag 16 december 2021 om 13.50 uur kreeg ik telefoon van een man die zich [naam 3] noemde. Hij vroeg aan mij of ik alles wat ik aan sterke drank, fris en wijnen had staan klaar kon zetten. Hij wilde dit dezelfde avond omstreeks 18.00 uur op komen halen. Ik heb deze bestelling klaargezet en de man heeft dit 's avonds omstreeks 18.30 uur met twee jonge mannen opgehaald. Dit was een partij drank voor ca. 520,00 euro inclusief BTW en statiegeld. Ik moest de factuur sturen naar: [naam 3] , [adres 2] . Ik moest deze factuur per post versturen want dit kon volgens de man niet per email. De man heb ik later herkend op Facebook. Daar stond hij met foto's op de site van [bedrijf 3] . Op maandag 20 december 2021 kreeg ik een appje van deze man en hij wilde nu een bestelling plaatsen van ca. 2000,-- euro. Het telefoonnummer van de man die de bestelling plaatste is: [telefoonnummer 3] . Aangezien dit om een zeer groot bedrag ging appte ik terug dat hij eerst contant moest betalen. Hierna heeft de man niets meer van zich laten horen. Ik heb nog een app gestuurd waarin vroeg waar ik de emballage op kon komen halen. Dit was namelijk ook voor ca. 30,-- euro. Ook hier heb ik niets meer op terug gehoord. Er is op 28 december 2021 een factuur verzonden naar [naam 3] , [adres 2] . Dit was de factuur voor de partij drank van 520,-- euro.
Tot op heden is deze factuur niet betaald en pakt de man de telefoon niet op als ik hem probeer te bellen. Op Facebook stond een bericht van [bedrijf 3] . Hier stonden foto's bij en er stond een naam in het bericht namelijk [verdachte] . Ik herkende de man op de foto's gelijk als de man die bij mij de partij drank voor 520,00 euro opgehaald heeft.
19.
Het proces-verbaal van bevindingen van 17 december 2021, pagina 337, voor zover inhoudende:
Het gezin bestaat uit; [naam 9] , de moeder van 5 kinderen van [verdachte] .
Kinderen [naam 1] , [naam 6] en [naam 5] wonen aan de [adres 2] . [verdachte] staat ingeschreven op een ander adres, echter hij verblijft vaak aan [adres 2] .
20.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 19 september 2022, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Op 10 maart 2022 heb ik een gouden armband gekocht bij [bedrijf 7] . Ik heb gevraagd om een factuur te mailen.
21.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 5] , pagina’s 356-357, voor zover inhoudende:
Ik heb een juwelierswinkel aan de van [adres 10] . Ik ben eigenaar van deze zaak. Op donderdag 10 maart 2022 om 10.17.50 uur kwam er een klant binnen. Ik kende de klant niet. De klant was een wat oudere man. Hij wilde een armband kopen. Hij vertelde dat hij gestuurd was door [naam 4] . [naam 4] is de goudsmid met wie ik samenwerk. Doordat de klant de naam van [naam 4] noemde schepte dat al enig vertrouwen. De klant vertelde dat hij eigenaar was van [bedrijf 11] . De klant zegt vervolgens dat hij de armband wil kopen voor een collega die met pensioen gaat. De klant had een budget van 500,00 euro. Ik vond dat een aannemelijk bedrag voor een afscheidscadeau. De klant vroeg om de prijs exclusief BTW. De klant ging voor de armband van 475,00 euro, deze prijs was exclusief BTW. Doordat ik nog geen kassasysteem had kon de klant niet pinnen. De klant vroeg toen om een factuur te sturen zijn bedrijf. De boekhouder van het bedrijf zou dan het bedrag dezelfde dag nog overmaken. Ik heb toen zijn KvK nummer nagetrokken. Ik kwam uit bij [bedrijf 11] in Emmeloord. Ik vertelde hem dat. Vervolgens zei de klant dat hij verhuisd was met zijn bedrijf naar Enschede aan de haven. Ik heb toen gegoogeld op zijn bedrijf in Enschede en kwam uit op [bedrijf 13] , telefoonnr. [telefoonnummer 7] . In de drie weken dat ik open ben heb ik meerdere klant gehad. Deze klanten stuurde ik dan een tikkie voor de betaling. Dit wilde ik ook doen bij deze klant. Hij zei echter dat hij geen telefoon bij zich had omdat hij van de sportschool kwam. Ik ging ermee akkoord om de factuur te mailen naar het bedrijf van de klant. De klant gaf mij het volgende emailadres: [mailadres 1] . Nadat de klant weg was kreeg ik de melding dat het emailadres niet klopte. Vervolgens heb ik contact opgenomen met het bedrijf [bedrijf 13] . Daar vertelden ze mij dat ze geen [verdachte] kenden.
22.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 19 september 2022, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Op 30 november 2021 ben ik met mijn ex-partner [naam 9] en mijn zoon [naam 1] naar [hotel 1] te Oldenzaal.
23.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 7] van 1 december 2021, pagina’s 327-330, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam als [functie] bij de [organisatie] ( [organisatie] ). Op 21 september 2020 wordt er door de rechtbank Almelo een machtiging voor gesloten
jeugdzorg over [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2007, uitgesproken. [naam 1] wordt dan geplaatst bij [instelling] . Op 1 juli 2021 is [naam 1] voor het laatst aanwezig in de gesloten instelling [instelling] . Vervolgens is de verblijfsplaats van [naam 1] lange tijd onbekend. Op 27 september 2021 wordt opnieuw een machtiging gesloten jeugdzorg uitgesproken door de rechtbank Almelo. Op maandagavond 29 november 2021 gaat de [organisatie] samen met de politie Enschede naar de woning aan de [adres 2] . De bedoeling is om [naam 1] op te halen. De woning is volledig donker en er wordt op aanbellen niet opengedaan. Na een aantal minuten wachten zien wij dat zus [naam 5] achter het gordijn langs kijkt aan de voorzijde van de woning. Daarop worden eerst de politie en daarna de [organisatie] naar binnen gelaten in de woning en zien wij in de woonkamer aanwezig vader [verdachte] , moeder [naam 9] , zus [naam 5] en [naam 1] zelf. Door de [organisatie] wordt er uitgelegd dat er een machtiging voor gesloten jeugdhulp is voor [naam 1] en dat wij hem komen ophalen. Wij horen dan dat vader [verdachte] roept richting politie en [organisatie] : "als jullie [naam 1] meenemen gaan we eerst nog een potje vechten”. Uiteindelijk is besloten [naam 1] niet te gaan vervoeren. Met moeder [naam 9] is toen die avond de afspraak is gemaakt dat zij zelf de volgende dag dinsdag 30 november 2021 [naam 1] naar [adres 8] zou brengen.
Dinsdag 30 november 2021 rond 15:00 uur heeft de jeugdzorgmedewerker telefonisch contact met zus [naam 5] . [naam 5] zou hebben verteld dat er niemand meer in de woning is aan [adres 2] , behalve zijzelf. Uit telefonische contacten op dinsdagavond 30 november tussen politie, recherche en [organisatie] is ons verteld dat [verdachte] , [naam 9] en [naam 1] zouden zijn gezien in [hotel 1] in Oldenzaal, datum en tijd is ons niet bekend. De drie zouden zich gemeld hebben aan de balie met het verhaal dat hun huis in Enschede was afgebrand en dat zij voor 14 dagen een kamer wilden boeken, en dat de Stadsbank voor het verblijf zou gaan betalen. Het hotel heeft dit gemeld bij de politie, de politie heeft bij het hotel het verhaal geverifieerd en kort voordat de politie bij het hotel arriveerde waren [verdachte] , [naam 9] en [naam 1] vertrokken. Op dit moment is de verblijfplaats van het drietal onbekend.
24.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 1 februari 2022, pagina 344, voor zover inhoudende:
Ik weet niet meer precies welke dag het was maar ik werd gebeld door [verdachte] . Hij zei dat hij een vakantie had geboekt. Ik heb hun toen opgehaald, [verdachte] , [naam 9] , [naam 1] en [naam 6] , 1 van die jongens had een gebroken been. Ik heb ze afgezet bij een hotel in Oldenzaal. 's Avonds werd ik weer door [verdachte] gebeld. Hij vroeg mij hen weer op te halen. Ik heb de familie op dezelfde plek opgehaald als waar ik ze af heb gezet. Ik heb ze toen naar huis gebracht aan [adres 2] .
28.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 5] , pagina, voor zover inhoudende:
Op dinsdag 28 december 2021 hoorde ik naar aanleiding van een verdachte situatie op dinsdag 30 november 2021 de eigenaar van [hotel 2] gelegen aan [adres 11] . Ik hoorde dat de eigenaar mij het volgende vertelde:
Op dinsdag 30 november 2021 omstreeks 12:00 uur belde er een man om een familiekamer
bij ons te boeken. Hij vertelde dat er een brand in zijn woning geweest was. Dit was aan [adres 3] . Telefoonnummer waarmee hij belde was: [telefoonnummer 1] . Hij mocht van zijn verzekering een hotel uitzoeken om daar te verblijven. Toen mijn collega de reservering had bevestigd vroeg zij rond hoe laat zij zouden arriveren. De man vertelde dat zijn zoon een gebroken been had en dat zijn broer, die een taxibedrijf had, hen met een busje zou brengen. Op dinsdag 30 november 2021 omstreeks 15:00 uur kwam er een man met zijn partner en twee kinderen bij ons aan de balie. Toen mijn collega om gegevens van de verzekering vroeg vertelde de man dat hij helemaal geen papieren meer had. Deze waren achtergebleven in het huis. Mijn collega die aan de balie stond vertrouwde het verhaal niet helemaal. Hierop heeft mijn collega zijn identiteitskaart gevraagd. Dit overhandigde de man. Mijn collega zag dat het ' [verdachte] van [geboortedatum 1] 1975' betrof.
Toen heb de politie in Oldenzaal gebeld om het verhaal te verifiëren. Deze konden het verhaal ook niet verifiëren. Toen heb ik, als eigenaar zijnde, naar de kamer van [verdachte] gebeld en gevraagd of hij even naar de balie wilde komen. Ik confronteerde [verdachte] met zijn verhaal. Hij ging hierop naar zijn kamer en is toen samen met zijn partner en twee kinderen vertrokken.