ECLI:NL:RBOVE:2022:2746

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
30 september 2022
Zaaknummer
9032345 \ CV EXPL 21-385
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over gebrekkige uitvoering van aannemingsovereenkomst voor tuinwerkzaamheden en houten berging

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], een hoveniersbedrijf, [gedaagde], aangesproken voor gebrekkige uitvoering van een overeenkomst tot het leveren en plaatsen van een houten berging en het verrichten van tuinwerkzaamheden. Eiser stelt dat er gebreken zijn opgetreden en vordert herstel van deze gebreken. Gedaagde, vertegenwoordigd door mr. H.J. Koop, vordert in reconventie betaling van de eindfactuur en ontbinding van de overeenkomst op basis van een vertrouwensbreuk. De kantonrechter heeft een deskundige benoemd die heeft vastgesteld dat er op meerdere punten sprake is van gebreken, zij het van geringe aard. De kantonrechter wijst de vordering tot gedeeltelijke ontbinding af, omdat gedaagde onvoldoende feiten heeft aangedragen die deze ontbinding rechtvaardigen. Eiser wordt in het gelijk gesteld voor het herstel van de gebreken, en gedaagde wordt veroordeeld om deze binnen drie maanden te herstellen. Tevens wordt gedaagde veroordeeld tot betaling van de expertisekosten van eiser en de proceskosten in conventie. In reconventie wordt eiser veroordeeld tot betaling van de eindfactuur, verminderd met de bedragen die gedaagde heeft erkend te veel in rekening te hebben gebracht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 9032345 \ CV EXPL 21-385
Vonnis van 19 juli 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
gemachtigde: Stichting Univé Rechtshulp,
tegen
de besloten vennootschap
[A] HOVENIERS B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. H.J. Koop.

1.Samenvatting

1.1.
[gedaagde] heeft een nieuwe houten berging geplaatst en werkzaamheden verricht in de tuin van [eiser] . [eiser] stelt dat [gedaagde] gebrekkig werk heeft geleverd en vordert herstel. Daarnaast vordert hij betaling van de door hem gemaakte expertisekosten. Volgens [gedaagde] is er slechts sprake van geringe afwijkingen en niet van (ernstige) gebreken. Daarnaast is er volgens haar sprake van een vertrouwensbreuk, zodat – in het geval er wel sprake is van gebreken – nakoming in redelijkheid niet meer van haar kan worden verwacht. Zij vordert daarom in reconventie gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis (onder meer) geoordeeld dat [gedaagde] in beginsel gehouden is haar toezegging tot het verrichten van herstel van bepaalde punten na te komen en met betrekking tot een aantal andere door [eiser] gestelde punten een deskundigenonderzoek gelast. De kantonrechter volgt de deskundige in zijn conclusies dat een groot deel van die punten zijn aan te merken als gebreken, zij het van geringe en/of esthetische aard.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] (in reconventie) onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die een beroep op gedeeltelijke ontbinding rechtvaardigen. De kantonrechter wijst de gevorderde gedeeltelijke ontbinding af en wijst de vorderingen van [eiser] tot herstel grotendeels toe. De gevorderde expertisekosten worden ook toegewezen.
1.2.
[gedaagde] vordert in reconventie ook nog betaling van de eindfactuur. [eiser] beroept zich op opschorting. Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit het rapport van de deskundige dat de gebreken gering en/of slechts esthetisch van aard zijn en rechtvaardigen deze geen opschorting.
[eiser] wordt daarom veroordeeld tot betaling van de eindfactuur, verminderd met het bedrag dat [eiser] te veel heeft betaald voor de opsluitbanden en de kosten van de derde regenpijp die niet is geplaatst.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 november 2021, waarbij de kantonrechter een deskundige heeft benoemd en waarbij partijen in de gelegenheid zijn gesteld om zich desgewenst uit te laten over de hoogte van het aan de deskundige te betalen voorschot;
- de brief van [gedaagde] van 6 december 2021, waarin zij mededeelt geen bezwaar te hebben tegen de hoogte van het voorschot voor de kosten van de deskundige;
- het deskundigenbericht van 20 april 2022;
- de conclusie na deskundigenbericht van [eiser] van 31 mei 2022;
- de conclusie na deskundigenbericht van [gedaagde] van 31 mei 2022;
- de reactie op voornoemde conclusie na deskundigenbericht van [eiser] van 14 juni 2022;
- de e-mail van [gedaagde] van 1 juni 2022, waarin zij mededeelt geen gebruik te maken van de mogelijkheid om te reageren op de conclusie na deskundigenbericht van [eiser] .
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De beoordeling in conventie en in reconventie

3.1.
De kantonrechter verwijst naar en handhaaft hetgeen bij eerdere tussenvonnissen is overwogen en geoordeeld.
3.2.
Bij tussenvonnis van 28 september 2021 heeft de kantonrechter al een oordeel gegeven over de punten die in de dagvaarding zijn omschreven onder de letters a, b, f, g, h, l, m, n, o, s en u en heeft de kantonrechter het voornemen kenbaar gemaakt een deskundigenonderzoek te gelasten met betrekking tot de punten die in de dagvaarding zijn omschreven onder de letters c, d, e, i, j, k, p, q, r, t, v, w en x. De kantonrechter heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het voorgenomen deskundigenonderzoek, hetgeen zij ook hebben gedaan.
3.3.
Bij tussenvonnis van 23 november 2021 is de heer ing. P.B.J.M. Elfrink als deskundige benoemd.
Het onderzoek ter plaatse, waarbij beide partijen aanwezig waren, heeft plaatsgevonden op 11 februari 2022. Op 20 april 2022 is een deskundigenbericht uitgebracht.
Hierna wordt de heer ing. P.B.J.M. Elfrink aangeduid als ‘de deskundige’.
Is er sprake van gebreken / een tekortkoming?
Puntdraad (punten c en q)
3.4.
[eiser] stelt dat het puntdraad te los in de houders is aangebracht, waardoor er geen spanning op zit en het een lelijk gezicht is. In het deskundigenbericht onderschrijft de deskundige dat de puntdraad slordig en niet aangespannen is aangebracht. Dit blijkt ook uit de foto’s van het puntdraad die zijn overgelegd. Volgens de deskundige voldoet het aangebrachte puntdraad niet aan de eisen die in de branche gebruikelijk zijn.
[gedaagde] heeft dit bij conclusie na deskundigenbericht niet betwist.
De kantonrechter volgt de deskundige dan ook in zijn conclusie dat er sprake is van een gebrek.
Geleiderails glazen schuifwand (punten d, i en j)
3.5.
[eiser] stelt dat de geleiderail voor de glazen pui aan de voorzijde van de zithoek te kort is, dat het profiel in de rail van de pui bij de binnenkant van de zithoek verbogen lijkt en dat de geleiderail aan de westelijke kant ook niet aansluit. Volgens de deskundige is de geleiderail niet correct ingebracht. [gedaagde] heeft dit bij conclusie na deskundigenbericht niet betwist.
De kantonrechter volgt de deskundige daarom in zijn conclusie dat er sprake is van een gebrek.
Kitwerk raamkozijn (punt e)
3.6.
Volgens [eiser] is er geen kitwerk aangebracht aan de boven- en onderkant van het raam aan de noordkant van de berging. Uit het rapport van de deskundige volgt dat de horizontale aansluitingen niet zijn gekit en dat er kieren tussen zitten. Volgens de deskundige is het zeer aannemelijk dat door het ontbreken van de kit geen problemen zullen ontstaan, maar zouden de aansluitingen vanwege esthetische redenen wel moeten worden gekit. Aangezien [gedaagde] dit bij conclusie na deskundigenbericht niet heeft betwist – en herstel bovendien eenvoudig is – volgt de kantonrechter de deskundige in zijn conclusie dat er sprake is van een (esthetisch) gebrek.
Verbogen haken hoekpaal ten behoeve van harmonicagaas (punt k)
3.7.
[eiser] stelt dat de haken van de hoekpaal met nieuw gaas zijn verbogen en dat deze qua constructie erg zwak zijn. De deskundige heeft in zijn deskundigenbericht alleen verklaard dat hij op locatie heeft gezien dat een bevestigingshaak is verbogen. Dat het overige er niet fraai uit zou zien – zoals is gesteld in het expertiserapport dat [eiser] heeft overgelegd – kan de deskundige niet onderschrijven, aangezien het harmonicagaas inmiddels helemaal met klimop/hedera is begroeid. [eiser] en [gedaagde] hebben de bevindingen van de deskundige beide niet betwist. De kantonrechter volgt de deskundige dan ook in zijn conclusie dat er (enkel) sprake is van een gebrek met betrekking tot de verbogen bevestigingshaak.
Zwarte planken/geveldelen niet symmetrisch (punt p)
3.8.
Volgens [eiser] zijn de zwarte planken bij de schuifwand niet symmetrisch gemonteerd, waardoor de kunststof geleider mee schuift.
De deskundige onderschrijft dat de zwarte houten geveldelen niet gelijk tegen de staander zijn gemonteerd, waardoor er kleine verschillen van ongeveer 1 tot 2 millimeter zijn waar te nemen. Volgens de deskundige blijft hout echter werken en moet enige tolerantie in maat worden geaccepteerd. De werkzaamheden zijn volgens hem uitgevoerd conform de eisen/normen zoals die binnen de branche gebruikelijk zijn. [eiser] heeft dit bij conclusie na deskundigenbericht niet betwist. De kantonrechter volgt de deskundige dan ook in zijn conclusie dat er géén sprake is van een gebrek.
Beschadiging raam en kier (punt r)
3.9.
Volgens [eiser] is het kozijn en het hout aan de binnenzijde van het raam aan de oostzijde beschadigd en is er sprake van een forse kier. De deskundige onderschrijft dat er sprake is van beschadigingen en een kier, zodat er volgens hem sprake is van een gebrek. Aangezien [gedaagde] dit bij conclusie na deskundigenbericht niet heeft betwist, volgt de kantonrechter de deskundige in zijn conclusie.
Bestrating en opsluitbanden (punt t, v, w en x)
3.10.
[eiser] stelt dat de opsluitbanden langs de oprit te diep zijn gesteld, dat de betonbanden op verschillende hoogtes onder de oppervlakte van de tegels zijn gesteld, dat de tegels niet goed pas zijn gezaagd op de hoek van de berging en dat enkele betonbanden te klein zijn of niet juist zijn geplaatst omdat ze niet in elkaar zijn geschoven maar bijvoorbeeld met twee kopse holle kanten tegen elkaar zijn geplaatst.
De deskundige onderschrijft deze onvolkomenheden en constateert dat deze niet voldoen aan de geldende normen binnen de branche.
3.11.
[gedaagde] stelt dat de afwijking van de gebruikelijke maatvoering en mate van afwerking op deze punten een minimaal verschil betreft. In het deskundigenbericht staat dat opsluitbanden doorgaans ongeveer één centimeter onder het peilniveau van de bestrating worden geplaatst. Volgens [gedaagde] zijn de opsluitbanden op enkele plaatsen dieper gelegd, maar voldoet het werk desondanks aan de functie van opsluitbanden, namelijk het opsluiten van het omliggende straatwerk zodat het niet kan verschuiven. Verder stelt zij dat het afschot op de juiste wijze functioneert.
3.12.
Uit de bij het deskundigenbericht overgelegde foto’s blijkt dat de opsluitbanden op verschillende hoogtes zijn gelegd, waarbij verschillen van drie tot zes centimeter onder het peilniveau van de bestrating zijn opgemeten. [gedaagde] heeft niet weersproken dat de opsluitbanden doorgaans ongeveer één centimeter onder het peilniveau worden geplaatst. Nu de opsluitbanden op sommige plaatsen maar liefst vijf centimeter lager liggen, volgt de kantonrechter de deskundige in zijn conclusie dat er op dit punt niet aan de in de branche geldende normen is voldaan, zodat er sprake is van een gebrek. Aangezien [gedaagde] de overige punten met betrekking tot de opsluitbanden niet inhoudelijk heeft weersproken, zal de kantonrechter de deskundige op die punten ook volgen in zijn conclusie dat sprake is van gebrekkig werk.
Conclusie
3.13.
Gelet op het voorgaande oordeelt de kantonrechter dat er sprake is van meerdere gebreken in het door [gedaagde] opgeleverde werk.
[gedaagde] stelt dat het slechts om zeer geringe gebreken gaat, maar ook een gering gebrek is aan te merken als een tekortkoming. De kantonrechter zal dan ook voor recht verklaren dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen tegenover [eiser] voortvloeiende uit de overeenkomst van aanneming van werk.
Nakoming of schadevergoeding?
3.14.
[eiser] vordert dat [gedaagde] wordt veroordeeld om de gebreken te (laten) herstellen.
[gedaagde] stelt echter dat er sprake is van een vertrouwensbreuk tussen partijen, zodat niet meer van haar kan worden verwacht dat zij de overeenkomst nakomt, in die zin dat zij eventuele gebreken zal herstellen. Zij vordert daarom
in reconventieeen gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst. [gedaagde] voert aan dat zij in dat geval de kosten van herstel aan [eiser] zal vergoeden.
Is de in reconventie gevorderde (gedeeltelijke) ontbinding toewijsbaar?
3.15.
De rechter kan een overeenkomst van aanneming van werk op vordering van de aannemer geheel of gedeeltelijk ontbinden als vóór de oplevering waarschijnlijk wordt dat de opdrachtgever niet op tijd of niet behoorlijk aan zijn verplichtingen zal voldoen, of dat de aannemer de overeenkomst niet zal kunnen uitvoeren als gevolg van een omstandigheid die niet aan hem kan worden toegerekend. Dit staat in artikel 7:756 lid 2 BW.
3.16.
De kantonrechter stelt voorop dat het aan [gedaagde] is om voldoende concrete feiten en omstandigheden te stellen die een beroep op dit artikel rechtvaardigen.
De kantonrechter begrijpt de stelling van [gedaagde] aldus dat zij van mening is dat niet van haar kan worden gevergd dat zij de gebreken herstelt vanwege de (in haar visie) ontstane vertrouwensbreuk. Zij stelt dat [eiser] zonder toestemming camerabeelden heeft opgenomen van haar werknemers en dat dit, in combinatie met de uitingen van [eiser] over de kwaliteit van de werkzaamheden, een breuk in het vertrouwen heeft veroorzaakt.
[eiser] betwist dat er sprake is van een vertrouwensbreuk en stelt dat hij er vertrouwen in heeft dat [gedaagde] de gebreken op deugdelijke wijze kan herstellen.
3.17.
Naar het oordeel van de kantonrechter is de enkele omstandigheid dat [eiser] camera’s bij zijn woning/tuin heeft hangen waarmee de werknemers van [gedaagde] zijn gefilmd, niet voldoende om een beroep op (gedeeltelijke) ontbinding te rechtvaardigen. Ook de uitlatingen van [eiser] over de kwaliteit van de werkzaamheden, zoals deze zijn gebleken uit de overgelegde stukken, rechtvaardigen een beroep op (gedeeltelijke) ontbinding niet. Bovendien heeft [gedaagde] toegezegd een aantal punten te willen oplossen. Dit is strijdig met haar standpunt dat er sprake is van een vertrouwensbreuk, waardoor zij de overeenkomst niet meer kan nakomen. Daarnaast overweegt de kantonrechter dat het in de huidige markt – gezien de drukte bij aannemers – lastig zal zijn voor [eiser] om een andere aannemer te vinden voor de herstelwerkzaamheden.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter de gevorderde (gedeeltelijke) ontbinding afwijzen. Dit betekent dat [gedaagde] de overeenkomst alsnog deugdelijk moet nakomen en de gebreken dus zal moeten herstellen.
De kantonrechter overweegt in dat verband nog dat [gedaagde] er, desgewenst, ook voor kan kiezen de te verrichten herstelwerkzaamheden uit te besteden aan een derde.
Herstel
3.18.
De kantonrechter zal [gedaagde] veroordelen om de punten die in de dagvaarding zijn omschreven met de letters a, b, h, l, m, n, o en u te herstellen, omdat zij op die punten herstel heeft toegezegd. De kantonrechter verwijst naar hetgeen zij in rechtsoverweging 5.10 van het tussenvonnis van 28 september 2021 reeds heeft overwogen en geoordeeld. Zij blijft bij dat oordeel.
3.19.
De kantonrechter zal [gedaagde] veroordelen om de punten die in de dagvaarding zijn omschreven met de letters c, d, e, i, j, k, q, r, s, t, v, w en x te herstellen, omdat dit gebreken betreffen en [eiser] herstel daarvan vordert.
Waar het gaat om punt s overweegt de kantonrechter dat zij in rechtsoverweging 5.17 van het tussenvonnis van 28 september 2021 reeds heeft overwogen en geoordeeld dat het op de weg van [gedaagde] ligt om dit gebrek te herstellen. Zij blijft bij dat oordeel.
Waar het gaat om punt k zal de kantonrechter [gedaagde] alleen veroordelen om de verbogen bevestigingshaak te herstellen, aangezien alleen hiervan is komen vast te staan dat het een gebrek betreft.
3.20.
De vordering tot herstel van het punten dat in de dagvaarding is omschreven met de letter p zal worden afgewezen, omdat – zoals hiervoor is overwogen – niet is komen vast te staan dat sprake is van een gebrek.
Waar het gaat om het gevorderde herstel van de punten die in de dagvaarding zijn omschreven met de letters f en g heeft de kantonrechter in de rechtsoverwegingen 5.12 tot en met 5.16 van het tussenvonnis van 28 september 2021 reeds overwogen en geoordeeld dat [eiser] geen beroep meer kan doen op dit gebrek, omdat hij niet tijdig heeft geklaagd. De kantonrechter blijft bij dat oordeel en zal dit onderdeel van de vordering afwijzen.
Termijn
3.21.
De kantonrechter acht de gevorderde termijn van één maand voor het herstel niet redelijk, gelet op de naderende bouwvakvakantie en de eventuele levertijden van materialen (waarvan algemeen bekend is dat die momenteel erg lang zijn). De kantonrechter zal [gedaagde] veroordelen om de gebreken te herstellen binnen een termijn van drie maanden na betekening van dit vonnis.
Dwangsom
3.22.
De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd zoals in de beslissing is vermeld.
Expertisekosten
3.23.
[eiser] vordert betaling van de door hem gemaakte expertisekosten (voor het rapport van ing. [B] , werkzaam bij [C] ), ter hoogte van € 1.461,07.
Naar het oordeel van de kantonrechter zijn dit redelijke kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid van [gedaagde] . De kosten zijn daarom toewijsbaar op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW.
Wettelijke rente
3.24.
De gevorderde wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de expertisekosten is op de wet gegrond en zal worden toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding (9 februari 2021) tot de dag van volledige betaling.
Proceskosten in conventie
3.25.
[gedaagde] wordt in deze procedure in conventie (grotendeels) in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
  • dagvaarding € 109,71
  • griffierecht € 240,00
  • salaris gemachtigde € 436,00 (2,0 punt x tarief € 218,00)
  • kosten (gerechtelijk) deskundige € 2.942,12
totaal € 3.727,83
3.26.
De apart gevorderde nakosten zijn toewijsbaar en zullen zoals gebruikelijk worden begroot op een half punt van het toegewezen salaris, met een maximum van € 124,00. Dat leidt in dit geval tot toewijzing van een bedrag van € 109,00.
Eindfactuur
3.27.
[gedaagde] vordert
in reconventieook nog betaling van de eindfactuur die zij aan [eiser] heeft gestuurd voor de berging en de werkzaamheden in de tuin, ter hoogte van € 3.576,40.
[eiser] beroept zich op opschorting. Hij stelt dat [gedaagde] , zolang zij niet alle gebreken heeft hersteld, geen betaling van de eindfactuur kan afdwingen.
Opschorting
3.28.
Als een partij haar verbintenis niet nakomt, dan is de wederpartij bevoegd de nakoming van haar daartegenover staande verplichtingen op te schorten. Bij gedeeltelijke of niet behoorlijke nakoming is opschorting slechts toegestaan, voor zover de tekortkoming haar rechtvaardigt. Dit staat in artikel 6:262 BW.
3.29.
Weliswaar is geoordeeld dat er sprake is van gebreken in het door [gedaagde] opgeleverde werk, maar naar het oordeel van de kantonrechter betreffen het geringe en/of esthetische gebreken die – ook in onderlinge samenhang bezien – geen opschorting rechtvaardigen.
Zij overweegt in dat verband dat de gebreken niet aan gebruik van de berging en de tuin in de weg staan, dat deze blijkens het rapport van de deskundige eenvoudig te herstellen zijn en dat uit dat rapport ook volgt dat de kosten van herstel van de afzonderlijke gebreken beperkt zijn. De kantonrechter zal [eiser] veroordelen tot betaling van de eindfactuur, met inachtneming van het volgende.
Te betalen bedrag
3.30.
Zoals in de rechtsoverweging 5.11 en 5.13 van het tussenvonnis van
28 september 2021 is overwogen, heeft [gedaagde] erkend dat zij € 44,00 te veel aan [eiser] in rekening heeft gebracht voor de opsluitbanden en heeft [gedaagde] te kennen gegeven dat zij bereid is om een bedrag van € 250,00 aan kosten voor de derde regenpijp, welke niet is geplaatst, te crediteren. De kantonrechter blijft bij haar oordeel dat [eiser] aanspraak kan maken op creditering van € 44,00 en dat [gedaagde] de toegezegde creditering voor de regenpijp zal moeten nakomen. De kantonrechter zal deze bedragen daarom in mindering brengen op het door [eiser] aan [gedaagde] te betalen bedrag.
3.31.
De kantonrechter zal [eiser] dus veroordelen tot betaling aan [gedaagde] van een bedrag van (€ 3.576,40 – € 44,00 – € 250,00 =) € 3.282,40.
Wettelijke rente
3.32.
De gevorderde wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de eindfactuur is op de wet gegrond en zal worden toegewezen vanaf de datum van verzuim (1 september 2020) tot de dag van volledige betaling.
Proceskosten in reconventie
3.33.
[eiser] wordt in deze procedure in reconventie in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op € 436,00 aan salaris van de gemachtigde (2,0 punt x tarief € 218,00).

4.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
4.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen tegenover [eiser] voortvloeiende uit de tussen hen gesloten overeenkomst van aanneming van werk,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 1.461,07 aan expertisekosten aan [eiser] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 februari 2021 tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om,
binnen een termijn van drie maanden na betekening van dit vonnis, de volgende gebreken in het door haar geleverde werk, deugdelijk en naar de regelen van goed vakmanschap te (doen) herstellen:
  • de hoek die uit de muur is naar aanleiding van een omgevallen schuttingdeur (punt a),
  • de bovenste plank links van de enkele deur die beschadigd is, waardoor blank hout zichtbaar is op de plek van de beschadiging (punt b),
  • het puntdraad/prikkeldraad dat veel te los in de houders is aangebracht waardoor er geen spanning op zit en waardoor dit een lelijk gezicht is (punt c en q),
  • de geleiderail voor de glazen pui aan de voorzijde van de zithoek die te kort is, wat aan beide kanten voor openingen zorgt waardoor ook de uitvoering die in de geleiderail zit mee schuift met de glazen panelen, het profiel in de geleiderail van de pui bij de binnenkant van de zithoek dat verbogen blijkt te zijn en de geleiderail aan de westelijke kant die niet aansluit (punt d, i en j),
  • het kitwerk dat niet is aangebracht aan de boven- en onderkant van het raam aan de noordkant van de berging (punt e),
  • het glaswerk dat niet is gewassen (punt h),
  • de verbogen bevestigingshaak (punt k),
  • de deurklink die te strak is afgesteld (punt l),
  • de deur die bovenaan scheef is geschaafd (punt m),
  • de schroef die lelijk in het scharnier is gemonteerd (punt n),
  • de deur die klemt en moet worden bijgeschaafd (punt o),
  • het hout aan de binnenzijde van het raam/het bovenlicht aan de oostzijde dat is beschadigd, het kozijn dat is beschadigd en de forse kier (punt r),
  • het kunstgras bij de rand dat niet recht is afgesneden (punt s),
  • de opsluitbanden langs de oprit die te diep zijn gesteld, de betonbanden die op verschillende hoogten onder de oppervlakte van de tegels zijn gesteld, de tegels die niet goed pas zijn gezaagd op de hoek van de berging en de betonbanden die te klein of niet juist zijn geplaatst omdat ze niet in elkaar zijn geschoven maar bijvoorbeeld met twee kopse holle kanten tegen elkaar zijn geplaatst (punt t, v, w en x),
  • het voegmiddel dat op sommige plaatsen is verdwenen en niet goed is aangebracht (punt u).
4.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een dwangsom aan [eiser] van € 100,00 per dag dat [gedaagde] in gebreke blijft om (volledig) aan de veroordeling onder 4.3 te voldoen, met een maximum van € 3.000,00,
4.5.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure in conventie, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 3.727,83, en in de nakosten, tot op heden begroot op € 109,00,
4.6.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
4.8.
veroordeelt [eiser] tot betaling van een bedrag van € 3.282,40 aan [gedaagde] , te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 1 september 2020 tot aan de dag van volledige betaling,
4.9.
veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure in reconventie, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 436,00,
4.10.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A. Smit, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2022 (LdB).