ECLI:NL:RBOVE:2022:2721

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
28 september 2022
Zaaknummer
C/08/284887 / KG ZA 22-179
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot inzage in financiële administratie in kort geding tussen Recreatiepark Fort Oranje B.V. en [gedaagde]

Op 28 september 2022 heeft de Rechtbank Overijssel in een kort geding uitspraak gedaan in de zaak tussen Recreatiepark Fort Oranje B.V. en [gedaagde]. De eiser, Recreatiepark Fort Oranje, vorderde inzage in de financiële administratie van [gedaagde] met betrekking tot het project Fort Oranje, op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De achtergrond van de zaak betreft een conflict tussen Fort Oranje en de gemeente Zundert, die het recreatiepark heeft gesloten en overgenomen. Fort Oranje vermoedt dat de gemeente opzettelijk schade heeft toegebracht door het park te ontmantelen en vordert inzage in de administratie van [gedaagde] om de kosten te controleren die door de gemeente aan Fort Oranje zijn doorberekend.

De voorzieningenrechter heeft de vordering van Fort Oranje afgewezen. Hij oordeelde dat er geen rechtmatig belang was bij de gevorderde inzage, omdat de benodigde stukken onvoldoende bepaald waren. De voorzieningenrechter stelde vast dat Fort Oranje onvoldoende had aangetoond dat de gevorderde stukken noodzakelijk waren voor de onderbouwing van haar vorderingen tegen de gemeente en andere aansprakelijke partijen. Bovendien was de vordering te onbepaald, omdat Fort Oranje niet had gespecificeerd om welke financiële stukken het precies ging en in hoeverre deze relevant waren voor de rechtsbetrekking.

De voorzieningenrechter concludeerde dat Fort Oranje geen rechtmatig belang had bij de gevorderde inzage en wees de vordering af. Tevens werd Fort Oranje veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] tot op heden zijn begroot op € 1.692,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/284887 / KG ZA 22-179
Vonnis in kort geding van 28 september 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RECREATIEPARK FORT ORANJE B.V.,
gevestigd in Rijsbergen,
eiseres,
advocaat mr. J.B. Maliepaard uit Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. E.H. Bruggink uit Zwolle.
Partijen zullen hierna Fort Oranje en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 september 2022,
  • de mondelinge behandeling van 12 september 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt,
  • de spreekaantekeningen van Fort Oranje,
  • de spreekaantekeningen van [gedaagde] .
1.2.
De vonnisdatum is aanvankelijk bepaald op 26 september 2022, maar het vonnis is uiteindelijk vandaag uitgesproken.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
Deze zaak is terug te voeren op een langlopend conflict tussen Fort Oranje en de gemeente Zundert. De oorzaak daarvan is – kort gezegd – dat de gemeente het recreatiepark heeft gesloten en overgenomen. Dit geschil vindt zijn oorsprong in de manier waarop de gemeente Fort Oranje sindsdien beheert. [gedaagde] is daarbij betrokken, omdat zij door de gemeente is ingeschakeld om in het kader van het beheer werkzaamheden te verrichten op het recreatiepark. Fort Oranje vermoedt dat de gemeente haar doelbewust schade heeft toegebracht door het recreatiepark te ontmantelen in plaats van te beheren. Volgens Fort Oranje heeft [gedaagde] de gemeente bij de sloop geholpen. Ook stelt Fort Oranje dat de gemeente geen controle heeft uitgevoerd op de facturen van derden die zij bij het beheer heeft ingeschakeld, waaronder die van [gedaagde] . Fort Oranje vordert daarom de financiële administratie van [gedaagde] met betrekking tot het project Fort Oranje, zodat zij zelf kan controleren of de opgevoerde kosten in verhouding staan met de door [gedaagde] verrichte diensten en omdat de gevorderde bescheiden zullen bijdragen aan de onderbouwing van de feitelijke stellingen die Fort Oranje tegen grondslag zal moeten leggen aan haar vordering jegens de verschillende aansprakelijke partijen. [gedaagde] verzet zich daartegen.
2.2.
De voorzieningenrechter zal de vordering van Fort Oranje afwijzen, omdat hij van oordeel is dat er ofwel geen rechtmatig belang is bij inzage in dan wel afgifte van de gevorderde stukken ofwel de benodigde stukken onvoldoende bepaald zijn. Hij zal onder de beoordeling uitleggen hoe hij tot dit oordeel is gekomen.

3.De feiten

3.1.
Fort Oranje is een recreatiepark in Rijsbergen, gemeente Zundert. Op 23 juni 2017 heeft de gemeente in kwestie Fort Oranje gesloten. Verder heeft zij het beheer van de camping overgenomen. Beide besluiten zijn gebaseerd op de Woningwet. In deze wet staat ook dat Fort Oranje moet betalen voor alle voorzieningen of aanpassingen die de gemeente uitvoert.
3.2.
De gemeente heeft besloten tot het verplaatsen en slopen van alle caravans die op het terrein van Fort Oranje staan. [gedaagde] is door de gemeente ingeschakeld om deze en andere werkzaamheden te verrichten. [gedaagde] heeft de facturen daarvan naar de gemeente verstuurd. De gemeente heeft deze kosten bij beheerbesluiten verhaald op Fort Oranje.

4.Het geschil

De vordering
4.1.
Fort Oranje vordert [gedaagde] te veroordelen om haar afschrift te verstrekken van dan wel inzage te verlenen in alle financiële administratie van [gedaagde] met betrekking tot het project Fort Oranje, waaronder het kasboek, de grootboekkaarten, de inkomende facturen en uitgaande facturen. Dit op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor elke dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft. Daarnaast vordert Fort Oranje dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten.
4.2.
Fort Oranje baseert haar vordering op artikel 843a Rv (Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Zij legt aan haar vordering ten grondslag dat zij een rechtmatig belang heeft bij inzage in dan wel afschrift van bepaalde bescheiden van [gedaagde] die zien op een rechtsbetrekking waarin Fort Oranje partij is. Fort Oranje vraagt om met spoed een beslissing te nemen en is daarom een kort geding gestart.
Ter nadere onderbouwing stelt Fort Oranje enerzijds dat zij belang heeft bij de gevorderde financiële bescheiden, omdat (1) zij zelf wil kunnen controleren of de door de gemeente aan haar doorberekende kosten in verhouding staan tot de inhoud en omvang van de door [gedaagde] in het kader van beheer verrichte diensten en (2) de gevorderde bescheiden zullen bijdragen aan de onderbouwing van de feitelijke stellingen die Fort Oranje ten grondslag zal moeten leggen aan haar vordering jegens de verschillende aansprakelijke partijen, die gebaseerd is op misbruik van recht en onrechtmatig handelen.
Het verweer
4.3.
[gedaagde] voert verweer. Zij betwist dat Fort Oranje een spoedeisend belang heeft, waardoor deze zaak zich niet voor een kort geding procedure leent. Daarnaast voert [gedaagde] aan dat de vordering van Fort Oranje niet voldoet aan de wettelijke eisen van artikel 843a, eerste lid, Rv. Als dat wel het geval is, stelt [gedaagde] dat hij niet is gehouden aan de vordering te voldoen, omdat daarvoor gewichtige redenen zijn als bedoeld in artikel 843a, vierde lid, Rv. Tot slot vindt [gedaagde] de gevorderde dwangsom te hoog.
4.4.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna nader ingegaan, voor zover dat van belang is voor de beoordeling van het geschil.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang

5.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat Fort Oranje een voorlopige voorziening in kort geding vordert. Daarvoor is vereist dat zij een spoedeisend belang heeft. Voor een vordering op grond van artikel 843a Rv in kort geding kunnen er naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen hoge eisen aan het spoedeisend belang worden gesteld. De vordering op grond van artikel 843a Rv verschilt in wezen niet van andere vorderingen tot verkrijging van bewijs voorafgaande aan een procedure, zoals het voorlopig getuigenverhoor en het voorlopig deskundigenbericht. Zulke vorderingen zijn onder andere bedoeld om aan de hand van te verkrijgen bewijs de proceskansen in een eventuele (bodem)procedure in te schatten. Daarbij past niet dat een vordering tot verkrijging van bepaalde bescheiden bij gebreke van een voldoende zwaarwegend spoedeisend belang eerst in een bodemprocedure moet worden ingesteld. Aangenomen moet worden dat in beginsel uit de aard van de vordering op grond van artikel 843a Rv voortvloeit dat de eisende partij daarbij een voldoende spoedeisend belang heeft. In deze zaak bestaat geen grond voor een ander oordeel. De voorzieningenrechter zal daarom verdergaan met de inhoudelijke beoordeling van de vordering.
Artikel 843a Rv
5.2.
Op grond van artikel 843a, eerste lid, Rv kan een partij die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Volgens het vierde lid kan als aan deze voorwaarden is voldaan afgifte toch worden afgewezen vanwege gewichtige redenen of omdat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
Rechtmatig belang
5.3.
De eisende partij moet een rechtmatig belang bij de gevorderde bescheiden hebben. Het moet gaan om stukken waarbij een partij een direct en concreet belang heeft. Het is aan degene die inzage, een uittreksel of afschrift vordert om voldoende concrete feiten en omstandigheden te stellen waaruit dit belang blijkt.
Bepaalde bescheiden
5.4.
Het recht op inzage en afgifte bestaat alleen van ‘bepaalde bescheiden’. Het bepaaldheidsvereiste heeft twee functies: het waarborgt dat de eisende partij voldoende concreet moet aangeven om welke bescheiden het hem te doen is en dat getoetst kan worden of hij het vereiste rechtmatige belang heeft bij inzage in die bescheiden.
Rechtsbetrekking
5.5.
Degene die een vordering op basis van artikel 843a Rv instelt, moet partij zijn in de rechtsbetrekking waarop de bescheiden betrekking hebben. Het is niet vereist dat degene tegen wie de vordering is ingesteld partij is in de rechtsbetrekking. [1] Met rechtsbetrekking worden ook verbintenissen uit de wet bedoeld, zoals een onrechtmatige daad. Degene die de bescheiden vordert, moet gemotiveerd zodanige feiten en omstandigheden stellen en met eventueel reeds voorhanden bewijsmateriaal onderbouwen, dat voldoende aannemelijk is dat die onrechtmatige daad zich heeft voorgedaan.
Fort Oranje mist een rechtmatig belang voor zover zij de beheersvergoedingsbesluiten van de gemeente wil kunnen controleren
5.6.
Voor zover Fort Oranje heeft gesteld dat zij de financiële stukken nodig heeft om te kunnen controleren of de door de gemeente gepretendeerde kosten in verhouding staan tot de inhoud en omvang van de door [gedaagde] in het kader van beheer verrichte diensten, mist Fort Oranje daarbij een rechtmatig belang. De voorzieningenrechter begrijpt dat de gevorderde bescheiden in dit verband betrekking hebben op de beheerskosten die de gemeente op grond van de Woningwet aan Fort Oranje heeft doorberekend. Het beheer is ontleend aan de Woningwet en heeft een publiekrechtelijk karakter. De gemeente heeft de beheerskosten inmiddels vastgesteld en bij Fort Oranje ingevorderd bij afzonderlijke besluiten. De voorzieningenrechter stelt voorop dat als tegen een bestuursrechtelijk besluit een met voldoende waarborgen omklede administratiefrechtelijke rechtsgang heeft opengestaan en deze rechtsgang niet of tevergeefs is gebruikt, de civiele rechter uit moet gaan van de geldigheid van het besluit (formele rechtskracht). Fort Oranje heeft erkend dat een aantal beheervergoedingsbesluiten van de gemeente inmiddels formele rechtskracht heeft gekregen. Voor zover de beheervergoedingsbesluiten formele rechtskracht hebben gekregen heeft Fort Oranje geen rechtmatig belang meer om de financiële stukken te kunnen controleren. De besluiten staan immers vast. Maar voor zover de beheersbesluiten nog niet onherroepelijk vast staan, is de vordering van Fort Oranje in deze zaak onvoldoende bepaald, want Fort Oranje had moeten specificeren om welke beheervergoedingsbesluiten het gaat en over welke periode zij nog belang heeft bij inzage in of afschrift van financiële stukken van [gedaagde] . Door de gehele financiële administratie van [gedaagde] met betrekking tot het project Fort Oranje te vorderen, acht de voorzieningenrechter de vordering van Fort Oranje te onbepaald. Afgezien daarvan dient het bij een op artikel 843a Rv gebaseerde vordering te gaan om een civielrechtelijke rechtsbetrekking. Fort Oranje stelt de bescheiden echter nodig te hebben ter controle van de door de gemeente aan haar op grond van de Woningwet doorberekende beheerskosten, dus in het kader van een bestuursrechtelijke rechtsbetrekking. De gemeente zal in het kader van de bestuursrechtelijke rechtsgang omtrent de beheersbesluiten deugdelijk verantwoording dienen af te leggen over het gevoerde beheer en de gemaakte en in rekening gebrachte kosten. Fort Oranje kan dus reeds in het kader van die bestuursrechtelijke procedure om nadere verantwoording verzoeken teneinde de door de gemeente doorberekende kosten, voor zover nodig, nader te kunnen controleren. Ook in verband hiermee ontbreekt daarom een rechtmatig belang.
De vordering is onvoldoende bepaald voor zover Fort Oranje verwacht dat de stukken onderbouwing kunnen opleveren voor een vordering uit onrechtmatige daad
5.7.
Voor zover Fort Oranje aan haar vordering ten grondslag heeft gesteld dat zij verwacht dat de gevorderde financiële administratie van [gedaagde] zal kunnen bijdragen aan de onderbouwing van de feitelijke stellingen die Fort Oranje ten grondslag zal moeten leggen aan haar vordering uit onrechtmatige daad jegens de daarvoor aansprakelijke partijen, is de vordering onvoldoende bepaald. De vordering heeft wel betrekking op een rechtsbetrekking waarin zij stelt partij te zijn, namelijk als benadeelde van een onrechtmatige daad die de gemeente tegenover haar heeft gepleegd. Fort Oranje stelt namelijk dat de gemeente zich door het slopen van caravans heeft schuldig gemaakt aan het strafbare feit vernieling – en daarmee aan een onrechtmatige daad. Volgens Fort Oranje zou de gemeente de sloop van caravans in eerste instantie beperken tot exemplaren met een waarde tot € 1.000,00, maar dat is niet gebeurd. De voorzieningenrechter overweegt dat het op voorhand niet is uitgesloten dat de gemeente daardoor onrechtmatig heeft gehandeld, zodat het bestaan van een rechtsbetrekking tussen haar en Fort Oranje voldoende aannemelijk is gemaakt. Dit is overigens door [gedaagde] , die (enkel) is ingegaan op de beheerskosten, ook niet betwist.
5.8.
Zoals hiervoor is overwogen meent Fort Oranje dat de gemeente met het slopen van caravans een onrechtmatige daad heeft gepleegd. Maar de voorzieningenrechter is van oordeel dat Fort Oranje onvoldoende duidelijk heeft gemaakt op welke manier de financiële administratie eraan kan bijdragen om haar vordering uit onrechtmatige daad wegens het vernielen van de caravans aan te tonen. Fort Oranje motiveert haar rechtstreeks belang door enkel te stellen dat de verwachting is dat de gevorderde bescheiden zullen bijdragen aan de onderbouwing van de feitelijke stellingen die Fort Oranje ten grondslag zal moeten leggen aan haar vordering jegens de verschillende aansprakelijke partijen, welke is gebaseerd op misbruik van recht en onrechtmatig handelen. Dat is naar het oordeel van de voorzieningenrechter te vaag. Zonder toelichting, die ontbreekt, vermag de voorzieningenrechter niet in te zien om welke reden Fort Oranje al die administratieve bescheiden van [gedaagde] nodig heeft om de vernieling van de caravans, en/of de omvang van de schade en/of het causaal verband te onderbouwen en/of aan te tonen. In zoverre acht de vordering van Fort Oranje daarom onvoldoende concreet en te onbepaald om vast te kunnen stellen dat Fort Oranje daarbij een rechtmatig belang heeft. De formulering van Fort Oranje dat zij “
verwacht”dat de financiële stukken zullen bijdragen aan de onderbouwing van de actie uit onrechtmatige daad, duidt er ook op dat de vordering van Fort Oranje is gebaseerd op een veronderstelling. Daarmee heeft zij een rechtmatig belang niet aannemelijk gemaakt.
Conclusie
5.9.
De voorzieningenrechter zal de vordering van Fort Oranje op grond van bovenstaande overwegingen afwijzen. Aan het bespreken van de overige stellingen komt de voorzieningenrechter dan ook niet toe.
Proceskosten
5.10.
Recreatiepark Fort Oranje B.V. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat €
1.016,00
Totaal € 1.692,00

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt Recreatiepark Fort Oranje B.V. in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.692,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Koster en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2022 in het bijzijn van de griffier (ED).

Voetnoten

1.HR 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1834.