Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
WEBO,
1.De procedure
17 januari 2022, productie 50 overgelegd.
2.De beslissing samengevat
Waarover gaat deze zaak?
juni 2019 houten plaatmateriaal heeft besteld bij haar dat zij conform de door Webo gegeven instructies heeft gezaagd, althans laten zagen, op basis waarvan het gevorderde bedrag van € 62.369,27 door Webo moet worden voldaan. De opslagkosten worden gevorderd omdat Webo weigert het overgebleven plaatmateriaal af te nemen. Webo voert verweer en stelt zich op het standpunt dat er geen bestellingen in november 2018 en mei/juni 2019 zijn gedaan. Pas met de inkooporders is er netto-plaatmateriaal besteld. Verder stelt Webo dat er sprake is van ontoelaatbaar zaagverlies, omdat Hout+ zich niet gehouden heeft aan de afspraak om geoptimaliseerd plaatmateriaal te leveren. Webo betwist om meerdere redenen dat zij de opslagkosten verschuldigd is.
april 2019 in betalingsverzuim verkeerde. Voor zover al sprake is van tekortkomingen, stelt Hout+ zich op het standpunt dat er geen sprake is van verzuim aan haar zijde. Hout+ bestrijdt dat Webo schade heeft geleden en betwist daarnaast de omvang en de redelijkheid van de schade.
3.Wat aan het geschil is vooraf gegaan
“1 Stuks Populieren Multiplex 30mm Eiken mix match 1-zijdig/ ocoume tegen Op maat gezaagd aan 198 panelen, rekening gehouden met fineerrichting in lengte van de plaat. Prijs is inclusief 1 x zichtzijde behandelen ca. 60- 70 g/m2 in overleg, met Bioleum Woodoil Naturel kleur transparant. Levering in 1 partij (…). Deze specificatie in netto 411,40 m2 met een zaagrendement van 88.12%, waarbij de lengten langer dan 3030mm zijn opgedeeld in 3030 + passtuk. Indien de orders verder opgesplitst worden, heeft dit gevolgen voor het rendement. Benodigd voor deze specificatie
8 mei 2020 heeft Webo aan Hout+ meegedeeld geen plaatmateriaal meer te zullen afnemen.
4.Het geschil in conventie en in reconventie
In conventie
Op 10 november 2020 heeft Hout+ Webo erop gewezen dat zij al geruime tijd de platen ten behoeve van Webo heeft opgeslagen, waardoor zij (opslag)kosten heeft. Hierdoor lijdt Hout+ schade, bestaande uit minimaal € 6,- per m3 per week vanaf week 47 in 2020. Daarnaast vordert Hout+ rente en buitengerechtelijke kosten.
- kort samengevat - aan dat Hout+ bij de kruistrappen ten onrechte grote bruto platen heeft gebruikt, waar ook kleine bruto platen konden worden gebruikt. Daardoor is er ontoelaatbaar zaagverlies ontstaan. Partijen zijn overeengekomen dat er door Hout+ geoptimaliseerd op maat plaatmateriaal zou worden geleverd, zodat Hout+ er voor moest zorgen dat het zaagverlies zo klein mogelijk zou zijn. Webo heeft de facturen tot 75% betaald en verzocht om (een) juiste orderbevestiging(en) en factu(u)r(en). Nu de facturen eindigend op de nummers 549, 790, 868 en 869 aantoonbaar onjuist zijn, maakt Hout+ ten onrechte aanspraak op betaling hiervan. Daarnaast stelt Webo zich op het standpunt dat Hout+ ten onrechte betaling van de facturen eindigend op 605 en 653 vordert. Webo stelt dat zij vanaf het begin heeft aangegeven dat zij enkel en alleen bestellingen via inkooporders plaatst van netto platen. Webo heeft nooit bruto platen besteld. Het was aan Hout+ als specialist om te bepalen hoeveel bruto platen en in welke afmetingen nodig waren voor de door Webo opgegeven netto plaatmaten. In november 2018 is er door Webo verzocht, of beter gezegd geadviseerd, om alvast een groot aantal platen in productie te nemen, zodat er geen vertraging zou ontstaan. Daarbij is duidelijk vermeld dat de definitieve bestelling later zou volgen. Webo heeft ook niet meer besteld dan zij nodig had. Dat er plaatmateriaal over is gebleven is dan ook niet mogelijk. Met het e-mailbericht van
27 mei 2019 heeft Webo op verzoek van Hout+ slechts aangegeven wat er nog aan inkooporders komt naast de lopende bestellingen, zijnde de reeds verstrekte inkooporders.
Webo betwist dat er eind augustus 2019 een betalingsachterstand van ruim 50.000,- was. Veel facturen waren niet correct en zijn aangepast en daarnaast zijn er facturen bij die niet op de factuurdatum zijn verzonden, zodat deze ook niet zijn vervallen op de vervaldatum.
2 september 2019 bevat termijnen die als fatale termijnen moeten worden beschouwd. Uit de uitdraai van het business softwareprogramma van Webo die als productie 41 is overgelegd, volgt dat Hout+ wel degelijk te laat was met het uitleveren en in verzuim is komen te verkeren. Webo heeft Hout+ bij e-mailbericht van 18 september 2019 aansprakelijk gesteld. Webo betwist uitdrukkelijk dat het slechts om 3 laattijdige leveringen zou gaan. Hout+ was structureel te laat en bovendien waren de leveringen met grote regelmaat gebrekkig. Vanaf het moment dat Hout+ in gebreke is gesteld voor de late leveringen, ontving Webo ook veel foutieve leveranties.
21 april 2019 voortdurend in betalingsverzuim verkeerde. Webo zocht een stok om mee te slaan, door (eerst) een discussie over de levertijden te beginnen, welke discussie Hout+ terecht bestreed en daarna over (ontoelaatbaar) zaagverlies. De discussie over zaagverlies is niet relevant en niet juist. Webo is niet te volgen in haar reconventionele vordering. Webo verwijst in algemene zin naar producties, maar laat deze in haar conclusie(s) onbesproken. Het bewijsaanbod van Webo dient te worden gepasseerd omdat Webo het bewijs allang had kunnen en moeten overleggen. Hout+ stelt dat Webo van slechts 3 van de in totaal 54 afgeroepen orders concreet stelt dat fatale levertermijnen niet zijn gehaald. Hout+ stelt dat deze drie leveringen op tijd zijn geleverd. Productie 41 heeft geen enkele bewijskracht. Uit niets blijkt dat Hout+ voor deze leveringen in gebreke is gesteld of anderszins dat Webo vaststelde dat er geen tijdige levering van deze orders was. Bovendien betreffen het geen fatale termijnen, maar opnieuw geplande termijnen. Van andere tekortkomingen is ook geen sprake. Als er sprake was van leveringen die afweken van de zaagspecificaties, dan
5.De beoordeling
In conventie
correspondentie tussen partijen inhoudt dat Webo (bruto-) plaatmateriaal heeft besteld ten behoeve van het project Gare Maritime waarbij zij vervolgens (nadien) Hout+ de opdracht heeft gegeven om uit het (bruto-)plaatmateriaal op basis van het vermelde in de inkooporders eindproducten te maken. Daarbij slaat de rechtbank in het bijzonder acht op het e-mailbericht van 21 november 2018 van Webo aan Hout+ waarin door Webo opdracht wordt gegeven om de volle platen van 30 mm en 10 mm alvast in productie te nemen. Daarbij zijn bruto-afmetingen en concrete aantallen vermeld. De door Webo gehanteerde term “in productie nemen” duidt ook op het daadwerkelijk bestellen van (bruto-) plaatmateriaal en heeft geen vrijblijvend karakter. De omstandigheid dat de platen (pas) op een later moment door Webo (na gezaagd en bewerkt te zijn) zijn afgenomen, maakt dit niet anders. Zou dit wel zo zijn, dan zou dit er toe leiden dat het financiële risico (volledig) bij Webo zou worden weggenomen. Het betoog van Webo dat het e-mailbericht van
21 november 2018 moet worden opgevat als een advies wordt dan ook niet gevolgd door de rechtbank. Een ondersteuning voor de hiervoor vermelde en door Hout+ voorgestane, uitleg, is ook te vinden in het e-mailbericht van 15 januari 2019 van Webo aan Hout+ waarin wordt verwezen naar de bestelling volle platen van 21 november 2018. Uit dit mailbericht is ook af te leiden dat platen later op maat zouden worden gezaagd en bewerkt door Hout+. Dat Webo een andere bedoeling voor ogen heeft gehad, wil de rechtbank op zichzelf wel aannemen, maar de correspondentie tussen partijen biedt daarvoor onvoldoende aanknopingspunten en Hout+ heeft deze bedoeling ook niet begrepen en naar het oordeel van de rechtbank ook niet hoeven te begrijpen. Voor zover Webo in dit verband nog heeft gewezen op de inkooporders bieden deze naar het oordeel van de rechtbank ook onvoldoende steun voor de door Webo voorgestane bedoeling. Daarbij kan niet uit het oog worden verloren dat op de inkooporders ook (verschillende) bruto-plaatafmetingen worden vermeld. Onder de gegeven omstandigheden mocht Hout+ de door Webo vermelde gegevens op de inkooporders (waaronder de bruto en netto-afmetingen en de aantallen) op de inkooporders redelijkerwijs opvatten als zaaginstructies.
20 december 2019 (eindigend op 605) betrekking heeft op het (overgebleven) (bruto) plaatmateriaal dat op 21 november 2018 is besteld. Evenmin heeft zij zelfstandig verweer gevoerd tegen het gefactureerde bedrag van € 16.207,28, zodat dit bedrag zal worden toegewezen.
2 september 2019 heeft Hout+ een nieuw leverschema opgenomen. Partijen gingen verder op basis van dit leverschema. In redelijkheid kan het argument van Hout+ dat er op dat moment al betalingsverzuim was bij Webo - nog daargelaten of dit zo was, nu Webo dit ook betwist - dan ook niet meer worden gehanteerd.
6.De beslissing
31 augustus 2022. [2]