In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 27 september 2022 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering tegen een veroordeelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde € 22.350,- bedraagt. De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 13 september 2022, waar de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.R. Stolk, aanwezig was. De officier van justitie, mr. P.F. Hoekstra, heeft haar vordering gehandhaafd. De raadsman heeft betoogd dat er nog openstaande betalingen waren van in totaal € 9.000,- en dat de kosten van een iPhone 11 van € 1.300,- in mindering moeten worden gebracht op de vordering.
De rechtbank heeft de vordering beoordeeld en vastgesteld dat de kosten van de telefoon niet in directe relatie staan tot het delict. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de kosten voor de aanschaf van de telefoon voor rekening van de verdachte blijven, omdat deze ook voor privédoeleinden werd gebruikt. De rechtbank heeft de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 22.350,- en de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van dit bedrag. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.