ECLI:NL:RBOVE:2022:2700

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
71.167973.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van ambtenaar van de Belastingdienst voor schending van ambtsgeheim en computervredebreuk

Op 27 september 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 47-jarige vrouw, werkzaam als ambtenaar bij de Belastingdienst, veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van drie jaar. De vrouw was schuldig bevonden aan het schenden van haar ambtsgeheim en computervredebreuk, waarbij zij vertrouwelijke informatie over kentekens had verstrekt aan niet-gerechtigde derden. Naast de voorwaardelijke gevangenisstraf kreeg zij ook een taakstraf van 240 uur opgelegd en werd haar het recht om een openbaar ambt te bekleden voor vijf jaar ontzegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk toegang had verkregen tot de systemen van de Belastingdienst en vertrouwelijke gegevens had gedeeld, wat een ernstige schending van de integriteit van de overheid betekende. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had en dat de kans op herhaling laag werd ingeschat door de reclassering. De strafoplegging was in verhouding tot de ernst van de feiten, waarbij de rechtbank rekening hield met de rol van de verdachte in het geheel en de omstandigheden waaronder de feiten waren gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71.167973.22 (P)
Datum vonnis: 27 september 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1975 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] ,

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 september 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. P.F. Hoekstra en van wat door verdachte en haar raadsman mr. T.P. van der Eerden, advocaat in Rotterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging op 13 september 2022, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van maart 2017 tot en met maart 2021, alleen of samen met een ander:
feit 1:opzettelijk haar ambtsgeheim heeft geschonden door als ambtenaar van de Belastingdienst vertrouwelijke informatie aan niet-gerechtigde derden te verstrekken;
feit 2:het systeem van de Belastingdienst is binnengedrongen door onbevoegd gebruik te maken van inloggegevens en zich toegang te verschaffen tot informatie met een ander doel dan waarvoor haar die inloggegevens ter beschikking stonden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 maart 2017 tot en met 28 maart 2021, althans in of omstreeks de periode van 18 januari 2020 tot en met 24 maart 2021, te Barendrecht en/of Rotterdam en/of (ook elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging, althans alleen
(telkens) een geheim waarvan zij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij uit hoofde van haar ambt, beroep en/of wettelijk voorschrift, verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, te weten door, alsmedewerker bij de belastingdienst in strijd met haar geheimhoudingsplicht (op grond van artikel 67 AWR), 216 keer, althans 70 keer, althans meermalen, althans eenmaal, kenteken(s)heeft bevraagd en/of vervolgens (vervolgens) (vertrouwelijke)informatie (omtrent een of meer personen en/of kentekens/kentekengegevens en/of gevonden geregistreerde tenaamstellingen (naam, adres, automerk)) uit het systeem 'HSB', althans het RDW systeem van de belastingdienst, althans een ofmeer systemen, aan daartoe niet-gerechtigde personen/derden heeft verstrekt en/of geopenbaard;
2
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 maart 2017 tot en met 28 maart 2021, althans in of omstreeks de periode van 18 januari 2020 tot en met 24 maart 2021, te Maassluis en/of Barendrecht en/of Rotterdam en/of (ook elders) in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen
(telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een of meer (delen van) geautomatiseerde werken, namelijk in een of meer (delen van) servers van de belastingdienst, te weten het systeem 'HSB', althans het RDWsysteem van de belastingdienst, althans een of meer systemen, is binnengedrongen door het doorbreken van een beveiliging en/of een technische ingreep en/of met behulp van een of meer valse sleutels en/of signalen en/of door het aannemen van een of meer valse hoedanigheden en/of het onbevoegd gebruik van een gebruikersnaam en/of wachtwoord-combinatie, namelijk door onbevoegd gebruik te maken van een gebruikersnaam en/of wachtwoord en/of door zich met een gebruikersnaam en/of wachtwoord toegang te verschaffen tot (delen van de) servers van de belastingdienst, te weten het systeem 'HSB', althans het RDW systeem van de belastingdienst, althans een of meer systemen, waarop informatie was geplaatst met een ander doel dan waarvoor haar, verdachte, die gebruikersnaam en/of dat wachtwoord ter beschikking stonden en/of waarvoor haar die toegang was toegestaan, en/of (vervolgens) gegevens die waren opgeslagen en/of verwerkt en/of overgedragen door middel van (delen van) die/dat geautomatiseerde werk(en) waarin zij zich wederrechtelijk bevond, voor zichzelf en/of (een) ander(en) over te nemen en/of af te tappen en/of op te nemen en/of (vervolgens) aan daartoeniet-gerechtigde personen/derden te verstrekken en/of te openbaren.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Inleiding
Uit het onderzoek 26Bozeman is naar voren gekomen dat personen via communicatienetwerk ‘Encrochat’ informatie aan elkaar uitwisselden die afkomstig leek van de Belastingdienst. Uit verschillende chats kwam naar voren dat kentekengegevens, waaronder namen, adressen en automerken, tegen betaling werden ingewonnen via een medewerker van de Belastingdienst. De Rijksrecherche startte daarop onderzoek Rabenau en kwam bij verdachte en medeverdachte [medeverdachte] terecht.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte voor beide feiten partieel vrijgesproken moet worden voor het medeplegen en ten aanzien van feit 1 van het bestanddeel ‘wist’. De raadsman heeft een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van medeverdachte [medeverdachte] als getuige, indien de rechtbank aan zou nemen dat verdachte geld heeft ontvangen voor haar handelingen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Wist of redelijkerwijs moest vermoeden
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 1 dat het bestanddeel ‘wist’ ziet op de schending van het ambtsgeheim en niet op het verstrekken van geheime gegevens, zoals door de verdediging aangevoerd. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat zij wist dat zij uit hoofde van haar ambt verplicht was vertrouwelijke informatie voor haarzelf te houden. Ook verklaarde verdachte dat het schrijven van kentekengegevens dan wel gegevens van de kentekenhouders op een briefje, daarvan een foto maken en die foto te sturen naar de medeverdachte niet tot de gebruikelijke werkzaamheden van de Belastingdienst behoorde. De rechtbank is van oordeel dat nu verdachte informatie uit de voor haar, uit hoofde van haar functie, toegankelijke systemen op een ongebruikelijke wijze deelde zij door zo te handelen wist dat zij haar ambtsgeheim schond.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat medeplegen bewezen kan worden als vaststaat dat bij het begaan van een strafbaar feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte instructies kreeg van medeverdachte [medeverdachte] over welke kentekengegevens zij moest opzoeken, welke gegevens zij vervolgens moest noteren en op welke wijze zij dit moest doen. Verdachte zocht deze gegevens op, noteerde op aanwijzing van medeverdachte de informatie op een papiertje, maakte daarvan een foto en zond deze naar medeverdachte [medeverdachte] . Verdachte heeft gevraagd of zij de gegevens via Signal of via de chatdienst IMO moest zenden. Signal was het antwoord van medeverdachte [medeverdachte] . Beide verdachten hebben foto’s van kentekengegevens gemaakt. Medeverdachte [medeverdachte] bracht zijn laptop ook weleens bij verdachte thuis waarna verdachte met behulp van de inloggegevens van medeverdachte [medeverdachte] de kentekengegevens en gegevens van de betreffende kentekenhouder opvroeg. Medeverdachte [medeverdachte] zond deze gegevens vervolgens door naar de aanvragers.
De rechtbank is gelet op deze werkwijze en rolverdeling van oordeel dat de bijdrage van verdachte intellectueel en materieel gezien van voldoende gewicht is om te kunnen spreken van medeplegen. Verdachte vervulde een belangrijke rol in het verwezenlijken van de feiten. Er was aldus sprake van een gezamenlijke uitvoering van het ten laste gelegde en daarmee van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten. Het standpunt van de raadsman dat de rol van verdachte niet noodzakelijk was en het delict ook zonder haar bijdrage gepleegd kon worden, maakt dit niet anders.
Voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde is niet relevant of verdachte geld heeft ontvangen. Het voorwaardelijke verzoek van de raadsman tot het horen van medeverdachte [medeverdachte] als getuige behoeft om die reden geen verdere bespreking.
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De rechtbank zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, omdat verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit (artikel 359, derde lid, Sv). [1]
Bewijsmiddelen feiten 1 en 2:
  • De bekennende verklaring van verdachte afgelegd op de zitting van 13 september 2022;
  • Het proces-verbaal van bevindingen van 13 september 2021, pagina’s 62 tot en met 167.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
zij in de periode van 18 januari 2020 tot en met 24 maart 2021, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, telkens een geheim waarvan zij, verdachte, wist dat zij uit hoofde van haar ambt, verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, te weten door, als medewerker bij de Belastingdienst in strijd met haar geheimhoudingsplicht (op grond van artikel 67 AWR), 70 keer kentekens heeft bevraagd en vervolgens vertrouwelijke informatie omtrent een of meer personen en kentekens/kentekengegevens en gevonden geregistreerde tenaamstellingen (naam, adres, automerk) uit het RDW systeem van de Belastingdienst, aan daartoe niet-gerechtigde personen heeft verstrekt;
2
zij in de periode van 18 januari 2020 tot en met 24 maart 2021, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, telkens opzettelijk en wederrechtelijk in delen van geautomatiseerde werken, namelijk in delen van servers van de Belastingdienst, het RDW systeem van de Belastingdienst, is binnengedrongen met behulp van een of meer valse sleutels, namelijk door onbevoegd gebruik te maken van een gebruikersnaam en wachtwoord en/of door zich met een gebruikersnaam en wachtwoord toegang te verschaffen tot servers van de Belastingdienst, te weten het systeem 'HSB', althans het RDW systeem van de Belastingdienst, waarop informatie was geplaatst met een ander doel dan waarvoor haar, verdachte, die gebruikersnaam en dat wachtwoord ter beschikking stonden en waarvoor haar die toegang was toegestaan, en vervolgens gegevens die waren opgeslagen en/of verwerkt en/of overgedragen door middel van delen van dat geautomatiseerde werk waarin zij zich wederrechtelijk bevond, voor zichzelf en anderen over te nemen en vervolgens aan daartoe
niet-gerechtigde personen te verstrekken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 272 en 138ab van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van enig geheim waarvan zij weet dat zij uit hoofde van ambt verplicht is het te bewaren, opzettelijk schenden, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van computervredebreuk, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf van achttien maanden aan verdachte op te leggen en verdachte te ontzetten uit het recht om een openbaar ambt te bekleden voor de duur van vijf jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank rekening te houden met het kleine aandeel dat verdachte in het verhaal heeft gehad. Haar medeverdachte heeft haar gebruikt, er was sprake van een ongezonde werkrelatie tussen beiden. De raadsman verzoekt een forse taakstraf op te leggen met eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf, maar uitdrukkelijk geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het opleggen van een beroepsverbod vindt de raadsman te ver gaan.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Aard en ernst van de strafbare feiten
Verdachte heeft zich samen met een collega als ambtenaar van de Belastingdienst schuldig gemaakt aan het schenden van haar ambtsgeheim en computervredebreuk.
De integriteit van de overheid en de ambtenaren die in dienst staan van de overheid is van fundamenteel belang voor de democratische rechtsstaat. Ambtenaren kunnen vaak over een grote hoeveelheid persoonsgegevens beschikken en de samenleving moet erop kunnen vertrouwen dat zij hier op een integere wijze mee omgaan. Verdachte heeft door haar handelen misbruik gemaakt van haar positie, door op grote schaal kentekengegevens en gegevens van de betreffende kentekenhouders te verstrekken aan derden. Verdachte heeft weliswaar niet zelf de gegevens aan anderen dan haar collega verstrekt, maar wel aan een niet gerechtigde persoon, nu de medeverdachte deze informatie niet nodig had voor het uitoefenen van zijn functie. Verdachte heeft de verzochte informatie opgezocht en verstrekt, zonder zich af te vragen wat er met deze informatie ging gebeuren. Verdachte heeft door haar handelen mogelijk mensen in (groot) gevaar gebracht. De informatie die werd verstrekt, kan in handen van de verkeerde personen grote gevolgen hebben. Zij heeft daar op geen enkele manier rekening mee gehouden. Daarbij rekent de rechtbank het verdachte aan dat het niet bij een enkele keer is gebleven, maar dat verdachte 70 keer vertrouwelijke informatie via de medeverdachte heeft gedeeld met onbekende personen. Ook het gemak waarmee zij dit keer op keer deed rekent de rechtbank haar aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van
6 juli 2022 gezien dat in de afgelopen vijf jaar geen sprake is geweest van strafrechtelijke veroordelingen.
De reclassering heeft op 16 augustus 2022 een rapport over verdachte uitgebracht. Uit het rapport komt naar voren dat de reclassering de kans op herhaling als laag inschat. De reclassering adviseert een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Interventies of toezicht is volgens hen niet nodig.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met het bovenstaande. Ook heeft zij rekening gehouden met de in verhouding met medeverdachte kleinere rol die zij heeft gespeeld. Zo was het medeverdachte die de contacten onderhield met de ‘aanvragers’ van de gegevens en was hij degene die haar de opdrachten gaf. Daarnaast biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten dat verdachte voor haar handelen, in tegenstelling tot medeverdachte, betaald heeft gekregen. De rechtbank is van oordeel dat gezien de ernst van de gepleegde feiten de maximale taakstraf van 240 uren in dit geval passend en geboden is. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van zes maanden met een proeftijd van drie jaren. Als bijkomende straf bepaalt de rechtbank dat verdachte uit het recht ontzet wordt om een openbaar ambt te bekleden voor de duur van vijf jaren.
7.4
De in beslag genomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de in beslag genomen telefoon verbeurd moet worden verklaard.
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt over het beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de telefoon verbeurd moet worden verklaard, omdat verdachte met behulp van de telefoon de feiten heeft begaan.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 28, 29, 31, 33, 33a en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf: medeplegen van enig geheim waarvan zij weet dat zij uit hoofde van
ambt verplicht is het te bewaren, opzettelijk schenden, meermalen gepleegd;
feit 2, het misdrijf: medeplegen van computervredebreuk, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
zes maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van drie jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
- veroordeelt verdachte tot
ontzetting van het recht om een openbaar ambt te bekleden voor de duur van vijf jaren;
de in beslag genomen voorwerpen
-
verklaart verbeurdhet in beslag genomen voorwerp, te weten een
telefoonvan het merk Apple, iPhone 8, op de beslaglijst genoemde voorwerpen onder het nummer B.002.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. C.J. Sangers-de Jong en
mr. N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.W. van den Bosch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 september 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van Rijksrecherche met nummer 20210017. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.