ECLI:NL:RBOVE:2022:2699

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
C/08/283975 / KG ZA 22-153
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldige koopovereenkomst tussen vastgoedonderneming en particulier met betrekking tot onroerend goed

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 23 september 2022, stond de vraag centraal of er tussen de besloten vennootschap [X] en de particulier [Y] een geldige koopovereenkomst tot stand was gekomen voor de verkoop van twee onroerende zaken. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een aanbod van [Y] dat door [X] binnen een redelijke termijn was aanvaard. De feiten wezen uit dat [X] een bod had gedaan op de panden, waarop [Y] had gereageerd met een tegenvoorstel. Na verdere correspondentie en telefonische gesprekken, concludeerde de voorzieningenrechter dat er voldoende overeenstemming was bereikt over de prijs en de essentialia van de overeenkomst.

De voorzieningenrechter wees de vorderingen van [X] toe, waarbij [Y] werd bevolen om medewerking te verlenen aan de technische inspectie en juridische due diligence van de panden. Tevens werd [Y] veroordeeld tot betaling van dwangsommen bij niet-nakoming van deze verplichtingen. In reconventie werden de vorderingen van [Y] afgewezen, waarbij hij in de proceskosten werd veroordeeld. De voorzieningenrechter concludeerde dat de koopovereenkomst rechtsgeldig was en dat de levering van de panden zo spoedig mogelijk diende plaats te vinden, met een duidelijke termijn voor [Y] om aan zijn verplichtingen te voldoen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : C/08/283975 / KG ZA 22-153
Vonnis in kort geding van 23 september 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie, gedaagde in reconventie, hierna te noemen [X] ,
advocaten: mr. M. Samsen en mr. J. Kossen
tegen
[Y],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie, hierna te noemen [Y] ,
advocaat: mr. S. Kara.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties van 29 juli 2022;
- de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie met producties;
- de aanvullende producties van de zijde van [X] ;
- de mondelinge behandeling op 9 september 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
- de pleitnota van de zijde van [X] .
1.2.
Ten slotte heeft de voorzieningenrechter bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.Inleiding

2.1.
Deze zaak gaat over de vraag of tussen [X] en [Y] een geldige koopovereenkomst tot stand is gekomen.
2.2.
De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat er tussen [X] en [Y] een geldige koopovereenkomst tot stand is gekomen. De vorderingen van [X] zullen worden toegewezen. De tegenvorderingen van [Y] zullen worden afgewezen. Deze beslissing zal in dit vonnis worden toegelicht.

3.De feiten

3.1.
[X] is een onderneming die bemiddelt en handelt in onroerend goed. De heer [A] is enig bestuurder van [X] .
3.2.
[Y] bezit drie panden aan de [adressen] in [plaats] . De drie panden zijn kadastraal bekend als [gemeente] , [kadasternummers 1] .
3.3.
Op 24 februari 2022 heeft [A] , nadat hij daarvoor telefonisch met [Y] een afspraak had gemaakt, de panden aan de [straatnaam] bezichtigd. Op 14 maart 2022 heeft nogmaals een bezichtiging plaatsgevonden. Bij deze bezichtiging waren, naast [A] en [Y] , ook de heren [B] en [C] aanwezig. Ten tijde van deze bezichtigingen werd de achterste van de drie panden verbouwd.
3.4.
Op 25 maart 2022 heeft [X] per e-mail een bod (gedateerd op 22 maart 2022) op de drie panden gedaan. Het bod bedroeg € 1.000.000,00 bij een afgewerkt achterste appartement, dan wel € 950.000,00 bij een casco oplevering van het achterste appartement.
3.5.
Op 26 maart 2022 heeft [Y] per e-mail op dit bod gereageerd:
“Ik zit toch een beetje met het achterste pand, ik wil daar toch wat verder mee zijn voordat ik alles toe zeg, is er een mogelijkheid om eerst de voorste 2 panden over te dragen en een jaar later te beslissen over het achterste pand?
Het zou voor mij veel minder druk geven en voor jullie de zekerheid dat alles in orde is met het achterste pand, uiteraard is de 1e optie dan voor jullie, kunnen we zelfs vastleggen, de prijs komen we wel uit, dat is voor mij ook niet zo’n probleem.”
3.6.
Tussen 26 maart 2022 en 28 maart 2022 hebben [A] en [Y] telefonisch contact gehad.
3.7.
Op 28 maart 2022 heeft [Y] het volgende aan [X] gemaild:
“Ik heb hier de berekening van de voorste 2 panden met de 3 appartementen.
Kijk maar even of ik wat moet toelichten.
(…)
Kale huur nu
Huur per maand
Huur per jaar
Gemid.
factor
Verkoop prijs
24a kale huur
€ 1.001,50
12.018,00
175.649,32
26a kale huur
€ 658,45
7.901,40
115.483,07
26a1 kale huur
€ 409,29
4.911,48
71.783,83
Winkel 24 kale huur
€ 1.345,94
16.151,28
236.059,36
Winkel 26 kale huur
€ 686,52
8.238,24
120.406,16
Totaal kale huur
4.101,70
49.220,40
Factor
14,61552
719.381,74
3.8.
Op 14 april 2022 heeft [X] aan [Y] gemaild:
“Na overleg is de verdeling zoals door jou aangegeven akkoord.
E.e.a. op basis van onze bieding van 22 maart jl., zou jij de vigerende huurcontracten nog kunnen toesturen dan kunnen we die alvast gaan bestuderen.”
3.9.
Kort daarna, op 14 of 15 april 2022, hebben [A] en [Y] telefonisch contact gehad, waarin [Y] meedeelde dat hij de (voorste) panden niet wilde verkopen.
3.10.
Op 15 juli 2022 heeft [X] na verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel van 14 juli 2022 conservatoir beslag laten leggen op de voorste twee panden van [Y] (hierna: de voorste panden).

4.Het geschil

in conventie

4.1.
[X] stelt dat er een koopovereenkomst met betrekking tot de panden, kadastraal bekend als [gemeente] , [kadasternummers 2] , tot stand is gekomen en wil dat [Y] deze overeenkomst nakomt.
[X] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [Y] zal bevelen om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis medewerking te verlenen aan het uitvoeren van:
i. een technische inspectie door [X] en de door haar ingeschakelde
deskundige(n) in de gelegenheid te stellen de voorste panden, kadastraal bekend als
[gemeente] , [kadasternummers 2] , te betreden met als doel het kunnen uitvoeren van de technische inspectie; en
ii. een juridische due diligence, door de huurovereenkomsten van alle verhuurde ruimten in de voorste panden alsmede de meest recente aanslag gemeentelijke belastingen en aanslag waterschapsbelastingen van de voorste panden aan [X] te doen toekomen;
II. een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat [Y] niet aan (een gedeelte van) dit gebod voldoet, met een maximum van € 100.000,00;
III. [Y] zal bevelen om - nadat [X] aan [Y] heeft bevestigd dat de technische inspectie en juridische due diligence, als bedoeld onder I., voor haar conveniërend is dan wel dat zij van deze onderzoeken afziet - mee te werken aan de levering van de voorste panden, kadastraal bekend als [gemeente] , [kadasternummers 2] , door binnen twee dagen nadat de notaris [Y] hiertoe heeft opgeroepen over te gaan tot ondertekening van de leveringsakten met betrekking tot voorste panden;
IV. zal bepalen dat het vonnis van de rechtbank op de voet van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van toestemming, medewerking en de handtekening van [Y] onder de notariële akten die nodig zijn voor levering van de voorste Panden aan [X] , indien en zover [Y] zijn medewerking aan de levering binnen de termijn van twee dagen na de oproep door de notaris niet verleent, waarbij de levering zal plaatsvinden door inschrijving van het vonnis samen met de leveringsakte in de daartoe bestemde openbare registers;
V. [Y] zal veroordelen in de beslagkosten, proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten.
4.2.
[Y] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [X] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
in reconventie
4.3.
[Y] vordert in reconventie dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [X] zal veroordelen om het op 15 juli 2022 gelegde conservatoire beslag tot levering van het pand staande en gelegen te [plaats] aan de [adres 1] (kadastraal bekend bij de [gemeente] , [kadasternummer 1] ) en eveneens het pand staande en gelegen te [plaats] aan de [adres 2] (kadastraal bekend bij de [gemeente] , [kadasternummer 2] ) binnen één dag na betekening van dit vonnis op te heffen en in te schrijven in de daartoe bestemde registers;
II. [X] zal veroordelen tot betaling van een dwangsom aan [Y] van € 5.000,00 per dag, dan wel een gedeelte van een dag, dat [X] de veroordeling tot opheffing van het conservatoir beslag onder punt I. niet nakomt en niet inschrijft in de daartoe bestemde registers, zulks met een maximum van € 100.000,00;
III. [X] zal verbieden om opnieuw beslag te leggen op grond dat er in april 2022 of een andere datum een koopovereenkomst ter zake de panden tot stand is gekomen of op grond dat er in het voorjaar van 2022 het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat er een koopovereenkomst tot stand zou komen;
IV. [X] zal veroordelen tot betaling van een dwangsom aan [Y] van € 50.000,00 voor zover [X] de veroordeling onder punt III. niet nakomt;
V. [X] zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten.
4.4.
[X] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.

5.De beoordeling

in conventie
Spoedeisend belang
5.1.
[Y] heeft betwist dat [X] een spoedeisend belang bij haar vorderingen heeft. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [X] haar spoedeisend belang voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Zij heeft namelijk onbetwist gesteld dat zolang de panden niet worden geleverd, zij de huurpenningen misloopt en daardoor schade lijdt. Bovendien heeft zij nu geen invloed op de lopende huurcontracten.
Contractspartij
5.2.
[Y] heeft gesteld dat hij niet wist dat de heer [A] een B.V. had en dat hij niet wist dat hij met [X] zaken deed. Uit de overgelegde e-mails blijkt echter dat de e-mails van [X] altijd met “ [X] ” worden ondertekend. Bovendien heeft [Y] aan dit standpunt geen gevolg verbonden. De voorzieningenrechter gaat daarom aan deze stelling voorbij.
De kern van het geschil
5.3.
Tussen partijen is in geschil of er een geldige koopovereenkomst tot stand is gekomen. [X] heeft gesteld dat er tussen partijen een koopovereenkomst tot stand is gekomen voor de verkoop van de voorste panden. Er is door [Y] een aanbod gedaan, dat door [X] is aanvaard. De correspondentie tussen partijen toont volgens [X] aan dat overeenstemming is bereikt over de prijs van € 719.381,74, de twee te kopen panden en de leveringstermijn.
5.4.
[Y] heeft daartegen aangevoerd dat de bezichtigingen bedoeld waren als oriënterende gesprekken. De e-mail van [Y] van 28 maart 2022 was geen aanbod, maar een berekening van de huurinkomsten. [X] had deze e-mail niet mogen opvatten als een aanbod. Áls al sprake was van een aanbod, dan heeft [X] dat aanbod te laat geaccepteerd. Er is ook geen overeenstemming bereikt over de essentialia van de overeenkomst.
Het toetsingskader
5.5.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en een aanvaarding van dat aanbod. Het antwoord op de vraag of sprake is van een aanbod dat is aanvaard, moet worden vastgesteld aan de hand van de zogeheten wilsvertrouwensleer. Of er sprake is van wilsovereenstemming, hangt af van wat partijen hebben verklaard en hebben afgeleid uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten toekennen. Ook is van belang dat de totstandkoming van een overeenkomst veronderstelt dat partijen elkaars verklaringen en gedragingen in de gegeven omstandigheden zo mochten begrijpen, dat zij aan het tot dan toe bereikte resultaat al gebonden zouden zijn. Niet beslissend is of partijen nog in onderhandeling zijn over één of meer openstaande punten, maar of over de essentialia van de overeenkomst overeenstemming is bereikt.
Is er sprake van een aanbod dat is aanvaard?
5.6.
Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter blijkt uit het geheel van verklaringen en gedragingen van partijen dat sprake is van wilsovereenstemming tussen partijen om de ‘voorste twee panden’ voor de prijs van € 719.381,74 te verkopen. Daartoe heeft [Y] op 28 maart 2022 een aanbod gedaan. Tegen de achtergrond van de telefonische afspraak, de twee bezichtigingen, het eerste bod van [X] en het telefoongesprek dat na dat bod heeft plaatsgevonden, had [X] de e-mail van [Y] van 28 maart 2022 niet anders kunnen en hoeven opvatten.
Daarbij is het volgende van belang. Toen [Y] het eerste schriftelijke bod van [X] ontving, heeft [Y] niet tegen [A] gezegd dat hij de panden niet wilde verkopen. Hij heeft wel een nieuw voorstel (een tegenaanbod) gedaan door voor te stellen om ‘eerst de voorste twee panden over te dragen’ en ‘een jaar later te beslissen over het achterste pand’. [Y] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij heeft bedoeld (laat staan dat hij heeft gezegd) dat hij de panden ‘nu nog niet’ wilde verkopen. Dat [Y] tijdens één van de bezichtigingen heeft gezegd dat hij het achterste pand eerst wilde verbouwen, betekent niet dat er geen sprake kan zijn van een aanbod tot verkoop. Niet gebleken is dat hij op één of andere manier aan [X] heeft proberen duidelijk te maken dat hij nog niet wilde verkopen. Op basis van de tussen partijen gevoerde gesprekken en correspondentie mocht [X] redelijkerwijs verwachten dat [Y] de bedoeling had om de twee panden te verkopen.
Na de e-mail van [Y] van 26 maart 2022 waarin hij aangeeft dat hij eerst de voorste twee panden wil verkopen, hebben [A] en [Y] telefonisch contact gehad. [Y] heeft verklaard dat [A] tijdens dat gesprek heeft gevraagd ‘hoe dat er dan uit zou zien’. Daarop heeft [Y] de e-mail van 28 maart 2022 gestuurd, waarin hij voor de voorste twee panden een prijs heeft berekend die hij zelf de
verkoopprijsnoemt. Aan de stelling van [Y] dat de e-mail enkel de berekening van de huurinkomsten betrof, gaat de voorzieningenrechter voorbij, omdat uit een e-mail van [Y] van 24 februari 2022 blijkt dat [X] het overzicht met de huurprijzen al van [Y] had ontvangen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter mocht [X] er dan ook van uit gaan dat [Y] in zijn e-mail van 28 maart 2022 een verkoopprijs voor de voorste twee panden had berekend. Die e-mail van [Y] kwalificeert dan ook als een nieuw aanbod met een aangepaste prijs. Met die prijs is [X] akkoord gegaan.
5.7.
Het beroep van [Y] op het arrest Hofland/Hennis [1] slaagt niet. In dat arrest betrof het een gepubliceerde woningadvertentie. Dat stemt niet overeen met onderhavige zaak, nu in dit geval partijen met elkaar na (korte) onderhandeling tot een bepaalde prijs zijn gekomen en het daarom niet slechts gaat om een uitnodiging om in onderhandeling te treden.
Is het aanbod binnen een redelijke termijn aanvaard?
5.8.
Het verweer van [Y] dat aanvaarding van het aanbod niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden, slaagt niet. [Y] heeft geen termijn verbonden aan zijn aanbod. [X] heeft het eerste bod (op de drie panden) 11 dagen na de laatste bezichtiging gedaan. Daarop reageerde [Y] met een schriftelijk tegenaanbod. [X] heeft dat aanbod 17 dagen later geaccepteerd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat die termijn niet onredelijk lang is. Een ‘redelijke tijd’ is de tijd die redelijkerwijs nodig is voor beraad en voor het overbrengen van het antwoord. [A] heeft ter zitting toegelicht dat hij met de heren [B] en [C] moest overleggen voordat hij het aanbod kon aanvaarden. Gelet op feit dat [A] niet alleen moest overleggen over de prijs, maar ook over het feit dat het nu om twee panden ging, in plaats van om de oorspronkelijke drie panden, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het aanbod binnen een redelijke termijn door [X] is aanvaard.
Is er een koopovereenkomst tot stand gekomen?
5.9.
Nu de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel is dat sprake is van een aanbod van [Y] dat binnen een redelijke termijn door [X] is aanvaard, is de vraag of partijen het eens zijn over de essentialia van de overeenkomst en of daarmee een ‘perfecte’ koopovereenkomst tot stand is gekomen.
5.10.
Zoals hiervoor is geoordeeld bestond tussen partijen overeenstemming over de koopprijs van € 719.381,74. Die koopprijs was bedoeld voor ‘de voorste twee panden’ ( [kadasternummers 2] ). Voor zover [Y] heeft gesteld dat het onmogelijk is om de voorste twee panden apart van het achterste pand te verkopen, geldt ten eerste dat hij zelf dit voorstel heeft gedaan. Daarnaast heeft [Y] niet voldoende aannemelijk gemaakt dat het inderdaad onmogelijk is om de panden gescheiden te verkopen. Dat er over de elektra wellicht afspraken tussen partijen gemaakt moeten worden, staat niet in de weg aan het feit dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de te verkopen panden.
5.11.
Over de levertermijn, die beide partijen onder de essentialia van de overeenkomst scharen, hebben partijen eveneens overeenstemming bereikt. Levering zou zo spoedig mogelijk plaatsvinden. [A] stelt dat hij tijdens de tweede bezichtiging heeft gezegd dat hij de panden wilde kopen, dat het geld beschikbaar was en dat er dus geen voorbehoud van financiering nodig was. Dat wordt door [Y] niet betwist. [Y] stelt dat hij de panden pas over één á twee jaar wilde verkopen, maar zowel dat voornemen als de stelling dat [Y] daar tegen [A] iets over heeft gezegd, blijken nergens uit. [Y] heeft wel gezegd dat hij geen haast had met de verkoop, maar dat betekent niet dat geen overeenstemming kan zijn bereikt over een spoedige levering. Want ook na de e-mail van
25 maart 2022 met het bod van [X] en het verzoek van [A] om even te overleggen, heeft [Y] niet tegen [A] gezegd dat hij de panden nog niet wilde verkopen. Integendeel, [Y] mailt terug dat hij ‘eerst de voorste twee panden over wil dragen’ en ‘een jaar later te beslissen over het achterste pand’. Daaruit blijkt naar het oordeel van de voorzieningenrechter duidelijk dat het de bedoeling was om de (twee) panden zo spoedig mogelijk over te dragen. Dat de levertermijn dan is bepaald op ‘zo spoedig mogelijk, in gezamenlijk overleg’, is naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter niet te onbepaald om in de weg te staan aan de totstandkoming van de koopovereenkomst.
Het beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid
5.12.
Tot slot heeft [Y] aangevoerd dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn om van [Y] nakoming van de koopovereenkomst te verlangen. Daartoe heeft [Y] gesteld dat de prijs van € 719.381,74 zo laag is dat het nooit als aanbod bedoeld kan zijn. [Y] is een particulier en [X] had als professioneel vastgoedhandelaar moeten weten dat deze prijs ver onder de marktwaarde ligt. Bij verkoop van de twee panden voor deze prijs lijdt [Y] grote schade. Hij wil de panden later verkopen als oudedagsvoorziening en loopt nu huurinkomsten mis, aldus [Y] .
5.13.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan het beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid niet slagen. Zoals hiervoor is geoordeeld, zijn partijen de prijs van € 719.381,74 overeengekomen. [Y] heeft in zijn e-mail van 28 maart 2022 zelf uitgerekend wat de waarde van de panden was en heeft daarop een verkoopprijs gebaseerd. Dat de verkoopprijs voor de panden daardoor lager ligt dan de marktwaarde (ten tijde van het sluiten van de overeenkomst en in verhuurde staat), is door [Y] onvoldoende onderbouwd. Maar ook als de verkoopwaarde lager is dan de marktwaarde, betekent dat niet dat dat zo’n bijzondere omstandigheid is dat daardoor de gevolgen van de koopovereenkomst in dit geval onaanvaardbaar zouden zijn.
Conclusie
5.14.
De voorzieningenrechter is dus voorlopig van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat er tussen [X] en [Y] een koopovereenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot de voorste panden (genummerd als [kadasternummers 2] ), voor een koopprijs van € 719.381,74 en waarbij de levering zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden. De vorderingen van [X] zullen worden toegewezen, met dien verstande dat [Y] zeven dagen de tijd krijgt om zijn medewerking te verlenen aan de technische inspectie en de due diligence, en dat [Y] vijf dagen de tijd krijgt om mee te werken aan de levering van de voorste panden.
5.15.
Ook de gevorderde dwangsommen zullen worden toegewezen. Omdat de dwangsom moet voorzien in een prikkel tot nakoming van het vonnis, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de hoogte van de dwangsommen te matigen.
De beslag- en proceskosten
5.16.
De gevorderde kosten voor het beslag op de onroerende zaken zijn toewijsbaar op grond van artikel 706 Rv. De beslagkosten worden begroot op:
Verschotten: € 1.004,53 (€ 676,00 aan griffierecht,
€ 268,53 aan kosten van exploten en proces-verbaal € 60,00 aan kosten van inschrijving van het beslag)
Salaris advocaat:
€ 563,00(1 punt x tarief € 563,00)
Totaal € 1.567,53
5.17.
[Y] wordt in deze procedure in het ongelijk gesteld. Hij moet daarom de proceskosten aan de zijde van [X] betalen. Deze worden tot op heden begroot op:
Kosten dagvaarding € 105,31
Salaris advocaat
€ 1.016,00
Totaal: € 1.121,31
5.18.
De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.
5.19.
De nakosten zullen worden toegewezen als hierna te vermelden.
in reconventie
5.20.
De vordering in conventie wordt toegewezen. Het beslag dat [X] heeft gelegd, is niet ondeugdelijk of onnodig gebleken. De vorderingen in reconventie zullen daarom worden afgewezen.
5.21.
[Y] wordt in reconventie in het ongelijk gesteld. Hij moet daarom de proceskosten aan de zijde van [X] betalen. Deze worden tot op heden begroot op € 508,00 (salaris advocaat x correctiefactor 0,5).

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
beveelt [Y] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan [Y] medewerking te verlenen aan het uitvoeren van:
I. een technische inspectie door [X] en de door haar ingeschakelde deskundige(n) in de gelegenheid te stellen de voorste panden, kadastraal bekend als [gemeente] , [kadasternummers 2] , te betreden met als doel het kunnen uitvoeren van de technische inspectie; en
II. een juridische due diligence, door de huurovereenkomsten van alle verhuurde ruimten in de voorste panden alsmede de meest recente aanslag gemeentelijke belastingen en aanslag waterschapsbelastingen van de voorste panden aan [X] te doen toekomen;
zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat [Y] niet aan (een gedeelte van) dit gebod voldoet, met een maximum van € 100.000,00;
6.2.
beveelt [Y] om - nadat [X] aan [Y] heeft bevestigd dat de technische inspectie en juridische due diligence, als bedoeld onder 6.1., voor haar conveniërend is dan wel dat zij van deze onderzoeken afziet - mee te werken aan de levering van de voorste panden, kadastraal bekend als [gemeente] , [kadasternummers 2] , door binnen vijf dagen nadat de notaris [Y] hiertoe heeft opgeroepen over te gaan tot ondertekening van de leveringsakten met betrekking tot voorste panden;
6.3.
bepaalt dat dit vonnis op de voet van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van toestemming, medewerking en de handtekening van [Y] onder de notariële akten die nodig zijn voor levering van de voorste panden aan [X] , indien en zover [Y] zijn medewerking aan de levering binnen de termijn van vijf dagen na de oproep door de notaris niet verleent, waarbij de levering zal plaatsvinden door inschrijving van het vonnis samen met de leveringsakte in de daartoe bestemde openbare registers;
6.4.
veroordeelt [Y] tot betaling van de beslagkosten van € 1.567,53 aan [X] ;
6.5.
veroordeelt [Y] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [X] begroot op € 1.121,31, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.6.
veroordeelt [Y] in de nakosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met, onder de voorwaarde dat [Y] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis plaats heeft gevonden, een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
6.9.
wijst de vorderingen af;
6.10.
veroordeelt [Y] in de proceskosten, aan de zijde van [X] begroot op € 508,00;
6.11.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2022. (SB)

Voetnoten

1.HR 10 april 1981, NJ 1981/532.