Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
;
.
3.De voorvragen
‘waaronder’, zoals dat in de tenlastelegging onder feit 1 is opgenomen, partieel nietig dient te worden verklaard, omdat niet voldoende duidelijk is wat hier precies onder valt. De tenlastelegging voldoet daarmee niet aan de eisen gesteld in artikel 261, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De raadsman heeft bepleit dat de dagvaarding aldus dient te worden begrepen dat uitsluitend ten laste is gelegd dat de vijf specifiek genoemde documenten valselijk zijn opgemaakt.
4.De bewijsmotivering
21 juni 2018 (sub f), 19 juli 2018 (sub h), 23 oktober 2018 (sub i) en 4 december 2018 (sub j) overgeschreven op naam van derden. [12] Verdachte heeft hierover verklaard dat het klopt dat deze auto’s op haar naam stonden, maar dat [medeverdachte] de macht over de auto’s had. Verdachte kan zich niet herinneren of zij een handtekening heeft moeten zetten voor het overschrijven van de auto’s. [13]
17 oktober 2017 heeft de boekhouder wederom een brief gestuurd aan het management van [bedrijf 1] waarin te kennen werd gegeven dat met name in de tweede helft van dat jaar ruim 3.300 uren meer gefactureerd waren dan waarvoor loon was uitbetaald. [25]
5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
medeplegen van het als degene die in staat van faillissement is verklaard, voor of tijdens het faillissement enig goed aan de boedel onttrekken, terwijl zij weet dat hierdoor een of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden worden benadeeld, meermalen gepleegd
in staat van faillissement zijn verklaard en desgevraagd opzettelijk niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende een ingevolge de wettelijke verplichtingen ter zake, een ingevolgde de wettelijke verplichtingen gevoerde en bewaarde administratie en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in ongeschonden vorm, zo nodig met de hulpmiddelen om de inhoud binnen redelijke termijn leesbaar te maken, aan de curator verstrekken;
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De op te leggen straf of maatregel
8.De toegepaste wettelijke voorschriften
9.De beslissing
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
algemene voorwaardedat de verdachte:
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
ontzetverdachte van
het rechttot uitoefening van
enig beroepin de (thuis)zorg voor de duur van
7 (zeven) jaar.