ECLI:NL:RBOVE:2022:2664

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
21 september 2022
Zaaknummer
9955715 \ CV EXPL 22-1436
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning door Mijande Wonen na intrekking vordering

In deze zaak heeft Mijande Wonen, een stichting gevestigd in Vriezenveen, de vordering tot ontruiming van een woning ingetrokken, omdat de gedaagde partij de woning inmiddels had verlaten na de mondelinge behandeling. De voorzieningenrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten. De procedure begon met een vordering van Mijande Wonen tot ontruiming, omdat de huurovereenkomst op 30 april 2022 was geëindigd. De gedaagde had echter aangevoerd dat hij tot 1 augustus 2022 in de woning mocht blijven en dat er geen spoedeisend belang was voor de ontruiming. Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat de gedaagde voornemens was de woning te verlaten, maar er was geen zekerheid dat dit daadwerkelijk zou gebeuren. Mijande Wonen had de procedure gestart omdat de gedaagde na de opzegging van de huurovereenkomst zonder recht of titel in de woning verbleef. De voorzieningenrechter oordeelde dat Mijande Wonen een spoedeisend belang had bij de ontruiming, en dat de vordering tot ontruiming waarschijnlijk zou zijn toegewezen als deze niet was ingetrokken. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van Mijande Wonen, die in totaal € 753,43 bedroegen, inclusief nakosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 9955715 \ CV EXPL 22-1436
Vonnis in kort geding van 20 september 2022
in de zaak van
de stichting
STICHTING MIJANDE WONEN,
gevestigd en kantoorhoudende te Vriezenveen,
eisende partij,
hierna te noemen: Mijande Wonen,
gemachtigde: mr. R.F.A. Rorink,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. G.K. Fraterman.

1.De beslissing in het kort

1.1.
Mijande Wonen heeft de vordering tot ontruiming van de woning ingetrokken, nu [gedaagde] de woning inmiddels – na de mondelinge behandeling – heeft verlaten. De voorzieningenrechter veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten.

2.De procedure

2.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding met producties;
- de brief van 18 juli 2022 met een productie, van de zijde van Mijande Wonen;
- de brief van 20 juli 2022 met twee producties, van de zijde van [gedaagde] ;
- de brief van 20 juli 2022 met een productie, van de zijde van Mijande Wonen;
- de brief van 9 augustus 2022 met bijlagen, van de zijde van Mijande Wonen;
- de brief van 9 augustus 2022, van de zijde van [gedaagde] .
2.2.
Op 21 juli 2022 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Beide partijen hebben pleitaantekeningen overgelegd.
2.3.
Na het ontvangen van de brieven van 9 augustus 2022 door de voorzieningenrechter is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Mijande Wonen verhuurt sinds 26 april 2018 de woning aan [het adres] in [woonplaats] (hierna: de woning) aan [gedaagde] . Het betreft een huurovereenkomst voor bepaalde tijd onder de Leegstandswet in verband met de voorgenomen sloop van de woning.
3.2.
In artikel 6 van de huurovereenkomst staat dat de huurovereenkomst tussentijds kan worden opgezegd. Voor Mijande Wonen geldt een opzegtermijn van drie maanden.
3.3.
Bij brief van 26 januari 2022 heeft Mijande Wonen de huurovereenkomst tegen 30 april 2022 opgezegd.
3.4.
Op 12 april 2022 heeft de politie een inval in het gehuurde gedaan.

4.Het geschil

4.1.
Mijande Wonen vordert – kort gezegd – ontruiming van de woning en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, waaronder de nakosten.
4.2.
Zij voert daartoe aan dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verblijft, nu de huurovereenkomst op 30 april 2022 door opzegging is geëindigd. Daarnaast voert zij aan dat ontbinding van de huurovereenkomst is gerechtvaardigd, nu [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn huurrechtelijke verplichtingen doordat hij in de woning een hennepkwekerij zou hebben geëxploiteerd.
4.3.
[gedaagde] voert onder meer als verweer dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] tot 1 augustus 2022 in de woning mocht verblijven en dat geen sprake is van een spoedeisend belang. Daarnaast is geen sprake van een tekortkoming, nu hij in de woning geen hennepkwekerij heeft geëxploiteerd. Ook verweert hij zich tegen de proceskostenveroordeling.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat [gedaagde] reeds voornemens was de woning uiterlijk 1 augustus 2022 te ontruimen. De zaak is om die reden aangehouden.
5.2.
Mijande Wonen heeft vervolgens per brief van 9 augustus 2022 de rechtbank geïnformeerd over de stand van zaken. De voorzieningenrechter begrijpt uit de brief dat [gedaagde] de woning inmiddels heeft verlaten, er thans ook geen spullen meer van [gedaagde] in de woning aanwezig zijn, dat een veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van de woning dus niet meer nodig is en zij thans nog slechts een proceskostenveroordeling vordert. [gedaagde] vordert op zijn beurt proceskostenveroordeling van Mijande Wonen.
5.3.
Voordat de voorzieningenrechter over de vordering(en) tot proceskostenveroordeling zal oordelen, zal eerst worden beoordeeld of Mijande Wonen een zodanig spoedeisend belang had bij de gevorderde voorziening (ontruiming van de woning) dat van haar niet mocht worden verwacht de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten.
5.4.
Bij de beoordeling van het spoedeisend belang moet de voorzieningenrechter beoordelen of op voorhand voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de gevorderde ontruiming zou hebben toegewezen, waardoor de voorzieningenrechter daarop vooruit had kunnen lopen. In dat kader zal de voorzieningenrechter ook de bij het geding betrokken belangen van partijen afwegen.
5.5.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Vaststaat dat Mijande Wonen de huurovereenkomst tegen 30 april 2022 heeft opgezegd. Weliswaar had [gedaagde] al aan Mijande Wonen medegedeeld dat hij omstreeks 1 augustus 2022 de woning zou verlaten, maar niet is gebleken dat partijen – anders dan tijdens de mondelinge behandeling – overeenstemming hadden bereikt over deze einddatum. [gedaagde] verbleef na 30 april 2022 dan ook zonder recht of titel in de woning.
5.6.
Volgens [gedaagde] heeft Mijande Wonen de procedure nodeloos gestart, omdat Mijande Wonen er al van op de hoogte was dat hij de woning begin augustus 2022 zou ontruimen. Mijande Wonen had echter geen zekerheid dat [gedaagde] de woning daadwerkelijk op 1 augustus 2022 zou verlaten; hij stelde weliswaar dat hij per 20 juli 2022 een nieuwe huurwoning had en hij tijd nodig had om te verhuizen, maar bewijs daarvan is niet overgelegd. Mijande Wonen zag zich dan ook genoodzaakt deze procedure te starten. [gedaagde] had na het ontvangen van de opzegbrief in januari 2022, en in ieder geval na het ontvangen van de dagvaarding, moeten zorgen dat hij de woning spoedig zou ontruimen. In dat geval had hij de procedure kunnen voorkomen. Nu hij dit niet heeft gedaan en hij dus zonder recht of titel in de woning verbleef, kan dit niet voor rekening van Mijande Wonen komen.
5.7.
Op basis van het voorgaande komt de voorzieningenrechter dan ook tot het oordeel dat voldoende aannemelijk is dat als [gedaagde] begin augustus 2022 de woning niet (alsnog) had verlaten en Mijande Wonen de hoofdvordering tot ontruiming van de woning niet had ingetrokken, deze vordering zou zijn toegewezen in een bodemprocedure en de voorzieningenrechter daarop vooruit had kunnen lopen. Mijande Wonen had dan ook een spoedeisend belang bij de gevorderde voorziening.
5.8.
Nu de vordering tot ontruiming van de woning reeds op basis van het voorgaande zou zijn toegewezen in deze kortgedingprocedure, kan in het midden blijven of [gedaagde] een hennepkwekerij in de woning heeft geëxploiteerd.
5.9.
Aangezien Mijande Wonen op basis van het voorgaande in het gelijk zou zijn gesteld als de hoofdvordering van Mijande Wonen niet zou zijn ingetrokken, wordt [gedaagde] in de proceskosten van Mijande Wonen veroordeeld.
De kosten aan de zijde van Mijande Wonen worden begroot op:
- dagvaarding € 127,43
- griffierecht € 128,00
- salaris gemachtigde €
498,00
Totaal € 753,43
5.10.
De gevorderde nakosten wijst de voorzieningenrechter toe overeenkomstig de Aanbeveling tarieven kort gedingen kantonzaken en handelszaken, zoals hieronder vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van Mijande Wonen begroot op € 753,43, en de nakosten tot op heden aan de zijde van Mijande Wonen begroot op € 93,50 (0,5 punt x gemachtigdensalaris in bodemzaak);
6.2.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Louter, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2020. (JK)
(LA(AL)