ECLI:NL:RBOVE:2022:2641

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
20 september 2022
Zaaknummer
08.034625.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vader voor ontucht met zijn minderjarige dochter en het ongevraagd versturen van seksuele afbeeldingen

Op 20 september 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 53-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 178 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, voor het plegen van ontucht met zijn minderjarige dochter en het ongevraagd versturen van seksuele afbeeldingen naar zijn ex-partner. De zaak kwam aan het licht na een melding van het slachtoffer, die op 20 december 2020 in Duitsland bij haar vader in de vrachtwagen was. Tijdens deze rit heeft de verdachte ontuchtige handelingen gepleegd met zijn dochter, die op dat moment 13 jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar was en dat er voldoende steunbewijs was voor de tenlastelegging. Daarnaast heeft de verdachte ongevraagd foto's van zijn ontblote penis naar zijn ex-partner gestuurd via WhatsApp. De rechtbank achtte dit gedrag aanstotelijk en strafbaar volgens de Nederlandse wetgeving. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, maar ook met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn schulden en werkstatus. Uiteindelijk werd de gevangenisstraf en taakstraf opgelegd, met als doel herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.034625.22 (P)
Datum vonnis: 20 september 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1969 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 september 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Markink-Grolman en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R. Oude Breuil, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op
20 december 2020 in Türkheim (Bondsrepubliek Duitsland):
feit 1:ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter, [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] );
feit 2:twee foto’s van zijn ontblote penis via WhatsApp heeft gestuurd aan [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), terwijl zij dit niet wilde.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 20 december 2020 te Türkheim, in de Bondsrepubliek Duitsland
ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2007) door zijn penis te ontbloten en/of de hand van die [slachtoffer 1] te pakken en/of de hand van
die [slachtoffer 1] op zijn ontblote penis te leggen/drukken;
2
hij op of omstreeks 20 december 2020 te Türkheim, in de Bondsrepubliek Duitsland
een of meerdere afbeeldingen, te weten twee foto’s waarop hij, verdachte, met ontblote penis was afgebeeld,
via Whatsapp aan [slachtoffer 2] , anders dan op haar verzoek heeft toegezonden, terwijl hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat die afbeeldingen aanstotelijk voor de eerbaarheid waren.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 1 en 2 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken vanwege het ontbreken van overtuigend bewijs. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat ten aanzien van feit 1de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] niet is vast te stellen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat het sturen van een afbeelding van een foto van een ontblote, niet stijve, penis niet het misdrijf zoals bedoeld in artikel 240 aanhef en onder sub 2 Wetboek van Strafrecht (Sr) oplevert.
De raadsman heeft, mocht de rechtbank komen tot een bewezenverklaring van de aan verdachte ten laste gelegde feiten, subsidiair het voorwaardelijk verzoek gedaan om [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] als getuigen te horen bij de rechter-commissaris.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feit 1
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en van hetgeen op zitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte is als vrachtwagenchauffeur werkzaam. Samen met mevrouw [slachtoffer 2] heeft hij een minderjarige dochter [slachtoffer 1] . Op 20 december 2020 is [slachtoffer 1] met haar vader, verdachte, tijdens diens werk meegereden in zijn vrachtwagen in Duitsland. [slachtoffer 1] was op dat moment 13 jaar oud. Verdachte heeft zijn vrachtwagen op enig moment geparkeerd op een Autobahnhof in Türkheim. Hij en [slachtoffer 1] zijn gedurende een periode samen in de cabine geweest.
Het oordeel van de rechtbank
Betrouwbaarheid van [slachtoffer 1]
heeft verklaard dat haar vader ontuchtige handelingen heeft gepleegd. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] gedetailleerd en consistent is.
heeft verklaard dat zij zelf heeft gevraagd om met haar vader in de vrachtwagen mee te rijden en dat ze het eigenlijk ook leuk vindt om met hem mee te rijden. Ze verklaart dat ze bij haar vader in de vrachtwagen op haar stoel zat, dat hij in bed lag en sliep, dat ze toen bij hem is gaan liggen. Ze verklaart dat haar vader toen wakker werd en schrok en tegen haar zei: “pak mijn lul vast en raak hem aan!”. Dat hij toen zijn onderbroek en joggingbroek heeft uitgetrokken, haar hand heeft gepakt en die om zijn penis heeft gelegd. Ze verklaart dat haar vader een gat in zijn onderbroek had. Verder verklaart ze dat het één keer is gebeurd en dat zij toen uit de vrachtwagen kon stappen, haar moeder heeft gebeld en zich vervolgens op aanwijzing van haar moeder heeft gemeld bij het tankstation bij de parkeerplaats. Ze verklaart dat ze helemaal in paniek was en dat haar vader zoiets nog nooit eerder had gedaan.
De rechtbank vindt in hetgeen zich in het dossier bevindt geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] te twijfelen. Haar verklaring komt de rechtbank authentiek voor, bevat specifieke uitingen, details en gedragingen en is consistent. De rechtbank beoordeelt de verklaring van [slachtoffer 1] als betrouwbaar en bruikbaar om te dienen als basis voor het voor een bewezenverklaring benodigde wettelijke bewijs.
Steunbewijs
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of het dossier voldoende steunbewijs bevat voor het ten laste gelegde. Daarbij is het volgende juridisch kader van belang.
Het juridisch bewijs in zedenzaken
De rechtbank stelt voorop dat op grond van het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Die ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring ‘niet op zichzelf staat’, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van voldoende steunbewijs voor het ten laste gelegde.
[slachtoffer 1] heeft aan verschillende mensen haar verhaal op detailniveau opnieuw gedaan waarbij de feitelijke gang van zaken duidelijk door [slachtoffer 1] is beschreven. Dit geldt voor de beschrijving van de aard van de handelingen, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de wijze waarop zij zich aan de situatie heeft onttrokken. Ook beschrijven meerdere getuigen dat [slachtoffer 1] zeer emotioneel was toen zij haar verhaal deed.
Zo verklaart de moeder van [slachtoffer 1] , getuige [slachtoffer 2] , over de emotionele gemoedstoestand waarin [slachtoffer 1] verkeerde toen zij haar belde. [slachtoffer 2] beschrijft dat [slachtoffer 1] schreeuwde en huilde en niet uit haar woorden kon komen. [slachtoffer 1] doet vervolgens gedetailleerd haar verhaal aan [slachtoffer 2] in lijn met hetgeen zij later bij de politie heeft verklaard. [slachtoffer 2] zegt dan tegen [slachtoffer 1] dat zij zich moet melden bij het tankstation, wat [slachtoffer 1] vervolgens ook doet. Een medewerker van het tankstation meldt zich bij de politie met de mededeling dat er een jong meisje bij hem was dat van haar vader was weggelopen. De vader is vrachtwagenchauffeur en zou zijn vrachtwagen op de parkeerplaats hebben geparkeerd.
Ook de politie die kort na de melding ter plaatse komt, relateert dat [slachtoffer 1] overstuur is en alleen Engels spreekt. Zij vertelt de politie dat haar vader haar zojuist in de cabine van de vrachtwagen had gevraagd of het ok was dat hij zijn geslachtsdeel uit de broek zou halen en ermee zou spelen.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier en het verhandelde ter terechtzitting voldoende steun bieden uit een andere bron dan de verklaring van [slachtoffer 1] voor de ten laste gelegde gedragingen. De rechtbank is gezien het vorenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
4.3.2
Feit 2
4.3.2.1 Vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 20 december 2020 heeft verdachte, via WhatsApp foto’s van zijn ontblote penis gestuurd naar [slachtoffer 2] . Verdachte was op dat moment met zijn vrachtwagen op een parkeerplaats te Türkheim in Duitsland.
4.3.2.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat de door verdachte gepleegde gedragingen, te weten het via WhatsApp versturen van foto’s van zijn ontblote penis, het misdrijf dat is strafbaar gesteld in artikel 240 aanhef sub 2 Sr oplevert. De vraag of er sprake is van een afbeelding die aanstotelijk is voor de eerbaarheid dient te worden beantwoord naar de hier te lande heersende zeden. De rechtbank is van oordeel dat het ongevraagd toesturen van een zogenoemde “dickpic” naar de huidige maatschappelijke opvatting als aanstotelijk voor de eerbaarheid wordt beschouwd.
Dat [slachtoffer 2] ook foto’s van haar ontblote geslachtsdeel aan verdachte zou hebben gestuurd via WhatsApp en dat dus over en weer foto’s werden verstuurd van geslachtsdelen, vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in het dossier. [slachtoffer 2] spreekt dit ook nadrukkelijk tegen. Zij heeft bij de politie verklaard dat zij na ontvangst van de foto’s aan verdachte nog een bericht heeft gestuurd met de inhoud “
Of hij niet goed wijs was”, omdat haar kind immers naast hem lag. Voor de rechtbank staat daarmee voldoende vast dat verdachte de foto’s van zijn ontblote penis niet op verzoek van [slachtoffer 2] heeft verstuurd.
De rechtbank acht, gelet op voorgaande, het onder 2 tenlastegelegde, wettig en overtuigend bewezen.
Voorwaardelijk verzoek
De rechtbank wijst het daartoe gedane voorwaardelijke verzoek van de raadsman om [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] als getuigen te horen bij de rechter-commissaris af. Het verzoek is onvoldoende gemotiveerd en ook is een noodzaak daartoe niet gebleken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 20 december 2020 te Türkheim, in de Bondsrepubliek Duitsland
ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [slachtoffer 1] (geboren op
[geboortedatum 2] 2007) door zijn penis te ontbloten en de hand van die [slachtoffer 1] te pakken en de hand van die [slachtoffer 1] op zijn ontblote penis te drukken;
2
hij op 20 december 2020 te Türkheim, in de Bondsrepubliek Duitsland meerdere afbeeldingen, te weten twee foto’s waarop hij, verdachte, met ontblote penis was afgebeeld, via WhatsApp aan [slachtoffer 2] , anders dan op haar verzoek heeft toegezonden, terwijl hij wist dat die afbeeldingen aanstotelijk voor de eerbaarheid waren.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 240 en 249 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: ontucht plegen met zijn minderjarig kind;
feit 2
het misdrijf: wetende dat een afbeelding aanstotelijk is voor de eerbaarheid, die afbeelding aan iemand, anders dan op diens verzoek, toezenden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening te houden met het tijdsverloop en met het feit dat er geen sprake is van recidive op het gebied van zedendelicten. Het opleggen van een onvoorwaardelijke straf is naar het oordeel van de raadsman, gelet op wat er feitelijk is gebeurd, een te zware sanctie.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige dochter. Verdachte heeft het vertrouwen dat [slachtoffer 1] in hem had geschonden. Hij heeft zich laten leiden door zijn eigen driften en geen enkel oog gehad voor de belangen van zijn dochter. Hij is daarmee als volwassene en vader ernstig tekort geschoten in de verantwoordelijkheid die hij had ten opzichte van zijn dochter, die op dat moment afhankelijk van hem was. Het is algemeen bekend dat dergelijke zedenfeiten verstrekkende gevolgen kunnen hebben voor slachtoffers, ook op de langere termijn. Dit rekent de rechtbank verdachte aan. Daarnaast heeft verdachte ongevraagd foto’s gestuurd van zijn ontblote penis naar zijn ex-partner.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 18 augustus 2022 waaruit blijkt dat verdachte geen documentatie heeft op het gebied van zeden. De rechtbank houdt, gelet op het bepaalde in artikel 63 Sr, rekening met het vonnis van de Politierechter van de rechtbank Overijssel van 12 juli 2021.
Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het goed met hem gaat. Hij is sinds april 2022 uit de schuldsanering en schuldenvrij en hij heeft een vaste baan als vrachtwagenchauffeur.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 178 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, passend en geboden is. De rechtbank zal de proeftijd op twee jaren stellen. Met het opleggen van een voorwaardelijke strafdeel beoogt de rechtbank te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw een strafbaar feit pleegt.
De rechtbank acht het daarnaast passend en geboden om aan verdachte een taakstraf op te leggen voor de duur van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis indien verdachte zijn taakstraf niet naar behoren verricht.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
afwijzing voorwaardelijk verzoek
- wijst af het verzoek van de verdediging tot het horen van de getuigen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:ontucht plegen met zijn minderjarig kind;
feit 2, het misdrijf: wetende dat een afbeelding aanstotelijk is voor de eerbaarheid die afbeelding aan iemand, anders dan op diens verzoek, toezenden;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
178 (honderdachtenzeventig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.H. Heijink, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. R.P. van Campen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Bomans-Weekhout, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 september 2022.
Buiten staat
Mr. G.H. Meijer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland Team Zeden met nummer PL0600-2021298850. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 1
Het proces-verbaal van verhoor van een minderjarige van [slachtoffer 1] van 20 december 2020, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven (pag. 35 en 36):
Vraag:
Waarom heb je je moeder gebeld?
Antwoord:
Ik zat bij mijn vader in de vrachtwagen op mijn stoel. Hij lag in bed en sliep, ik dacht, ik ga even kort bij hem liggen. Toen werd hij wakker en hij schrok. Hij zei: "pak mijn lul vast en raak hem aan!"
Vraag:
Wat is er verder gebeurd?
Antwoord:
Hij heeft toen zijn broek, dus zijn onderbroek en joggingbroek uitgetrokken en mijn hand gepakt en die op zijn penis gelegd. Toen heb ik mijn hand weggetrokken en ben direct uit de vrachtwagen weggerend en heb mijn moeder gebeld. Mijn hand heeft ook zijn penis aangeraakt.
Vraag:
Vertel alsjeblieft, wat er precies gebeurde!
Antwoord:
Ok hij heeft mijn hand naar zijn penis geleidt. Ik wou dat niet en heb deze dan ook direct weggetrokken. Hij heeft deze met zoveel kracht naar zijn penis geleidt, dat ik deze aanraakte. Hij is immers ook veel sterker dan ik.
Vraag:
Is dit één keer gebeurd of meerdere keren?
Antwoord:
Nee, één keer, ik kon toen uit de vrachtwagen uitstappen.
Het getuigenverhoor van [slachtoffer 2] van 20 december 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 42 en 43):
Vraaq:
ik wil graag weten wat uw dochter u aan de telefoon vertelde toen ze u vanaf de
parkeerplaats aan de autosnelweg belde.
Antwoord:
Ze schreeuwde en huilde en kon niet echt uit haar woorden komen. Eerst had ze me een WhatsApp gestuurd. Daarin stond: "Snel, mamma". ik antwoorde: "Wat"? Ze schreef: "Ik weet niet hoe ik het vertellen moeten". Toen heb ik haar gebeld. Ik vroeg haar wat er gebeurd was. Ze verklaarde: "Papa heeft iets walgelijks gedaan. Zij had zijn penis moeten aanraken. Ze vertelde dat papa lichtjes had geslapen. Omdat ze zo lang moest wachten, had ze gedacht, ik ga bij hem liggen. Hij was wakker geschrokken en had toen direct tegen haar gezegd: "Pak mijn penis vast!". Omdat [slachtoffer 1] hier zo van schrok, schreeuwde ze schijnbaar: "Houd op, klootzak!". Ze zei dat ze snel weg wou gaan toen hij haar hand vastpakte en deze op zijn penis legde terwijl hij ondertussen al zijn broek had uitgetrokken. Ik heb haar gezegd dat ze snel naar het tankstation moest gaan en het daar aan iemand moest vertellen.
3.
Het proces-verbaal van 20 december 2020 opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] (Polizeihauptkommissar), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Korte tijd later meldde zich ook de kassière van het tankstation, dat er een jong meisje bij
hem was dat van haar vader was weggelopen. De vader is vrachtwagenchauffeur en zou zijn
vrachtwagen op de parkeerplaats hebben geparkeerd.
Het proces-verbaal van 20 december 2020 opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] (Polizeiobermeister), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 31):
Op 20 december 2020 ontving het lokale politiebureau om 13.26 uur een melding over een seksueel misdrijf aan [adres 2] Türkheim. [….]
[verbalisant 3] en ondergetekende reden snel naar het aangegeven adres en troffen bij het daar gevestigde tankstation de dochter aan die voor haar vader was gevlucht. [slachtoffer 1] was erg overstuur.Ze vertelde me dat haar vader haar zojuist in de cabine
van de vrachtwagen had gevraagd of het OK was, dat hij zijn geslachtsdeel uit de broek zou halen en ermee zou spelen. [...].[
Ten aanzien van feit 2:
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 6 september 2022, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte:
“Ik heb op 20 december 2020 vanuit de cabine van mijn vrachtwagen foto’s van mijn penis naar mijn ex, mevrouw [slachtoffer 2] gestuurd. Dit deed ik met mijn telefoon, via WhatsApp. Ik was op dat moment met mijn vrachtwagen in Duitsland en stond op een parkeerplaats te Türkheim.”
Het getuigenverhoor van [slachtoffer 2] van 20 december 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 44):
Vraag:
ik heb gehoord dat uw ex-man u WhatsAppberichten heeft gestuurd. Waar gaat het hierbij om?
Antwoord:
[…] Toen stuurde hij me foto's. Op de eerste foto was hij zittend te zien met zijn broek aan en met een bobbel op de plek van zijn penis. En toen twee foto's van hem met zijn penis en testikels uit zijn broek.
Vraag:
Wilt u hier aangifte van doen. Hiervoor kunt u een zogenaamde klacht indienen, waarmee u benadrukt dat de aangifte verder vervolgd moet worden.
Antwoord:
Ja, hierbij wil ik een klacht indienen. Ik heb hem nog een bericht gestuurd of hij niet goed wijs was, mijn kind lag immers naast hem!