4.3.1Feit 1
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en van hetgeen op zitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte is als vrachtwagenchauffeur werkzaam. Samen met mevrouw [slachtoffer 2] heeft hij een minderjarige dochter [slachtoffer 1] . Op 20 december 2020 is [slachtoffer 1] met haar vader, verdachte, tijdens diens werk meegereden in zijn vrachtwagen in Duitsland. [slachtoffer 1] was op dat moment 13 jaar oud. Verdachte heeft zijn vrachtwagen op enig moment geparkeerd op een Autobahnhof in Türkheim. Hij en [slachtoffer 1] zijn gedurende een periode samen in de cabine geweest.
Het oordeel van de rechtbank
Betrouwbaarheid van [slachtoffer 1]
heeft verklaard dat haar vader ontuchtige handelingen heeft gepleegd. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] gedetailleerd en consistent is.
heeft verklaard dat zij zelf heeft gevraagd om met haar vader in de vrachtwagen mee te rijden en dat ze het eigenlijk ook leuk vindt om met hem mee te rijden. Ze verklaart dat ze bij haar vader in de vrachtwagen op haar stoel zat, dat hij in bed lag en sliep, dat ze toen bij hem is gaan liggen. Ze verklaart dat haar vader toen wakker werd en schrok en tegen haar zei: “pak mijn lul vast en raak hem aan!”. Dat hij toen zijn onderbroek en joggingbroek heeft uitgetrokken, haar hand heeft gepakt en die om zijn penis heeft gelegd. Ze verklaart dat haar vader een gat in zijn onderbroek had. Verder verklaart ze dat het één keer is gebeurd en dat zij toen uit de vrachtwagen kon stappen, haar moeder heeft gebeld en zich vervolgens op aanwijzing van haar moeder heeft gemeld bij het tankstation bij de parkeerplaats. Ze verklaart dat ze helemaal in paniek was en dat haar vader zoiets nog nooit eerder had gedaan.
De rechtbank vindt in hetgeen zich in het dossier bevindt geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] te twijfelen. Haar verklaring komt de rechtbank authentiek voor, bevat specifieke uitingen, details en gedragingen en is consistent. De rechtbank beoordeelt de verklaring van [slachtoffer 1] als betrouwbaar en bruikbaar om te dienen als basis voor het voor een bewezenverklaring benodigde wettelijke bewijs.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of het dossier voldoende steunbewijs bevat voor het ten laste gelegde. Daarbij is het volgende juridisch kader van belang.
Het juridisch bewijs in zedenzaken
De rechtbank stelt voorop dat op grond van het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Die ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring ‘niet op zichzelf staat’, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van voldoende steunbewijs voor het ten laste gelegde.
[slachtoffer 1] heeft aan verschillende mensen haar verhaal op detailniveau opnieuw gedaan waarbij de feitelijke gang van zaken duidelijk door [slachtoffer 1] is beschreven. Dit geldt voor de beschrijving van de aard van de handelingen, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de wijze waarop zij zich aan de situatie heeft onttrokken. Ook beschrijven meerdere getuigen dat [slachtoffer 1] zeer emotioneel was toen zij haar verhaal deed.
Zo verklaart de moeder van [slachtoffer 1] , getuige [slachtoffer 2] , over de emotionele gemoedstoestand waarin [slachtoffer 1] verkeerde toen zij haar belde. [slachtoffer 2] beschrijft dat [slachtoffer 1] schreeuwde en huilde en niet uit haar woorden kon komen. [slachtoffer 1] doet vervolgens gedetailleerd haar verhaal aan [slachtoffer 2] in lijn met hetgeen zij later bij de politie heeft verklaard. [slachtoffer 2] zegt dan tegen [slachtoffer 1] dat zij zich moet melden bij het tankstation, wat [slachtoffer 1] vervolgens ook doet. Een medewerker van het tankstation meldt zich bij de politie met de mededeling dat er een jong meisje bij hem was dat van haar vader was weggelopen. De vader is vrachtwagenchauffeur en zou zijn vrachtwagen op de parkeerplaats hebben geparkeerd.
Ook de politie die kort na de melding ter plaatse komt, relateert dat [slachtoffer 1] overstuur is en alleen Engels spreekt. Zij vertelt de politie dat haar vader haar zojuist in de cabine van de vrachtwagen had gevraagd of het ok was dat hij zijn geslachtsdeel uit de broek zou halen en ermee zou spelen.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier en het verhandelde ter terechtzitting voldoende steun bieden uit een andere bron dan de verklaring van [slachtoffer 1] voor de ten laste gelegde gedragingen. De rechtbank is gezien het vorenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
4.3.2Feit 2
4.3.2.1 Vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 20 december 2020 heeft verdachte, via WhatsApp foto’s van zijn ontblote penis gestuurd naar [slachtoffer 2] . Verdachte was op dat moment met zijn vrachtwagen op een parkeerplaats te Türkheim in Duitsland.
4.3.2.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat de door verdachte gepleegde gedragingen, te weten het via WhatsApp versturen van foto’s van zijn ontblote penis, het misdrijf dat is strafbaar gesteld in artikel 240 aanhef sub 2 Sr oplevert. De vraag of er sprake is van een afbeelding die aanstotelijk is voor de eerbaarheid dient te worden beantwoord naar de hier te lande heersende zeden. De rechtbank is van oordeel dat het ongevraagd toesturen van een zogenoemde “dickpic” naar de huidige maatschappelijke opvatting als aanstotelijk voor de eerbaarheid wordt beschouwd.
Dat [slachtoffer 2] ook foto’s van haar ontblote geslachtsdeel aan verdachte zou hebben gestuurd via WhatsApp en dat dus over en weer foto’s werden verstuurd van geslachtsdelen, vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in het dossier. [slachtoffer 2] spreekt dit ook nadrukkelijk tegen. Zij heeft bij de politie verklaard dat zij na ontvangst van de foto’s aan verdachte nog een bericht heeft gestuurd met de inhoud “
Of hij niet goed wijs was”, omdat haar kind immers naast hem lag. Voor de rechtbank staat daarmee voldoende vast dat verdachte de foto’s van zijn ontblote penis niet op verzoek van [slachtoffer 2] heeft verstuurd.
De rechtbank acht, gelet op voorgaande, het onder 2 tenlastegelegde, wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank wijst het daartoe gedane voorwaardelijke verzoek van de raadsman om [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] als getuigen te horen bij de rechter-commissaris af. Het verzoek is onvoldoende gemotiveerd en ook is een noodzaak daartoe niet gebleken.