ECLI:NL:RBOVE:2022:2609

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 augustus 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
10015641 \ CV EXPL 22-2622
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke schorsing van concurrentie- en relatiebeding in kort geding tussen werknemer en werkgever

In deze zaak heeft eiser, die werkzaam was als salesmanager bij gedaagde, een kort geding aangespannen om de handhaving van een concurrentie- en relatiebeding te schorsen. Eiser wenst in dienst te treden bij Total Cleaning Products B.V. (TCP), een concurrent van gedaagde, maar het concurrentiebeding staat dit in de weg. Gedaagde heeft een belang bij het handhaven van het beding om haar bedrijfsdebiet te beschermen. De kantonrechter heeft de feiten en het geschil in kaart gebracht, waarbij eiser heeft gesteld dat hij een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen, omdat hij per 15 augustus 2022 in dienst kan treden bij TCP. Eiser heeft betoogd dat het concurrentiebeding onbillijk is en dat hij door de handhaving ervan in zijn belangen wordt geschaad.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiser een spoedeisend belang heeft en dat er voldoende aanleiding is om te twijfelen aan de geldigheid van het concurrentie- en relatiebeding. De rechter heeft vastgesteld dat gedaagde niet kan worden veroordeeld tot nakoming van de beëindigingsovereenkomst, omdat TCP niet aan de voorwaarden heeft voldaan. Echter, de kantonrechter heeft besloten het concurrentie- en relatiebeding gedeeltelijk te schorsen, zodat eiser kan indiensttreden bij TCP, met de voorwaarde dat hij en TCP geen zakelijke contacten mogen onderhouden met bepaalde relaties van gedaagde. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 10015641 \ CV EXPL 22-2622
Vonnis in kort geding van 23 augustus 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
gemachtigde: mr. J.B.M. Swart,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. R.M.M. Lestrade.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties,
- de conclusie van antwoord met producties,
- de nagekomen producties van [eiser] ,
- de mondelinge behandeling gehouden op 9 augustus 2022, waarvan door de griffier aantekeningen zijn bijgehouden en van de kant van [eiser] een pleitnota is overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Inleiding

2.1.
[eiser] heeft gewerkt bij [gedaagde] . Hij wil in dient treden bij TCP, een concurrent van [gedaagde] . In de arbeidsovereenkomst tussen partijen staat een concurrentie- en relatiebeding die de indienttreding van [gedaagde] bij TCP belemmert. [eiser] wenst met dit kort geding te bereiken dat hij alsnog bij TCP in dient kan treden. [gedaagde] wenst juist haar bedrijfsdebiet te beschermen door handhaving van het concurrentie- en relatiebeding.
2.2.
De kantonrechter gaat hierna eerst in op de feiten en het geschil. Daarna volgt de beoordeling van het geschil en ten slotte de beslissing.

3.De feiten

3.1.
[eiser] heeft vanaf 2005 bij [gedaagde] gewerkt. Zijn meest recente functie was die van salesmanager. In de arbeidsovereenkomst tussen partijen staat het volgende concurrentie-en relatiebeding:

9.Concurrentie

9.1
Het is de Werknemer verboden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de
Werkgever gedurende 1 jaar na het eindigen van de arbeidsovereenkomst binnen
geheel Nederland direct of indirect in dienst te treden bij of op enigerlei wijze
werkzaamheden te verrichten, in een functie gelijk of verwant aan de functie zoals bij
Werkgever (of de aan Werkgever gelieerde rechtspersonen en/of ondernemingen) is
uitgeoefend, voor een onderneming die gelijke of gelijksoortige diensten verleent als
Werkgever doet (of de aan Werkgever gelieerde rechtspersonen en/of ondernemingen
doen), en/of voor eigen rekening gelijke of gelijksoortige werkzaamheden te verrichten
en/of diensten te verlenen, en/of gelijksoortige producten aan te bieden en/of te
verhandelen als Werkgever (of de aan Werkgever gelieerde rechtspersonen en/of
ondernemingen) verricht, dan wel aanbiedt en/of verhandelt, dan wel financieel of in
welke vorm dan ook bij een dergelijke onderneming belang te hebben.

10.Relatiebeding

10.1
Het is Werknemer verboden om, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van
Werkgever, binnen een tijdvak van twee jaren na beëindiging van onderhavig
dienstverband, in enigerlei vorm of hoedanigheid werkzaamheden te verrichten voor of
in dienst te treden bij relaties van Werkgever, of personen, bedrijven of instellingen die
gedurende het dienstverband relatie zijn geweest van Werkgever, zoals bijvoorbeeld
onder meer klanten en leveranciers.
10.2
Tevens is het Werknemer verboden om na het beëindigen van onderhavig
dienstverband binnen een tijdvak van twee jaren na beëindiging van onderhavig
dienstverband personeel van Werkgever in dienst te nemen of anderszins
werkzaamheden in haar dienst of opdracht te verrichten.
10.3
Onder het begrip relatie in de zin van dit artikel wordt verstaan, iedere leverancier of afnemer
van een product of dienst van Werkgever, die gedurende 5 jaren voorafgaande aan het
einde van het dienstverband relatie van Werkgever is geweest.
3.2.
Eind maart 2022 heeft [eiser] per e-mail aan [gedaagde] laten weten dat hij met ingang van 1 juni 2022 zijn arbeidsovereenkomst wenst op te zeggen, omdat hij in augustus 2022 in dienst wil treden bij Total Cleaning Products B.V. (hierna TCP). TCP is een concurrent van [gedaagde] . Naar aanleiding hiervan zijn partijen met elkaar in gesprek gegaan over de voorwaarden waaronder het dienstverband tussen partijen eindigt en [gedaagde] bij TCP in dienst kan treden. Met name het concurrentie- en relatiebeding is onderwerp van gesprek geweest. Op 9 mei 2022 hebben partijen een overeenkomst gesloten met afspraken over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst (hierna: “de beëindigingsovereenkomst”, door partijen ook wel “de vaststellingsovereenkomst” genoemd). Daarin zijn partijen met betrekking tot het concurrentie- en relatiebeding onder meer het volgende overeengekomen:

1.Wijziging non-concurrentiebeding en relatiebeding

1.1
Partijen komen ter afwikkeling c.q. in afwijking, van het tussen hen bestaande het non-concurrentiebeding (artikel 9 van de arbeidsovereenkomst) en het relatiebeding (artikel 10 van de arbeidsovereenkomst) het volgende overeen:
Werkgever verleent werknemer toestemming om per 15 augustus 2022 als Hygiëne Specialist (Accountmanager) bij Total Cleaning Products B.V. te Naarden in dienst te treden onder de in de volgende leden van dit artikel vermelde voorwaarden.
1.2
Het is de werknemer tot uiterlijk 1 september 2023 niet toegestaan om direct of indirect
voor zichzelf of voor derden, waaronder mede begrepen zijn nieuwe hiervoor vermelde werkgever Total Cleaning Products B.V., zakelijke betrekkingen te zoeken of te onderhouden met relaties van de werkgever, met betrekking tot de relaties zoals vermeld op de als bijlage 1 aan deze overeenkomst gehechte lijst. Onderdeel van deze voorwaarde is de schriftelijke bevestiging van Total Cleaning Products B.V. van haar gebondenheid en die van werknemer aan dit relatiebeding.
(…)
3.3.
TCP heeft niet volledig ingestemd met de in artikel 1.2. van de beëindigingsovereenkomst genoemde lijst van bijlage 1 (hierna: “de lijst”).
3.4.
[eiser] heeft in mei 2022 prijzen van Ecopuur doorgegeven aan TCP. Ecopuur staat op de lijst.
3.5.
[gedaagde] heeft [eiser] meegedeeld hem te houden aan artikel 9 en 10 van de arbeidsovereenkomst, omdat TCP niet volledig met de lijst van bijlage 1 bij de beëindigingsovereenkomst heeft ingestemd.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert – na wijziging/verduidelijking van de eis – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I.
Primair
[gedaagde] te veroordelen tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst, in die zin dat [gedaagde] , onder de voorwaarden zoals omschreven in de vaststellingsovereenkomst, waarbij de als productie 15 overgelegde klantenlijst door TCP en [eiser] als bijlage bij de vaststellingsovereenkomst heeft te gelden, [eiser] niets in de weg legt aan indiensttreding bij TCP;
II.
Subsidiair
Het tussen partijen bij arbeidsovereenkomst overeengekomen concurrentie-/relatiebeding te schorsen en wel totdat onherroepelijk in een bodemprocedure over de geldigheid van het concurrentie- en relatiebeding is geoordeeld;
III.
Meer subsidiair
[gedaagde] , zo lang als dat het concurrentie-/relatiebeding in stand blijft te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 5.500,00 (bruto) per maand, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag per maand, zijnde de vergoeding als bedoeld in artikel 7:653 lid 5 BW;
IV. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, daaronder begrepen het salaris-gemachtigde, alsmede de gebruikelijke nakosten, te vermeerderen rente en (betekenings)kosten.
4.2.
[eiser] stelt dat hij een spoedeisend belang heeft bij de vorderingen, omdat hij per 15 augustus 2022 in dienst kan treden bij TCP, maar dat dat onder de huidige omstandigheden niet mogelijk is. Zodoende dreigt hij zonder inkomen te komen zitten.
Aan de primaire vordering heeft [eiser] ten grondslag gelegd dat [gedaagde] gehouden is tot nakoming van de beëindigingsovereenkomst. Dat [gedaagde] geen vertrouwen meer in [eiser] zou hebben, is volgens [eiser] geen geldige reden om de beëindigingsovereenkomst niet na te komen.
Ten aanzien van de subsidiaire vordering heeft [eiser] gesteld dat het concurrentie- en relatiebeding uit de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:653 lid 3 onder b BW geheel of gedeeltelijk vernietigd moet worden door een bodemrechter, omdat [eiser] door deze bedingen onbillijk wordt benadeeld. Tot die tijd moet het concurrentie- en relatiebeding volgens hem worden geschorst.
Met betrekking tot het meer subsidiaire heeft [eiser] gesteld dat op grond van artikel 7:653 lid 5 BW een vergoeding aan hem moet worden toegekend, omdat [eiser] door het concurrentie- en relatiebeding in belangrijke mate wordt beperkt om bij een andere werkgever dan [gedaagde] in dienst te treden.
4.3.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen. Zij heeft in de eerste plaats betwist dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij de vorderingen, omdat [eiser] zelf deze situatie heeft gecreëerd.
Voor wat betreft de primaire vordering heeft [gedaagde] betwist dat er een beëindigingsovereenkomst tot stand is gekomen, omdat het kernbeding hiervan is afgewezen, namelijk dat [eiser] en TCP zich eraan committeren om geen zaken te doen met de relaties als vermeld in de lijst. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat zij, nadat [eiser] informatie heeft doorgespeeld naar Ecopuur, er geen vertrouwen meer in heeft dat [eiser] de belangen van [gedaagde] zal eerbiedigen bij een samenwerking met TCP.
Ten aanzien van de (meer) subsidiaire vorderingen heeft [gedaagde] aangevoerd dat zij een gerechtvaardigd belang heeft bij de handhaving van het overeenkomen concurrentie- en relatiebeding en dat de door [eiser] gevorderde vergoeding van € 5.500,00 per maand buitensporig hoog is.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang
5.1.
De kantonrechter oordeelt dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen. Vast staat dat [eiser] per 15 augustus 2022 in dienst kan treden bij TCP en dat hij onder de huidige omstandigheid daarin wordt belemmerd door het concurrentie- en relatiebeding van artikel 9 en 10 van de arbeidsovereenkomst.
Beëindigingsovereenkomst
5.2.
De primaire vordering ziet op nakoming van de beëindigingsovereenkomst. De kantonrechter oordeelt hierover als volgt.
5.3.
In de beëindigingsovereenkomst is vermeld dat [gedaagde] [eiser] toestemming verleent om bij TCP in dienst te treden onder de in artikel 1 van de beëindigings-overeenkomst genoemde voorwaarden. Een van die voorwaarden is dat TCP schriftelijk bevestigt dat zij en [eiser] met betrekking tot de in de lijst genoemde relaties geen zakelijke betrekkingen zoeken of onderhouden. Vast staat dat TCP dit niet schriftelijk heeft bevestigd. Zij heeft een voorbehoud gemaakt ten aanzien van aanvankelijk in ieder geval vier relaties, die op de lijst staan en dat voorbehoud geldt op dit moment nog voor in ieder geval twee relaties. Er is dus niet voldaan aan de voorwaarden waaronder [gedaagde] TCP toestemming heeft verleend om bij TCP in dienst te treden. [gedaagde] kan in dit kort geding dan ook niet tot nakoming van de beëindigingsovereenkomst worden veroordeeld. De primaire vordering wordt daarom afgewezen.
Concurrentie- en relatiebeding
5.4.
Subsidiair vraagt [eiser] het concurrentie- en relatiebeding uit de arbeidsovereenkomst te schorsen. De kantonrechter overweegt hierover het volgende.
5.5.
Uitgangspunt is dat een partij zich moet houden aan hetgeen waartoe hij zich contractueel tegenover de andere partij heeft verplicht. In beginsel is [eiser] dan ook gebonden aan het concurrentie- en relatiebeding. Dat is alleen anders wanneer [eiser] , afgezet tegen het belang van [gedaagde] , door het beding onredelijk wordt benadeeld. De bodemrechter kan het concurrentie- en relatiebeding op grond van artikel 7:653 lid 3 sub b BW geheel of gedeeltelijk vernietigen wanneer, in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, de werknemer door dat beding onbillijk wordt benadeeld. In dit kort geding moet de kantonrechter een inschatting maken van het oordeel van de bodemrechter en kan de kantonrechter eventueel tot gehele of gedeeltelijke schorsing van het beding overgaan.
5.6.
Daarmee komt de kantonrechter toe aan de afweging van de belangen van partijen.
5.6.1.
[eiser] heeft in dit verband gevraagd de volgende belangen in het oordeel te betrekken:
  • [eiser] heeft de zorg voor een gezin met kinderen en is hoofdkostwinner. Hij werkt al zijn hele leven in een functie die ziet op de verkoop van goederen in business-to-business relaties op het gebied van facilitaire dienstverlening. Handhaving van het concurrentie- en relatiebeding zou leiden tot “broodroof”;
  • [eiser] heeft 17 jaar voor [gedaagde] gewerkt en altijd naar volle tevredenheid gefunctioneerd;
  • Het concurrentiebeding is niet geografisch beperkt;
  • [eiser] is door de wijze waarop hij arbeid bij [gedaagde] moest verrichten tot het inzicht gekomen dat het uitoefenen van de functie salesmanager bij [gedaagde] niet bevorderlijk is voor zijn gezondheid;
  • [eiser] heeft rondom zijn opzegging met de arbeidsovereenkomst in alle transparantie met zijn werkgever gedeeld dat hij bij TCP in dienst wilde treden. Daarop is positief gereageerd door de directie. Had de directie direct aangegeven dat indiensttreding bij TCP onbespreekbaar was, dan had [eiser] zijn arbeidsovereenkomst niet opgezegd, maar had hij om aanpassing van zijn functie verzocht;
  • [eiser] heeft in alle transparantie gezorgd voor een situatie waarin TCP zich
- onverplicht- concurrentiebeperkingen laat opleggen, waarmee [gedaagde] gedurende een langdurige periode geen concurrentie van TCP te duchten heeft.
5.6.2.
[gedaagde] heeft kanttekeningen geplaatst bij de door [eiser] aangedragen belangen. Zelf heeft zij de volgende belangen aangevoerd voor handhaving van het concurrentie- en relatiebeding:
  • [gedaagde] heeft het vertrouwen in [eiser] verloren, doordat hij prijzen van Ecopuur aan TCP heeft gelekt;
  • [gedaagde] heeft er geen vertrouwen in dat TCP eventuele afspraken over het niet benaderen van relaties zal nakomen;
  • [eiser] heeft 17 jaar bij [gedaagde] gewerkt en zodoende heeft hij veel kennis en ervaring opgedaan betreffende concurrentiegevoelige gegevens van [gedaagde] . Gelet hierop heeft [gedaagde] extra bescherming nodig van het concurrentie- en relatiebeding;
  • [gedaagde] wil met handhaving van het relatie- en concurrentiebeding voorkomen dat met het vertrek van [eiser] ook een deel van de omzet van [gedaagde] verloren gaat.
5.6.3.
De kantonrechter overweegt dat voldoende aannemelijk geworden is dat [gedaagde] een gerechtvaardigd belang heeft bij handhaving van het concurrentie-en relatiebeding en dat [eiser] zich daar in beginsel naar zal moeten voegen. Daar staat tegenover dat [eiser] nog voordat hij zijn dienstverband bij [gedaagde] had opgezegd, kenbaar heeft gemaakt dat hij bij TCP wilde werken. [gedaagde] leek daar haar medewerking aan te willen verlenen, waarna [eiser] zijn arbeidsovereenkomst met [gedaagde] heeft opgezegd. Kennelijk zag [gedaagde] de overstap van [eiser] naar TCP aanvankelijk niet als een zodanige dreiging voor haar bedrijfsdebiet, dat zij daaraan niet kon meewerken.
5.6.4.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat haar medewerking slechts gold onder de strikte voorwaarde dat TCP zich zou committeren aan de lijst en dat die lijst niet onderhandelbaar was. Uit de door [eiser] overgelegde correspondentie maakt de kantonrechter op dat TCP bereid is het grootste deel van de op de lijst genoemde relaties niet te benaderen. Ter zitting heeft [eiser] de kantonrechter ervan overtuigd dat TCP bereid is alle op de lijst genoemde relaties niet te benaderen, met uitzondering van TCP, Wasconnect en Gooise Papier handel. Ten aanzien van Wasconnect en Gooise Papier handel heeft [eiser] gesteld dat dit reeds bestaande klanten van TCP zijn en dat dit voor [gedaagde] slechts kleine spelers zijn, terwijl Gooise Papier handel voor TCP wel een belangrijke klant is die een omzet van een zekere omvang vertegenwoordigt. Dit heeft [gedaagde] niet betwist. Daarmee is voldoende aannemelijk geworden dat TCP met een marginaal deel van de lijst niet kan instemmen en erin toestemt de overige op de lijst genoemde relaties tot 1 september 2023 niet te benaderen.
5.6.5.
De kantonrechter kan zich indenken dat de omstandigheid dat [eiser] prijsgegevens van Ecopuur aan TCP heeft doorgegeven, het vertrouwen van [gedaagde] in [eiser] heeft geschaad. [gedaagde] heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat deze omstandigheid zodanig ernstig is, dat die omstandigheid in de weg zou moeten staan aan een indiensttreding van [eiser] bij TCP, ook omdat niet gemotiveerd betwist is dat de betreffende gegevens voor een ieder toegankelijk zijn op internet. [gedaagde] heeft geen andere omstandigheden aangevoerd die een verklaring geven voor het volledig wegvallen van ieder vertrouwen in [eiser] en in zijn overgang naar TCP, ook niet nadat de kantonrechter hier [gedaagde] uitdrukkelijk naar heeft gevraagd.
5.6.6.
[eiser] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij, doordat [gedaagde] niet langer wenst mee te werken aan zijn indiensttreding bij TCP, in een lastig parket terecht is gekomen. Door het gewekte vertrouwen dat [gedaagde] aan de overgang naar TCP zou meewerken, heeft hij de arbeidsovereenkomst met [gedaagde] opgezegd. Dat dienstverband is inmiddels geëindigd, terwijl hij onder de huidige omstandigheden niet in dient kan treden bij TCP.
5.6.7.
Tegen de hier geschetste achtergrond kan er naar het oordeel van de kantonrechter,
gelet op de belangen over en weer, met een aanmerkelijke mate van zekerheid van worden uitgegaan dat de bodemrechter het concurrentie- en relatiebeding niet geheel in stand zal laten. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter wordt [eiser] door onverkorte toepassing van het relatie- en concurrentiebeding, in verhouding tot het te beschermen belang van [gedaagde] , onbillijk benadeeld. De kantonrechter zal het concurrentie- en relatiebeding daarom met onmiddellijke ingang gedeeltelijk schorsen. De kantonrechter zal het subsidiair gevorderde op de volgende manier toewijzen: het concurrentie- en relatiebeding zal worden geschorst voor zover dit beding betrekking heeft op de indiensttreding van [eiser] bij TCP, met dien verstande dat [eiser] en TCP geen zakelijke contacten mogen leggen dan wel onderhouden met de relaties die genoemd staan in productie 15, met uitzondering van TCP, Wasconnect en Gooise Papier handel.
5.7.
Gelet op dit oordeel komt de kantonrechter niet toe aan beoordeling van het meer subsidiair gevorderde.
Proceskosten
5.8.
Nu ieder van het partijen deels in het gelijk en deels in het ongelijk wordt gesteld, zal de kantonrechter de proceskosten compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
schorst gedeeltelijk het bij arbeidsovereenkomst overeengekomen concurrentie- en relatiebeding totdat in een bodemprocedure over de geldigheid van het concurrentie- en relatiebeding is geoordeeld, voor zover dit concurrentie- en relatiebeding betrekking heeft op de indiensttreding van [eiser] bij TCP, met dien verstande dat [eiser] en TCP geen zakelijke contacten mogen leggen dan wel onderhouden met de relaties die genoemd staan in productie 15, met uitzondering van TCP, Wasconnect en Gooise Papier handel;
6.2.
compenseert de kosten van deze procedure, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Koster, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op
23 augustus 2022.