ECLI:NL:RBOVE:2022:2583

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
14 september 2022
Zaaknummer
10089425 \ CV EXPL 22-2048
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schorsing van woningontruiming in kort geding

In deze zaak vordert de eiser, die een woning huurt van de gedaagde stichting Sint Joseph, schorsing van de ontruiming van zijn woning. De eiser heeft een huurachterstand laten ontstaan en is bij verstekvonnis veroordeeld tot ontruiming. Hij heeft verzet aangetekend tegen dit vonnis en vraagt in kort geding om schorsing van de ontruiming totdat in de verzetprocedure is beslist. De kantonrechter moet in deze zaak een belangenafweging maken tussen het belang van de eiser om in zijn woning te blijven en het belang van Sint Joseph om de woning te ontruimen. De kantonrechter oordeelt dat het belang van Sint Joseph bij ontruiming zwaarder weegt dan het belang van de eiser bij schorsing van de ontruiming. De eiser heeft zijn huurachterstand inmiddels betaald, maar de kantonrechter is van mening dat er onvoldoende zekerheid is dat de eiser in de toekomst zijn huur op tijd zal kunnen betalen. De kantonrechter wijst de vorderingen van de eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 13 september 2022.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 10089425 \ CV EXPL 22-2048
Vonnis in kort geding van 13 september 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
gemachtigde: mr. A. aan het Rot,
tegen
de stichting
WONINGSTICHTING SINT JOSEPH,
gevestigd en kantoorhoudende te Almelo,
gedaagde partij, hierna te noemen Sint Joseph,
gemachtigde: Deurwaarderskantoor Wigger Van het Laar.

1.Samenvatting

1.1.
[eiser] huurt een woning van Sint Joseph en heeft een huurachterstand laten ontstaan. Bij verstekvonnis is geoordeeld dat [eiser] de woning moet ontruimen. [eiser] heeft verzet ingesteld tegen het verstekvonnis. In dit kort geding vordert hij schorsing van of een verbod op de ontruiming, totdat in de verzetprocedure is beslist.
1.2.
Uit jurisprudentie volgt dat – aangezien er een rechtsmiddel tegen het verstekvonnis is ingesteld en in het verstekvonnis niet is gemotiveerd waarom het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard – de beoordeling van dit executiegeschil moet plaatsvinden aan de hand van een belangafweging. De kantonrechter moet onderzoeken of er sprake is van omstandigheden die meebrengen dat het belang van [eiser] bij behoud van de bestaande toestand zolang niet in de verzetprocedure is beslist, zwaarder weegt dan het belang van Sint Joseph om (al) tot ontruiming over te gaan.
1.3.
De kantonrechter oordeelt dat – onder de omstandigheden van dit geval – het belang van Sint Joseph bij ontruiming zwaarder weegt dan het belang van [eiser] bij schorsing van of een verbod op de ontruiming. De vorderingen van [eiser] worden daarom afgewezen. Het verzoek van [eiser] tot verlenging van de ontruimingstermijn wordt ook afgewezen, omdat de kantonrechter daar geen aanleiding voor ziet.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 september 2022 met producties 1 tot en met 7,
- de aanvullende productie 8 van [eiser] van 12 september 2022,
- de akte overlegging producties van Sint Joseph van 12 september 2022 met producties 1 tot en met 9,
- de mondelinge behandeling op 12 september 2022, waarbij mr. Aan het Rot is verschenen namens [eiser] en waarbij mevrouw [A] (consulent Maatschappelijk Beheer) is verschenen namens Sint Joseph, bijgestaan door mr. S.H. Lek en mr. E. Asbroek. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken,
- de pleitnota van [eiser] met aanvullende productie 9,
- de pleitnota van Sint Joseph.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiser] huurt sinds 13 juli 2020 de woning aan [het adres] in [woonplaats] van Sint Joseph. [eiser] heeft een huurachterstand laten ontstaan.
3.2.
Bij verstekvonnis van 23 augustus 2022 is de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden en is [eiser] veroordeeld om de woning te ontruimen.
3.3.
Bij deurwaardersexploot van 30 augustus 2022 is medegedeeld dat de ontruiming op 14 september 2022 zal plaatsvinden.
3.4.
[eiser] is in verzet gegaan tegen het verstekvonnis van 23 augustus 2022.
3.5.
Op 3, 4 en 12 september 2022 heeft [eiser] (met financiële hulp van zijn vader) bedragen naar Sint Joseph overgemaakt, waarmee de huurachterstand, de bijkomende (proces)kosten en de huur voor de maand september 2022 volledig zijn betaald.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert – kort samengevat – dat de kantonrechter (bij mondeling vonnis) de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis van 23 augustus 2022 schorst, althans dat het Sint Joseph wordt verboden om de woning te ontruimen, tot en met de datum waarop vonnis is gewezen in de verzetprocedure, op straffe van een dwangsom van € 25.000,00 per overtreding met een maximum van € 100.000,00. Daarnaast vordert [eiser] dat Sint Joseph wordt veroordeeld in de proceskosten en nakosten.
4.2.
[eiser] stelt dat zijn belang bij de genoemde schorsing, althans het genoemde verbod, zwaarder weegt dan het belang van Sint Joseph om het verstekvonnis ten uitvoer te laten leggen. Er staat namelijk nog een rechtsmiddel tegen het verstekvonnis open en volgens [eiser] zijn er nieuwe feiten en omstandigheden die kunnen rechtvaardigen dat van de beslissing in het verstekvonnis wordt afgeweken. Volgens [eiser] rechtvaardigt de huurachterstand – gelet op de geringe betekenis daarvan – de ontbinding van de huurovereenkomst niet. De huurachterstand is volgens [eiser] ontstaan doordat hij een ernstig zieke vriend, de heer [B] , heeft opgenomen, waardoor hij een veel hoger bedrag aan kosten voor levensonderhoud kwijt was en de huur niet meer (tijdig) kon betalen. Daarnaast is zijn bijstandsuitkering stopgezet, omdat de gemeente [woonplaats] had verzocht om nadere informatie over het verblijf van de genoemde vriend, maar [eiser] deze informatie niet heeft verstrekt. [eiser] heeft de huurachterstand en bijkomende (proces)kosten inmiddels echter volledig betaald met financiële hulp van zijn vader en heeft een nieuwe aanvraag voor een bijstandsuitkering ingediend. De vader van [eiser] heeft bovendien verklaard dat hij bereid is de huur te voldoen totdat [eiser] weer een bijstandsuitkering ontvangt. Volgens [eiser] heeft Sint Joseph daarom geen redelijk belang meer bij executie en zou zij misbruik van haar bevoegdheid maken als zij toch tot ontruiming over zou gaan. Ook stelt [eiser] dat hij geen zicht heeft op andere woonruimte en dat hij bij ontruiming op straat zal komen te staan. In deze tijden van schaarste op de woningmarkt en de onzekere economische toestand zal er volgens hem sprake zijn van een noodsituatie.
4.3.
Sint Joseph voert verweer. Dat de huurachterstand inmiddels is betaald, betekent volgens haar niet dat er niet meer mag worden ontruimd. Zij stelt dat de kans groot is dat er weer een huurachterstand zal ontstaan. De bijstandsuitkering is namelijk nog niet opnieuw toegewezen aan [eiser] en Sint Joseph is bang dat dit ook niet zal gebeuren, omdat er nog steeds drie personen (waaronder de heer [B] ) bij [eiser] inwonen en hij de benodigde stukken voor de uitkering tot op heden nog niet heeft ingeleverd. Daarnaast stelt zij dat [eiser] voor veel overlast zorgt en dat het belang van haar andere huurders (omwonenden) bij ontruiming daarom groter is dan het belang van [eiser] bij schorsing van of een verbod op de ontruiming totdat een beslissing is genomen in de verzetprocedure. Dat [eiser] zijn woonruimte verliest is volgens Sint Joseph inherent aan ontruiming en levert geen noodsituatie op. Zij stelt dat zij contact heeft opgenomen met Humanitas Onderdak in [woonplaats] en dat er daar op dit moment drie plekken vrij zijn, zodat [eiser] daar terecht zou kunnen.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang
5.1.
Voor toewijzing van een vordering in kort geding moet er sprake zijn van een spoedeisend belang bij de vorderingen. Aangezien dit kort geding een executiegeschil betreft, volgt het spoedeisend belang uit de aard van de vordering.
Wettelijk kader
5.2.
[eiser] vordert schorsing van, dan wel een verbod op de tenuitvoerlegging (executie) van het verstekvonnis van 23 augustus 2022. Uit jurisprudentie volgt dat – aangezien er een rechtsmiddel tegen het verstekvonnis is ingesteld en in het verstekvonnis niet is gemotiveerd waarom het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard – de beoordeling van dit executiegeschil moet plaatsvinden aan de hand van een belangenafweging. De kantonrechter moet onderzoeken of er sprake is van
omstandighedendie meebrengen dat het
belang van [eiser] bij behoud van de bestaande toestand zolang niet in de verzetprocedure is beslist,
zwaarder weegtdan het
belang van Sint Joseph om (al) tot ontruiming over te gaan. Bij deze afweging moet worden uitgegaan van de bestreden beslissing en de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen. De kans van slagen van de verzetprocedure moet in beginsel buiten beschouwing blijven. Wat wel een belangrijk gezichtspunt is, is dat de rechter in vorige instantie de ontruiming toewijsbaar heeft geoordeeld en dat voorkomen moet worden dat het inzetten van rechtsmiddelen wordt gebruikt als middel om uitstel van executie te verkrijgen (zie ECLI:NL:HR:2019:2026, r.o. 5.5.3 en 5.6.2).
Belangenafweging
5.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter weegt het belang van Sint Joseph bij ontruiming zwaarder dan het belang van [eiser] bij schorsing van of een verbod op de ontruiming totdat in de verzetprocedure is beslist. Hij overweegt daartoe als volgt.
5.4.
De initiële vordering van Sint Joseph bij dagvaarding van 12 augustus 2022 is enkel gebaseerd op een huurachterstand (en niet op overlast). Op het moment van dagvaarden had [eiser] een betalingsachterstand van meer dan drie maanden. Dit rechtvaardigt in beginsel ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. Weliswaar heeft [eiser] de huurachterstand inmiddels volledig voldaan, maar hij heeft dit pas betaald nádat het verstekvonnis is gewezen en het ontruimingsexploot is uitgebracht. De huur voor de maand september 2022 is bovendien evenmin op tijd betaald. Daarnaast heeft [eiser] de huur betaald met financiële hulp van zijn vader. Naar het oordeel van de kantonrechter is vooralsnog onvoldoende gebleken dat [eiser] weer een bijstandsuitkering zal krijgen, zodat hij de huur weer zelf kan betalen en er niet opnieuw een huurachterstand zal ontstaan. Sint Joseph heeft namelijk onweersproken gesteld dat er drie personen bij [eiser] inwonen, dat hij daarom extra stukken moet indienen voor het opnieuw toekennen van de uitkering en dat hij dit tot op heden niet heeft gedaan. Ook heeft Sint Joseph onweersproken gesteld dat de heer [B] – door wiens verblijf de huurachterstand volgens [eiser] is ontstaan – nog steeds bij [eiser] verblijft. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Sint Joseph daarom nog steeds belang bij ontruiming van de woning. De omstandigheid dat [eiser] door de ontruiming op straat zal komen te staan en niet direct ander onderdak kan vinden, is onvoldoende om een noodtoestand aan te nemen. Sint Joseph heeft bovendien onweersproken gesteld [eiser] bij Humanitas Onderdak in [woonplaats] terecht kan indien hij de woning moet verlaten.
5.5.
Onder deze omstandigheden oordeelt de kantonrechter dat het belang van Sint Joseph bij ontruiming zwaarder weegt dan het belang van [eiser] bij schorsing van of een verbod op de ontruiming totdat in de verzetprocedure is beslist. De vorderingen van [eiser] zullen daarom worden afgewezen.
5.6.
[eiser] heeft verzocht om de ontruimingstermijn in dat geval te bepalen op minimaal veertien dagen na betekening van dit vonnis. De kantonrechter ziet echter geen aanleiding om de ontruimingstermijn te verlengen en zal dit verzoek daarom ook afwijzen.
5.7.
De kantonrechter heeft het verzoek van [eiser] om mondeling uitspraak te doen in deze zaak niet kunnen inwilligen, omdat [eiser] niet op de mondelinge behandeling is verschenen en zodoende niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 30p Rv.
Proceskosten
5.8.
[eiser] wordt in deze procedure in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten van Sint Joseph worden begroot op € 498,00 aan salaris van de gemachtigde.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van Sint Joseph begroot op € 498,00 aan salaris van de gemachtigde,
6.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Louter, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2022.
(LA(AL)