ECLI:NL:RBOVE:2022:2577

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
08.128319.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met vuurwapen in Almelo

Op 13 september 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 25-jarige man, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft op 13 mei 2022 in Almelo, na eerder die avond uit een café te zijn gezet, een geladen vuurwapen opgehaald en op het slachtoffer geschoten. Het slachtoffer, die zich op een afstand van drie à vier meter bevond, werd niet geraakt, maar de kogel passeerde rakelings langs zijn lichaam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn gedrag een aanzienlijk risico heeft genomen en dat hij geluk heeft gehad dat het slachtoffer niet gewond raakte. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde poging tot moord, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij opzettelijk op het slachtoffer had geschoten. Wel werd de poging tot zware mishandeling bewezen verklaard, omdat de verdachte zich willens en wetens blootstelde aan de aanmerkelijke kans dat hij zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 5.013,60 aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.128319.22 (P)
Datum vonnis: 13 september 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] ,
nu verblijvende in de PI Almelo in Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 augustus 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M. Ariese en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. S. Lodder, advocaat in Rotterdam, en van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer] door mr. LV.S. Cassese, advocaat in Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden door op korte afstand met een (vuur)wapen op [slachtoffer] te schieten;
subsidiair: heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar te mishandelen door op korte afstand met een (vuur)wapen in de richting van de borst, been en/of knie van [slachtoffer] te schieten;
meer subsidiair: [slachtoffer] heeft bedreigd door een (vuur)wapen op [slachtoffer] te richten en/of met een (vuur)wapen in de richting van [slachtoffer] te schieten.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 13 mei 2022 te Almelo
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer]
opzettelijk van het leven te beroven,
op korte afstand van voornoemde [slachtoffer] een (vuur)wapen op hem heeft gericht
en/of met een (vuur)wapen in de richting van de borst van voornoemde [slachtoffer]
heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 mei 2022 te Almelo
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
op korte afstand van voornoemde [slachtoffer] een (vuur)wapen op hem heeft gericht
en/of met een (vuur)wapen in de richting van de borst, been en/of knie van
voornoemde [slachtoffer] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 mei 2022 te Almelo
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met
zware mishandeling, door een (vuur)wapen op voornoemde [slachtoffer] te richten
en/of met een (vuur)wapen in de richting van voornoemde [slachtoffer] te schieten;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezen verklaring van het primair ten laste gelegde. De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte het schot heeft afgevuurd in de richting van de borst van [slachtoffer] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair en het subsidiair ten laste gelegde wegens het ontbreken van opzet – ook in voorwaardelijke zin – op de dood dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De raadsman heeft zich ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte het schot niet heeft gericht op het lichaam van [slachtoffer] , maar dat verdachte bewust langs [slachtoffer] heen heeft geschoten, gericht op de grond.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De redengevende feiten en omstandigheden
Op grond van het dossier en hetgeen ter zitting is besproken stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte is op 13 mei 2022 in Almelo door de barman uit een café gezet, waarbij hij werd uitgejoeld door enkele andere bezoekers van dat café. Verdachte voelde zich vernederd en werd boos. Hij heeft een vuurwapen opgehaald en is na enige tijd teruggekeerd naar het café. Op straat heeft verdachte vervolgens vier personen zien lopen. Verdachte is met het wapen in zijn hand achter hen aangelopen. Drie personen renden weg maar een van deze personen,
[slachtoffer] , heeft zich omgedraaid naar verdachte. Verdachte heeft het vuurwapen gericht op [slachtoffer] , die zich op dat moment op een afstand van ongeveer drie à vier meter van verdachte bevond. Verdachte heeft het vuurwapen gericht op [slachtoffer] , op borsthoogte. Vervolgens heeft hij een kogel afgevuurd in de richting van [slachtoffer] . De kogel heeft [slachtoffer] gepasseerd ter hoogte van zijn knie en de kogel is achter [slachtoffer] terechtgekomen. Verdachte heeft voorafgaand aan het voorval zeven of acht glazen alcoholische drank gedronken.
De richting van het schot
Hoewel de rechtbank vaststelt dat verdachte het vuurwapen op enig moment heeft gericht op de borst van [slachtoffer] , kan op grond van het dossier niet worden vastgesteld dat verdachte ook gericht op de borst van [slachtoffer] heeft geschoten.
Wel stelt de rechtbank op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting vast dat verdachte met het vuurwapen een schot heeft gelost in de richting van het been van [slachtoffer] waarbij de kogel het lichaam van [slachtoffer] op zeer korte afstand ter hoogte van de knie heeft gepasseerd en achter [slachtoffer] terecht is gekomen.
Opzet
Voor bewezen verklaring van het ten laste gelegde moet sprake zijn van opzet. De rechtbank ziet zich aldus gesteld voor de vraag of verdachte opzettelijk heeft gehandeld en zo ja waar de opzet van verdachte op was gericht.
Het primair tenlastegelegde
Voor bewezen verklaring van het primair ten laste gelegde feit is vereist dat verdachte opzet had op de dood van [slachtoffer] . De vraag die in dit verband voorligt is of verdachte heeft gehandeld met (boos) opzet dan wel met voorwaardelijk opzet.
Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte heeft gehandeld met boos opzet. De rechtbank dient te bepalen of er sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] . De rechtbank stelt hierbij voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals onder het primair tenlastegelegde de dood – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Zoals hiervoor is vastgesteld heeft verdachte op een afstand van ongeveer drie à vier meter bewust en gericht met een vuurwapen op [slachtoffer] geschoten waarbij de kogel het lichaam van [slachtoffer] rakelings is gepasseerd, ter hoogte van het been en de knie.
Nu niet kan worden bewezen dat verdachte een schot heeft gelost gericht op de borst van [slachtoffer] , is de rechtbank van oordeel dat er niet kan worden geconcludeerd dat er een aanmerkelijke kans bestond dat – indien raak geschoten – dit de dood van [slachtoffer] tot gevolg zou hebben. De rechtbank zal verdachte daarom van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Het subsidiair tenlastegelegde
Voor bewezen verklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit is vereist dat verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] .
Hiervoor is reeds vastgesteld dat er geen sprake is van boos opzet. De rechtbank dient te bepalen of er sprake is van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] . Zoals hiervoor is uiteengezet is voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals onder het subsidiair ten laste gelegde zwaar lichamelijk letsel – aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Naar algemene ervaringsregels kan worden geconcludeerd dat bij een schotwond in het been ter hoogte van de knie de aanmerkelijke kans bestaat dat hierdoor zwaar lichamelijk letsel kan ontstaan. Gelet op de hiervoor uiteengezette feiten en omstandigheden en in het bijzonder gelet op de korte afstand tussen verdachte en [slachtoffer] , het gericht in de richting van het been en de knie van [slachtoffer] afvuren van een vuurwapen, terwijl verdachte op dat moment boos en gefrustreerd was en onder invloed was van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] door de afgevuurde kogel zou worden geraakt en ten gevolge hiervan zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Ook is de rechtbank van oordeel dat verdachte met zijn gedragingen en onder deze omstandigheden willens en wetens deze aanmerkelijke kans heeft aanvaard. Het door de verdediging opgeworpen verweer dat verdachte niet heeft gericht op het lichaam van Koemans maar ernaast doet in de gegeven omstandigheden aan het vorenstaande niet af.
Aldus concludeert de rechtbank dat bij verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Het delict is niet voltooid, zodat de rechtbank de poging daartoe wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 mei 2022 te Almelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen op korte afstand van voornoemde [slachtoffer] een vuurwapen op hem heeft gericht en met een vuurwapen in de richting van het been en de knie van voornoemde [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
subsidiair
het misdrijf: poging tot zware mishandeling.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft oplegging gevorderd van een gevangenisstraf van 40 maanden waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd, te weten: een meldplicht, ambulante behandeling en middelencontrole.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in het kader van de strafmaat verzocht het volgende mee te wegen. Verdachte heeft zichzelf enige tijd na het voorval bij de politie gemeld. Verdachte heeft zoveel mogelijk zijn medewerking verleend aan het onderzoek van de politie. Verdachte wil werken aan een goede toekomst en is bereid mee te werken met de door de reclassering voorgestelde begeleiding.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft ‘s nachts op straat in het centrum van Almelo een geladen vuurwapen gericht op het slachtoffer [slachtoffer] , heeft het vuurwapen doorgeladen en heeft vervolgens bewust en gericht een schot gelost, waarbij de kogel rakelings langs het lichaam van [slachtoffer] is gegaan. Verdachte heeft met zijn gedrag een enorm risico genomen en hij mag van geluk spreken dat de kogel [slachtoffer] niet heeft geraakt.
Verdachte is gekomen tot deze excessief gewelddadige handeling tegen een willekeurige onbekende, puur en alleen uit frustratie omdat hij eerder die avond wegens vervelend gedrag een nabijgelegen café was uitgezet waarbij hij werd uitgejoeld door de overige cafébezoekers. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Te meer nu verdachte, nadat hij uit de kroeg is gezet, naar huis is gelopen en het hierbij had kunnen laten. In plaats daarvan heeft verdachte er bewust voor gekozen om een vuurwapen op te halen, een bekende met een auto te laten komen en vervolgens met de auto terug te rijden naar het centrum van de stad, alwaar hij eerst nog een ronde heeft gereden langs het terras van het betreffende café. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank alle tijd gehad om na te denken en om tot inkeer te komen. In plaats daarvan is hij, zwaar onder invloed van alcohol, zwaaiend met het geladen vuurwapen het centrum ingelopen en heeft hij op de openbare weg een onschuldige burger achtervolgd en beschoten. Het slachtoffer [slachtoffer] was gewoon op weg naar huis na een avond uit met een paar vrienden en had niets met verdachte te maken. Deze ongewenste en onverwachte confrontatie met verdachte heeft een grote impact op het leven van [slachtoffer] , die tot op de dag van vandaag nog te kampen heeft met gevoelens van angst, die hem beletten om op een bij zijn leeftijd passende manier aan het maatschappelijk leven deel te nemen. Dergelijk vuurwapengeweld op de openbare weg heeft bovendien impact op de gehele samenleving en vergroot gevoelens van angst en onveiligheid.
Gezien de ernst van het gepleegde feit, waarbij het gebruik van een vuurwapen op de openbare weg jegens een willekeurige burger in het bijzonder meeweegt, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse gevangenisstraf. De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening met de ernst van het bewezenverklaarde feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals deze onder meer tot uitdrukking komen in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Nu sprake is van een poging zware mishandeling met een vuurwapen, heeft de rechtbank de LOVS-oriëntatiepunten – die slechts zien op het gebruik van een wapen niet zijnde een vuurwapen – niet tot uitgangspunt genomen.
De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte in het verleden vaker voor onder meer geweldsdelicten is veroordeeld, zo blijkt uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 8 augustus 2022. Ondanks de in die veroordelingen gelegen waarschuwingen heeft verdachte opnieuw een gewelddadig strafbaar feit gepleegd en lijkt daarmee het kwalijke van zijn gedrag niet in te zien. De rechtbank heeft in straf verminderende zin acht geslagen op het feit dat verdachte sinds 2019 een tijdlang geen justitiecontacten heeft gehad.
In strafverminderende zin weegt de rechtbank voorts mee dat verdachte zichzelf uiteindelijk heeft gemeld bij de politie, als ook dat hij te kennen heeft gegeven gemotiveerd te zijn om te werken aan gedragsverandering, zoals ook blijkt uit het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 28 juli 2022. Hieruit volgt onder meer het volgende.
Het delictgedrag van verdachte lijkt voort te komen uit gebrekkige copingvaardigheden, waarbij het gebruik van alcohol een luxerende werking heeft gehad. Hoewel verdachte erkent verkeerd te hebben gehandeld, ontbreekt het hem aan empathie. Hij is van mening dat het slachtoffer zich provocerend heeft opgesteld, waarmee hij zijn handelen deels rechtvaardigt.
Risicofactoren zijn gelegen in het psychosociaal functioneren, alcoholgebruik, de houding en het sociaal netwerk van verdachte. Het recidiverisico wordt als gemiddeld ingeschat. Verdachte is bekend met verslavingsproblematiek, eerder dagelijks hasjgebruik en een gokverslaving. Er is vaker sprake van onder invloed van alcohol gepleegde strafbare feiten. De reclassering ziet aanwijzingen voor een procrimineel sociaal netwerk.
Nader onderzoek naar de persoonlijkheid van verdachte is noodzakelijk om tot een passend plan van aanpak te komen
.Dit kan plaatsvinden in een ambulant traject. Verdachte toont zich in gesprek gemotiveerd om te werken aan gedragsverandering. Verdachte heeft zijn leven op de praktische leefgebieden grotendeels op orde. Indien hij uit detentie komt, kan hij bij zijn ouders verblijven, tot hij een eigen woning heeft, en kan hij bij zijn voormalige werkgever weer aan de slag. Er zijn geen problemen ten aanzien van financiën.
Geadviseerd wordt oplegging van een deels voorwaardelijke straf met een drietal bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en het meewerken aan middelencontrole.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd van 24 maanden. Rekening houdend met het vorenstaande, zal de rechtbank een deel van de straf, te weten acht maanden, voorwaardelijk opleggen met daarbij de door de reclassering geïndiceerde bijzondere voorwaarden en een proeftijd van drie jaren.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] (vertegenwoordigd door mr. L.V.S. Cassese) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 5.013,60 (vijfduizend en dertien euro en zestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende post:
- kosten voor medicijnen € 13,60.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 5.000,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de vordering geheel kan worden toegewezen, met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd nu uit de bijgevoegde stukken niet blijkt wat de reden is geweest voor de aan [slachtoffer] voorgeschreven medicatie en evenmin of de te volgen EMDR-therapie zal plaatsvinden op grond van verwijzing door een huisarts. Daarom heeft de raadsman verzocht om matiging van de toe te wijzen immateriële schade en niet ontvankelijkheid van de benadeelde partij ter zake de materiële schade en de overige gestelde immateriële schade.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De materiële schade
De opgevoerde schadepost is betwist, maar is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 13,60, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De immateriële schade
Ingevolge artikel 6:106 aanhef en sub b van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen smartengeldvergoeding indien hij ‘op andere wijze’ in zijn persoon is aangetast. Indien een benadeelde partij zich hierop beroept, is het in beginsel aan de benadeelde partij om voldoende concrete gegevens aan te voeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval een psychische beschadiging is ontstaan waartoe nodig was dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel was of had kunnen zijn vastgesteld. Het uitgangspunt is aldus dat de benadeelde partij geestelijk letsel moet aantonen. Een enkel psychisch onbehagen of zich gekwetst voelen is daarvoor onvoldoende.
Echter is naar het oordeel van de rechtbank in onderhavige casus sprake van de uitzonderingssituatie waarin de vergoeding van smartengeld kan worden toegekend zonder dat het aantonen van geestelijk letsel nodig is, vanwege de aard en bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde, zoals uiteengezet in de vordering. Naar het oordeel van de rechtbank vormt het bewezenverklaarde feit en met name het gegeven dat [slachtoffer] als min of meer toevallige passant in de openbare ruimte is beschoten met een vuurwapen, een dusdanig ernstige inbreuk op een fundamenteel recht (i.c. zijn lichamelijke en geestelijke integriteit) dat dit in zichzelf als aantasting van de persoon op andere wijze moet worden beschouwd. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 5.000,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het subsidiaire feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 60 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair: het misdrijf:
poging tot zware mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het subsidiair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
8 (acht) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich meldt zich binnen 5 dagen na het ingaan van de proeftijd bij Leger des Heils reclassering op het adres Tubantiasingel 5 te Enschede. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- meewerkt aan diagnostiek en, indien geïndiceerd, behandeling door Transfore of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van
€ 5.013,60 (bestaande uit materiële schade en immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] : van een bedrag van € 5.013,60 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2022);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van 5.013,60 (zegge: vijfduizend en dertien euro en zestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 60 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. A.J. Louter en mr. M.T. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockötter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 september 2022.
Buiten staat
Mr. Bos is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland onderzoek Mira22 / ON2R022030, proces-verbaalnummer BVH: 2022208737, gesloten op 31 mei 2022.
Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 14 mei 2022, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende, pagina 91 - 93:
Wij zaten op het terras bij [café] . Ik ben weggegaan met [naam 1] , [naam 2] en een andere [naam 3] naar mijn woning, Op [adres 2] , daar zagen wij die getinte jongen. Ik zag dat die jongen met een pistool liep te zwaaien. Hij ging met zijn rechterarm met het pistool heen en weer, alsof hij aan ons wilde laten zien dat hij een pistool had. De anderen van mijn groepje liepen door. Ik liep wat langzamer. Ik wilde dat hij weg zou gaan. Toen stonden wij voor zo’n doorgang en ik was er klaar mee dat hij steeds doorliep. Toen draaide ik me om naar hem toe en toen zag ik dat hij met het vuurwapen op mij richtte, op borsthoogte. Toen stonden wij nog 3 a 4 meter van elkaar af. Toen hoorde ik ineens een hele harde knal en zag een flits bij het pistool. Ik voelde op dat moment een luchtstroom langs mijn linkerbeen net onder mijn knie. Ik hoorde de kogel achter mij inslaan, op de stoep, of een muurtje. De jongen heeft één keer gericht op mij geschoten.
2.
Het proces-verbaal ter terechtzitting, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik was op 13 mei 2022 in Almelo. Ik ben eerder die avond uit [café] gezet. Ik was opgefokt en boos. Ik voelde mij vernederd. Ik had zeven of acht glazen alcoholische drank gedronken. Ik heb een geladen vuurwapen opgehaald. Ik had het geladen vuurwapen in mijn hand. Ik stond op een afstand van drie meter van [slachtoffer] . Ik stond tegenover [slachtoffer] . Ik was al opgefokt. Ik hield het vuurwapen naar voren. Ik heb een handbeweging gemaakt en ik heb het vuurwapen naar achteren gehaald om het vuurwapen door te laden. Ik heb een schot afgevuurd in de richting van [slachtoffer] . Ik heb links langs [slachtoffer] geschoten. De kogel kwam op de grond achter [slachtoffer] . Ik mikte op de grond langs zijn linkerbeen.