ECLI:NL:RBOVE:2022:2553

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 augustus 2022
Publicatiedatum
8 september 2022
Zaaknummer
285007 KG RK 22-360
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak met betrekking tot valsheid in geschrifte en witwassen

Op 22 augustus 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel in Almelo een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door de verdediging in een lopende strafzaak, waarin het Openbaar Ministerie op 17 augustus 2022 aanvullende stukken had ingediend. De verdediging verzocht om aanhouding van de zaak, maar dit verzoek werd afgewezen door de rechtbank. De verdediging stelde dat de rechtbank al een standpunt had ingenomen en dat er onvoldoende tijd was om te reageren op de nieuwe stukken. Tijdens de wrakingszitting werd het verzoek tot wraking behandeld via videoverbinding, waarbij de gewraakte rechters en de verdediging aanwezig waren.

De wrakingskamer overwoog dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Echter, de wrakingskamer concludeerde dat de beslissing om het aanhoudingsverzoek af te wijzen een procesbeslissing was en op zichzelf onvoldoende grond voor wraking vormde. De wrakingskamer oordeelde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechters. De motivering van de afwijzing van het wrakingsverzoek werd als begrijpelijk beschouwd, en de aangevoerde gronden vormden geen reden voor wraking. De mondelinge beslissing werd openbaar uitgesproken en vastgelegd op 30 augustus 2022.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingkamer
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 285007 KG RK 22-360
PROCES-VERBAAL van de mondelinge beslissing van 22 augustus 2022
van de wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van:
[verzoeker] ,
strekkende tot de wraking van
de leden van de meervoudige kamer
mr. M. Melaard, mr. M. van Berlo, mr. R. ter Haar.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 22 augustus 2022 waarin het mondeling wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld. Aan het proces-verbaal is vastgehecht de vordering wijziging tenlastelegging;
- de wrakingszitting van 22 augustus 2022. De rechters van de wrakingskamer en de griffier zijn in Almelo aanwezig. De gewraakte rechters, verzoekster tot wraking en haar advocaten mrs. M. Hendriks en M. van Leeuwen en de officieren van justitie mrs. C.V. van Overbeeke en J.M. Mul zijn aanwezig in Zwolle. De behandeling van het wrakingsverzoek vindt plaats via een videoverbinding.
1.2.
Ter zitting heeft de wrakingskamer mondeling uitspraak gedaan, die in uitgewerkte vorm, met de daaraan ten grondslag liggende overwegingen, als volgt luidt.

2.De beslissing

2.1.
De wrakingskamer van de rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.

3.Het beoordeling

3.1
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien – geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak – de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
3.3.
Uit het proces-verbaal van de zitting van 22 augustus 2022 en uit het verhandelde op de wrakingszitting blijkt dat het gaat om het volgende.
In de lopende strafzaak met parketnummer 08/996029-17 heeft het Openbaar Ministerie op 17 augustus 2022 aanvullende stukken naar de rechtbank en de verdediging gestuurd, zodat deze bij het dossier kunnen worden gevoegd.
De verdediging heeft per e-mail van 18 augustus 2022 verzocht de zaak aan te houden.
Tijdens de behandeling ter zitting op 22 augustus 2022 is een wijziging van de tenlastelegging gevorderd, die door de rechtbank is toegewezen. De gewijzigde tenlastelegging betreft 1. valsheid in geschrifte en 2. witwassen. Het onderzoek is ter zitting voortgezet en de verdediging heeft het verzoek om aanhouding nader toegelicht en erop gewezen dat de verdediging tijd nodig heeft om te kunnen reageren op de aanvullende stukken en eventueel te overleggen met een deskundige in het Verenigd Koninkrijk.
Na beraad in raadkamer is het verzoek om aanhouding afgewezen.
De beslissing om het aanhoudingverzoek af te wijzen is voor de verdediging de reden voor het wrakingsverzoek. De rechtbank heeft bij de motivering van die beslissing overwogen dat het stappenplan aan de orde is in het geval er een veroordeling volgt voor witwassen zonder aantoonbaar gronddelict. De rechtbank gaat er op dit moment vanuit dat zo een situatie zich hier niet voordoet nu er kennelijk sprake is van een gronddelict, namelijk dat wat onder feit 1 is ten laste gelegd. Dit maakt voor nu dat de door het Openbaar Ministerie nagezonden stukken in het licht van de verdenking niet relevant zijn. Daarbij is opgemerkt dat dit een voorlopig oordeel is en dat – indien daartoe later aanleiding ontstaat – later bij tussenvonnis alsnog kan worden besloten om de verdediging te laten reageren op de stukken.
Uit die overwegingen blijkt – aldus de verdediging – dat de rechtbank al een standpunt heeft bepaald en dat zij inschat dat er al voldoende bewijs in het dossier te vinden is voor een veroordeling. De motivering van de procesbeslissing is onbegrijpelijk. Daar komt bij dat er eerder uitlatingen zijn gedaan waaruit blijkt dat er meer belang wordt gehecht aan spoedige afwikkeling van de zaak dan aan een eerlijke procedure.
Het Openbaar Ministerie heeft tijdens de wrakingszitting de toegevoegde stukken nader toegelicht. Het gaat niet om nieuwe bewijsstukken, maar om stukken die de verklaring van verdachte tegenspreken. Daarom moeten ze wel aan het dossier worden toegevoegd. Verder klopt het niet dat valsheid in geschrifte de enige grond voor de (verdenking van) witwassen zou zijn. Die stelling van verdachte is al eerder weersproken.
3.4.
De wrakingskamer geeft voor de afwijzende beslissing de volgende motivering.
Ten aanzien van het feit dat het aanhoudingsverzoek niet is gehonoreerd, overweegt de wrakingskamer dat deze beslissing een procesbeslissing is. Een dergelijke beslissing is op zichzelf onvoldoende grond voor wraking, ook als die beslissing voor een partij negatief uitvalt of anderszins onwelgevallig is. Dat kan anders zijn indien de beslissing of de motivering daarvan zo onbegrijpelijk is, dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter partijdig is dan wel tegen verzoekers een vooringenomenheid koestert. Daarvan is naar het oordeel van de wrakingskamer geen sprake.
De wrakingskamer heeft de toelichting van alle betrokken partijen gehoord en bij haar afweging betrokken. De vraag of bij de beoordeling van de strafzaak uiteindelijk het stappenplan van toepassing is, kan thans nog niet worden beantwoord. Dit is echter niet van belang voor de vraag of de procesbeslissing onbegrijpelijk is.
De wrakingkamer begrijpt uit de toelichting van de officier van justitie dat de nieuwe stukken zien op resultaten van het onderzoek van het Openbaar Ministerie naar aanleiding van de verklaring van de verdachte omtrent de herkomst van voorhanden geld. Gezien deze toelichting is de beslissing van de zittingsrechters niet zodanig onbegrijpelijk dat geconcludeerd moet worden dat zij niet onbevooroordeeld zijn.
Eventuele bezwaren naar aanleiding van uitlatingen tijdens eerdere zittingen zijn niet relevant; zij vormden destijds geen aanleiding tot een wrakingsverzoek.
De aangevoerde gronden vormen dus geen reden voor wraking. Het wrakingsverzoek wordt afgewezen.
Deze mondelinge beslissing is gegeven door mr. A. van Holten, W.M.B. Elferink en
H. Stam, leden, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op
22 augustus 2022 en vastgelegd op 30 augustus 2022.