Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
2.De feiten
3.Het wrakingsverzoek
4.Het standpunt van de rechter
5.De beoordeling
6.De beslissing
ongegrond.
Rechtbank Overijssel
In de zaak van verzoeker tot wraking, die procedeerde in persoon, heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel op 29 juli 2022 het verzoek tot wraking van mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek ongegrond verklaard. De procedure begon op 23 juni 2022 met een mondelinge behandeling door de kantonrechter in een civiele zaak tussen de stichting [eiser] en verzoeker, waarbij de rechter belast was met de behandeling van de zaak. Op 27 juni 2022 diende verzoeker een wrakingsverzoek in via e-mail, waarin hij zijn bezorgdheid over de onpartijdigheid van de rechter uitte. De rechter reageerde op 8 juli 2022 en gaf aan niet aanwezig te zijn op de zitting van het wrakingsverzoek op 25 juli 2022, die openbaar werd behandeld zonder dat verzoeker of de rechter aanwezig was.
De wrakingskamer beoordeelde het verzoek en concludeerde dat verzoeker onvoldoende concrete feiten of omstandigheden had aangedragen die de vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd zouden maken. De klachten van verzoeker waren voornamelijk gericht op de manier waarop hij door de rechter was bejegend, wat niet voldoende was voor een wrakingsprocedure. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. Aangezien verzoeker geen objectieve gronden voor zijn vrees voor partijdigheid had kunnen aanvoeren, werd het verzoek tot wraking ongegrond verklaard.