ECLI:NL:RBOVE:2022:2543

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
8 september 2022
Zaaknummer
84-177206-21(P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van valsheid in geschrifte na gebrek aan bewijs van opzet en vervalsing

Op 8 september 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 64-jarige vrouw, die werd beschuldigd van valsheid in geschrifte. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de notulen van een buitengewone vergadering van aandeelhouders, die op 7 februari 2002 zouden zijn opgemaakt, op een andere datum zijn opgemaakt of dat de vergadering nooit heeft plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat het argument dat het in de notulen aan de verdachte verstrekte mandaat civielrechtelijk niet rechtsgeldig was, geen bewijs opleverde voor de valsheid van het geschrift. Ook het niet volgens de statuten handelen kon niet worden aangemerkt als bewijs voor de valsheid van de notulen. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de notulen vals of vervalst waren, en sprak de verdachte om deze reden vrij.

De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 augustus 2022. De officier van justitie had gevorderd dat het primair ten laste gelegde bewezen zou worden, maar de verdediging pleitte voor een integrale vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor opzet van de verdachte, wat vereist is voor valsheid in geschrifte. De rechtbank concludeerde dat het aan de verdachte primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen kon worden, en sprak haar vrij.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84-177206-21(P)
Datum vonnis: 8 september 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1958 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 augustus 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. Ruige en van wat door de raadsman mr. K. Karakaya, advocaat in Apeldoorn, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: feitelijk leiding heeft gegeven aan [stichting] die op 10 november 2020 in Nederland samen met anderen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van vals opgemaakte/ vervalste notulen van [bedrijf] B.V. door deze te per email te verstrekken aan het Gerechtshof in Arnhem;
subsidiair: samen met anderen op 10 november 2020 in Nederland samen met anderen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van vals opgemaakte/ vervalste notulen van [bedrijf] B.V. door deze te per e-mail te verstrekken aan het Gerechtshof in Arnhem;
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
[stichting] op of omstreeks 10 november 2020 te Gorssel in de gemeente Lochem en/of in de gemeente Deventer, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,
opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van een vals en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten notulen van de buitengewone vergadering van aandeelhouders gehouden op donderdag 7 februari 2002 van de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf] B.V. statutair gevestigd te Haarlem (zie DOC-001, p. 033), als ware het echt en onvervalst,
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op voornoemde notulen staat vermeld dat “ [medeverdachte] van de BVA het mandaat (algehele volmacht zonder beperkingen) verkrijgt om zelfstandig voor en namens [bedrijf] B.V. verplichtingen aan te gaan en hiervoor geen goedkeuring (mondeling en of schriftelijk) behoeft van de statutair directeur van [bedrijf] B.V. de heer [naam] ”,
terwijl deze notulen zijn gedateerd en ondertekend op een andere datum dan waarop de notulen in werkelijkheid zijn opgemaakt en/of ondertekend, en/of terwijl de buitengewone vergadering van aandeelhouders waarop de notulen betrekking zouden hebben in werkelijkheid nooit heeft plaatsgevonden,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat [stichting] , en/of haar mededader(s), voornoemde notulen per email heeft/hebben verstrekt aan (de griffier van) het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Locatie Arnhem, Afdeling Civiel recht,
zulks terwijl, hij, verdachte al dan niet samen met één of meer anderen, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden verboden gedraging(en);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
hij op of omstreeks 10 november 2020 te Gorssel in de gemeente Lochem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,
opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van een vals en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten de notulen van de buitengewone vergadering van aandeelhouders gehouden op donderdag 7 februari 2002 van de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf] B.V. statutair gevestigd te Haarlem (zie DOC-001, p.033), als ware het echt en onvervalst,
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op voornoemde notulen staat vermeld dat “ [medeverdachte] van de BVA het mandaat (algehele volmacht zonder beperkingen) verkrijgt om zelfstandig voor en namens [bedrijf] B.V. verplichtingen aan te gaan en hiervoor geen goedkeuring (mondeling en of schriftelijk) behoeft van de statutair directeur van [bedrijf] B.V. de heer [naam] ”,
terwijl deze notulen zijn gedateerd en ondertekend op een andere datum dan waarop de notulen in werkelijkheid zijn opgemaakt en/of ondertekend, en/of terwijl de buitengewone vergadering van aandeelhouders waarop de notulen betrekking zouden hebben in werkelijkheid nooit heeft plaatsgevonden,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat [stichting] , en/of haar mededader(s), voornoemde notulen per email heeft/hebben verstrekt aan (de griffier van) het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Locatie Arnhem, Afdeling Civiel recht;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – overeenkomstig een overgelegd schriftelijk requisitoir – gevorderd het primair ten laste gelegde bewezen te verklaren.
Als bewijsmiddelen heeft zij onder meer verwezen naar:
- de notulen van de buitengewone vergadering van [bedrijf] B.V. van 7 februari 2002 (hierna: de BVA);
- de door medebestuurder [medeverdachte] namens [stichting] aan het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden verstuurde e-mail op 10 november 2020 en het daarvan op de hoogte zijn door verdachte;
- de aangifte van curator mr. Schepel en
- de verklaring van [medeverdachte] als getuige.
Hieruit volgt volgens de officier van justitie dat de BVA nooit is gehouden en de notulen hiervan vals opgemaakt zijn. Deze notulen bevatten namelijk meerdere feitelijke onjuistheden, te weten een verkeerde benaming van de vennootschap en de aandeelhouder. Daarnaast is sprake van een onbevoegd gegeven volmacht buiten de aanwezigheid van de bestuurder van [bedrijf] B.V. ( [naam] ) om. Dit tezamen met het feit dat de volmacht enige logica ontbeert en het tijdstip van ‘terugvinden’ van de notulen erg ongeloofwaardig is, maakt volgens de officier van justitie dat [medeverdachte] samen met verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het door [stichting] gebruikmaken van valse notulen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een integrale vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij primair aangevoerd dat niet wettig en overtuigend is te bewijzen dat de notulen van 7 februari 2002 vals zijn opgemaakt (op een andere datum) en dat de buitengewone vergadering nooit heeft plaatsgevonden. Curator Schepel had een duidelijk belang bij de aangifte. Dit is ook te lezen op pagina’s 30 en 156 van het procesdossier.
Daarnaast heeft verdachte geen enkele betrokkenheid gehad bij [bedrijf] B.V., de vergadering en bijbehorende notulen. Dit wordt ook door haar echtgenoot en medebestuurder [medeverdachte] bevestigd. Er is geen sprake van opzet en ook niet van medeplegen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde
Om tot een bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde te kunnen komen, ziet de rechtbank zich allereerst voor de vraag geplaatst of vast te stellen is dat de in de tenlastelegging genoemde notulen van 7 februari 2002 vals zijn dan wel vervalst zijn. In de tenlastelegging wordt deze valsheid onderbouwd met een drietal elementen. Te weten:
de notulen zijn gedateerd en ondertekend op een andere datum dan waarop de notulen in werkelijkheid zijn opgemaakt en/of ondertekend;
de BVA waarop de notulen betrekking hebben zouden, heeft in werkelijkheid nooit plaatsgevonden;
er mondeling en/of schriftelijk geen goedkeuring is geweest van de statutair directeur van [bedrijf] B.V. de heer [naam] .
Ten aanzien van de onder 1 en 2 genoemde argumenten is de rechtbank van oordeel dat uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de notulen op een andere datum dan 7 februari 2002 opgemaakt en/of ondertekend zijn of dat BVA nooit heeft plaatsgevonden. Daarbij merkt de rechtbank op dat de het in de notulen aan verdachte verstrekte (onbeperkte) mandaat wellicht civielrechtelijk gezien niet rechtsgeldig is, maar dat dit geen bewijs oplevert voor de valsheid van dit geschrift. Dit geldt ook voor het onder 3 genoemde argument. Het niet volgens de statuten handelen, is geen aspect waarmee de valsheid van de notulen kan worden vastgesteld.
Nu niet bewezen is dat de notulen vals dan wel vervalst zijn, dient verdachte reeds hierom te worden vrijgesproken.
Opzet
Daarenboven overweegt de rechtbank dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld. Bij valsheid in geschrift is vereist dat er minst genomen sprake was van voorwaardelijk opzet op het valse karakter van het geschrift, met het oogmerk het geschrift als echt en onvervalst te gebruiken. In het licht van dat vereiste overweegt de rechtbank dat zij in het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting geen enkel aanknopingspunt daartoe aanwezig acht.
Het aan verdachte primair en subsidiair ten laste gelegde kan dan ook niet bewezen worden. De rechtbank zal verdachte daarvan zal vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. ing. M.S. de Waard, voorzitter, mr. M.B. Werkhoven en mr. L. Kesteloo, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 september 2022.
Buiten staat
Mrs. Werkhoven en Kesteloo zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.