ECLI:NL:RBOVE:2022:2541

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
8 september 2022
Zaaknummer
08.195275.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door gevaarlijk rijgedrag

Op 8 september 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige man, die werd beschuldigd van gevaarlijk rijgedrag dat resulteerde in een verkeersongeval. De verdachte reed op 5 januari 2021 met een snelheid van 60 tot 65 kilometer per uur over de Mr. H.F. de Boerlaan in Deventer, waar de maximumsnelheid 50 kilometer per uur was. Op dat moment staken twee fietsers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], het kruispunt over, waarbij zij door rood licht reden. De verdachte botste tegen de fietsers, waarbij [slachtoffer 1] ernstig letsel opliep en [slachtoffer 2] ook gewond raakte. De officier van justitie eiste een taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak van de primair ten laste gelegde feiten, stellende dat de snelheid van de verdachte niet voldoende kon worden bewezen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de snelheid van 101 tot 122 kilometer per uur, zoals door de officier van justitie werd gesteld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde bewezen, namelijk het veroorzaken van gevaar op de weg. De rechtbank legde een geldboete van € 1.000 en een voorwaardelijke rijontzegging van zes maanden op, met een proeftijd van twee jaar.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.195275.21 (P)
Datum vonnis: 8 september 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 augustus 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.P. Dees en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. A.A. Dooijeweerd, advocaat in Zutphen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte als bestuurder van een personenauto een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (zwaar) lichamelijk letsel hebben opgelopen dan wel dat verdachte een gevaar op de weg heeft veroorzaakt dan wel dat verdachte met een hogere snelheid heeft gereden dan wettelijk is toegestaan.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
primair
hij op of omstreeks 5 januari 2021 te Deventer in de gemeente Deventer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van de Pothoofd, gaande in de richting van de kruising van de wegen, de Industrieweg en de G.J.L. Ankersmitlaan, daarmede rijdende over de weg de Mr. H.F. de Boerlaan en zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- de kruising van de Mr. H.F. d Boerlaan met de Industrieweg en de G.J.L. Ankersmitlaan is genaderd en/of overgestoken met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer minimaal 101 en maximaal 122 kilometer per uur en/of
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers was hij niet in staat het door hem bestuurde voertuig (tijdig) tot stilstand te brengen, bij nadering van twee fietsers en/of
- niet, althans in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor, naast en/of achter hem gelegen gedeelte van die weg en/of dat kruispunt en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of
- is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met twee (althans één) fietser(s) en/of de bestuurder(s) van die fiets(en), ten gevolge waarvan die bestuurder(s) ten val is/zijn gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair
hij op of omstreeks 5 januari 2021 te Deventer in de gemeente Deventer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van de Pothoofd, gaande in de richting van de kruising van de wegen, de Industrieweg en de G.J.L. Ankersmitlaan, daarmede heeft gereden over de weg de Mr. H.F. de Boerlaan en
- de kruising van de Mr. H.F. d Boerlaan met de Industrieweg en de G.J.L. Ankersmitlaan is genaderd en/of overgestoken met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer minimaal 101 en maximaal 122 kilometer per uur en/of
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers was hij niet in staat het door hem bestuurde voertuig (tijdig) tot stilstand te brengen bij nadering van twee fietsers,
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 5 januari 2021 te Deventer, binnen de bebouwde kom, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Mr. H.F. de Boerlaan, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 102 kilometer per uur, in elk geval de aldaar voor motorvoertuigen toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Inleiding
Verdachte rijdt op 5 januari 2021, omstreeks 19:55 uur, als bestuurder van een grijze Audi A3 over de Meester H.F. de Boerlaan te Deventer komende vanuit de richting van de Pothoofd en gaande in de richting van de kruising met de Industrieweg en de G.J.L. Ankersmitlaan. De ter plaatse toegestane maximumsnelheid is 50 kilometer per uur. Op hetzelfde moment steken twee fietsers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , het kruispunt over. Zij rijden daarbij door rood licht. Verdachte passeert bij groen licht de stopstreep voor de kruising en rijdt [getuige 2] [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] aan. Als gevolg van de aanrijding heeft [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Ook [slachtoffer 2] is gewond geraakt.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daarbij heeft de officier van justitie het standpunt ingenomen dat sprake is van zeer onvoorzichtig rijgedrag, waardoor het aan verdachtes schuld is te wijten dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden en de slachtoffers (zwaar) lichamelijk letsel hebben opgelopen. De kern van de schuld ligt bij de forse snelheidsoverschrijding die verdachte heeft begaan, namelijk 111 kilometer per uur rijden waar 50 kilometer per uur is toegestaan.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feit. Het bewijs ontbreekt dat verdachte met een snelheid gelegen tussen 101 kilometer per uur en 122 kilometer per uur heeft gereden. De raadsman stelt dat de indicatieve snelheidsberekening niet voor het bewijs kan worden gebruikt. Zeker niet nu de gebruikte onderzoeksmethode en de uitkomsten daarvan niet kunnen worden gecontroleerd, omdat een snelheidsvalidatie in het dossier ontbreekt. Uitgangspunt moet daarom zijn dat verdachte met een snelheid gelegen tussen 50 kilometer per uur en 60 kilometer per uur heeft gereden. Daarbij wijst de raadsman op de verklaringen van verdachte en de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] . Deze snelheid is mede gelet op het rijgedrag van de slachtoffers onvoldoende voor een bewezenverklaring van aanmerkelijke schuld dan wel een zekere mate van concreet gevaarzettend gedrag. Daarnaast heeft verdachte met deze snelheid ook niet de maximumsnelheid van 50 kilometer per uur met meer dan 30 kilometer per uur overschreden.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
De vraag die voorligt is of verdachte schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 heeft aan het verkeersongeval. Dat is meer dan eenvoudige schuld. Van schuld in de zin van voormeld artikel is sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Volgens vaste jurisprudentie komt het bij de beoordeling van deze schuldvraag aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder deze is begaan. Verder kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De overwegingen en conclusies
De verdediging heeft terecht betoogd dat er vraagtekens te plaatsen zijn bij de uitkomsten van de indicatieve snelheidsberekening, omdat onvoldoende inzichtelijk is geworden hoe deze berekening tot stand is gekomen. Zo ontbreekt de exacte tijd van de detectorregistratie van het voertuig van verdachte bij detectielus D082/D083 in het proces-verbaal analyse VRI data, terwijl deze tijd kennelijk is gebruikt om een indicatie van de gereden snelheid te verkrijgen. Ook staat in het proces-verbaal dat het voertuig van [getuige 1] het voertuig van verdachte op 0,9 seconde volgde, terwijl in het aanvullend proces-verbaal analyse VRI data staat dat dit 0,6 seconde is én dit voertuig geen detectorregistratie heeft veroorzaakt die door het gebruikte algoritme kon worden herkend. Dit betekent dat de rechtbank niet zonder meer ervan kan uitgaan dat verdachte het kruispunt met een snelheid gelegen tussen 101 kilometer per uur en 122 kilometer per uur is genaderd en overgestoken, zoals in de snelheidsanalyses wordt vermeld.
Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit de verklaringen van verdachte en de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] naar voren komt dat verdachte de kruising is genaderd met een aanzienlijk lagere snelheid. Verdachte verklaart ter terechtzitting dat hij een snelheid had van 60 dan wel 65 kilometer per uur en die verklaring vindt steun in de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] . Getuige [getuige 1] verklaart dat hij met ongeveer dezelfde snelheid als verdachte achter verdachte reed, namelijk ongeveer 65 kilometer per uur. Getuige [getuige 2] verklaart dat verdachte met een normale snelheid reed, waarbij hij aangeeft ervan op de hoogte te zijn dat de ter plaatse toegestane maximumsnelheid 50 kilometer per uur betreft. Ook is van belang dat de remweg van het voertuig van verdachte korter is dan je zou verwachten wanneer met de berekende snelheid is gereden.
Gelet op een en ander, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met een snelheid gelegen tussen 101 kilometer per uur en 122 kilometer per uur de kruising van de Mr. H.F. d Boerlaan met de Industrieweg en de G.J.L. Ankersmitlaan is genaderd en overgestoken.
De vraag of verdachte schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 heeft aan het verkeersongeval beantwoordt de rechtbank ontkennend. Verdachte heeft met een wat hogere snelheid gereden dan ter plaatse is toegestaan en heeft daarbij twee fietsers over het hoofd gezien en aangereden, maar niet kan worden vastgesteld dat zijn snelheid (meer dan) het dubbele van de toegestane snelheid is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank bestaan in de gegeven omstandigheden onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen spreken van aanmerkelijk onvoorzichtig gedrag dat leidt tot schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat [getuige 2] [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] bij rood licht de kruising zijn overgestoken.
De rechtbank zal verdachte van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van gevaar of hinder op de weg in de zin van artikel 5 WVW 1994. Om tot een bewezenverklaring daarvan te komen, volstaat de vaststelling dat een verkeersfout daadwerkelijk door een verkeersdeelnemer is gemaakt, terwijl niet is gebleken van omstandigheden die leiden tot de conclusie dat alle schuld van de verkeersdeelnemer ontbreekt.
De overwegingen en conclusies
De rechtbank stelt op grond van de verklaring van verdachte ter terechtzitting en de getuigenverklaring van [getuige 1] vast dat verdachte de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur heeft overschreden door omstreeks 60 kilometer per uur te rijden. Deze handeling is in strijd met artikel 20 aanhef en onder a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. Verdachte heeft door dit rijgedrag concreet gevaar scheppend gedrag gerealiseerd. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij niet om zich heen heeft gekeken toen hij de kruising met deze snelheid naderde, maar recht vooruit is blijven kijken. Zijn focus lag op het verkeerslicht en niet op de kruisende wegen. Het gevaar heeft zich ook verwezenlijkt gelet op de aanrijding met zwaar letsel die heeft plaatsgevonden.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 januari 2021 te Deventer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van de Pothoofd, gaande in de richting van de kruising van de wegen, de Industrieweg en de G.J.L. Ankersmitlaan, daarmede heeft gereden over de weg de Mr. H.F. de Boerlaan en
- de kruising van de Mr. H.F. de Boerlaan met de Industrieweg en de G.J.L. Ankersmitlaan is genaderd en overgestoken met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was,
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers was hij niet in staat het door hem bestuurde voertuig tijdig tot stilstand te brengen bij nadering van twee fietsers,
en door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 177 WVW 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
subsidiair
de overtreding:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een taakstraf voor de duur van 160 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid van één jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een voorwaardelijke straf in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt. De raadsman acht een ontzegging van de rijbevoegdheid niet passend. Hij heeft de rechtbank verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat het ongeval anderhalf jaar geleden heeft plaatsgevonden. Ook is van belang dat verdachte voor zijn werk van zijn rijbewijs afhankelijk is.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto gevaar op de weg veroorzaakt. Verdachte is met een hogere snelheid dan is toegestaan en zonder om zich heen te kijken een kruising genaderd en overgestoken, waarbij hij slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft aangereden en [slachtoffer 1] ernstig letsel heeft opgelopen. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben via de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaringen kenbaar gemaakt welke grote impact het ongeval op hen heeft gehad en nog steeds heeft. [slachtoffer 1] ondervindt lichamelijke beperkingen in het dagelijks functioneren en zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] ervaren psychische klachten.
Verdachte heeft er ter terechtzitting blijk van gegeven zich de impact van het ongeval op de slachtoffers te realiseren. Verdachte is onbedoeld en ongewild betrokken geraakt bij het ongeval en is zich zeer bewust van de ernstige gevolgen. Verdachte heeft nadien ook psychische klachten erdoor ondervonden. Daarnaast is van belang dat verdachte, zo blijkt uit het uittreksel justitiële documentatie van 22 juli 2022, niet eerder in aanraking is geweest met politie of justitie.
De officier van justitie is bij de eis uitgegaan van bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie geëist, nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een geldboete ter hoogte van € 1.000,00 en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden is. Hiermee heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en wordt beoogd het signaal af te geven dat alertheid in het verkeer te allen tijde geboden is.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en 179 WVW 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
de overtreding:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot betaling van
een geldboete van € 1.000,00 (zegge: duizend euro);
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
6 (zes) maandenen bepaalt dat deze bijkomende straf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte zich vóór het einde van
een proeftijd van 2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. V.P.K. van Rosmalen en
mr. M. Scheeper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K van Haren, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 september 2022.
Buiten staat
Mr. M. Scheeper is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021019117. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 augustus 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

(…) Er klopt niets van de gestelde snelheid van 102 kilometer per uur. Ik reed 60 kilometer per uur. (…) Ik heb bij het naderen van de kruising recht vooruitgekeken. Ik heb niet om mij heen gekeken. (…) Ik reed 65 kilometer per uur. (…)

2. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 6 januari 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 56-57):

(…) Ik zag dat er voor mij een donker kleurige Audi a3 reed. Ik reed op dit moment ongeveer dezelfde snelheid als de Audi A3, zo'n 65 km/u. (…)

3. Het proces-verbaal Aanrijding Misdrijf en/of Overtreding van 8 juli 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 1-13):
(…)
Locatie ongeval
Datum : 5 januari 2021
Omstreeks : 19:55 uur
Adres : Mr. H.F. de Boerlaan, met de Industrieweg en de G.J.L
Ankersmitlaan
Plaats : Deventer
Maximum snelheid : 50 km/u
(…)
Vermoedelijke toedracht
Bestuurder (…) [verdachte] , reed in zijn personenauto over de Mr. H.F. de Boerlaan. Komende uit de richting van de Pothoofd en gaande in de richting van de kruising met de Industrieweg en de G.J.L. Ankersmitlaan.
(…)
Op het moment dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] beiden de Kruising Mr. H.F. de Boerlaan overstaken (…) kwam [verdachte] in zijn personenauto er aangereden, die op de Mr. H.F. de Boerlaan de kruising rechtdoor wilde over steken.
Vervolgens kwam [verdachte] rijdende in zijn personenauto in botsing met de overstekende [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] beiden op hun fiets. (…)