Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te [woonplaats] ,
1.[verweerder 1] ,wonende te [woonplaats] ,
[verweerder 2],
wonende te [woonplaats] ,
1.De procedure
2.Waar gaat het geschil over?
3.De feiten
4.Het geschil
Het verzoek van [verzoeker]
5.De beoordeling
Is de waardering van een pensioen in eigen beheer bij de vaststelling van de omvang van de nalatenschap gebaseerd op fiscale of commerciële grondslagen?
Volgens artikel 21 successiewet 1956 is de grondslag voor de waarde bepaling de waarde in het economische verkeer en voor het pensioen in eigen beheer is dat dus de commerciële waarde.
1. In de “te verdelen erfenis” dient de post ‘Pensioenvoorziening’ te worden opgenomen voor de fiscale waarde (€ 264.850,-). Is dit juist?2. Indien het antwoord op vraag 1 “ja” luidt klopt het dan dat het totaal (eigen) vermogen van de besloten vennootschap [A] B.V. stijgt met € 241.421,-. Dit is het verschil tussen de commerciële- en de fiscale waarde.
Het antwoord op vraag 1 is nee, dit is niet juist. Vraag 2 behoeft dan geen beantwoording.
De fiscale grondslag is van belang voor de bepaling van het fiscaal belastbare bedrag inzake de vennootschapsbelasting. Tevens is dit bedrag van belang voor het bepalen van een eventuele fictieve verkrijging conform de Successiewet.
Het verkregene wordt in aanmerking genomen naar de waarde welke daaraan op het tijdstip van de verkrijging in het economische verkeer kan worden toegekend.Verder is voor het oordeel in deze zaak van belang dat partijen gezamenlijk een deskundige hebben benaderd voor de beantwoording van hun vraag over de waardering van de pensioenaanspraak. De deskundige heeft daarop – tot tweemaal toe – een duidelijk antwoord gegeven, namelijk dat voor deze aanspraak de commerciële waarde moet worden gehanteerd (zie hiervoor onder 5.3). Concrete feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel moeten leiden zijn door [verzoeker] niet aangevoerd. De waarde van de pensioenvoorziening zoals opgenomen in de boedelbeschrijving uit productie 1 bij het verweerschrift betreft de commerciële waarde. Er bestaat daarom geen aanleiding voor een aanpassing van de boedelbeschrijving op dat punt. Voor het overige is onvoldoende gesteld of gebleken dat de boedelbeschrijving onjuistheden zou bevatten. Dat betekent dat de verkrijgingsvordering van [verzoeker] uit de nalatenschap van zijn vader moet worden vastgesteld op € 137.310,66 en dat het verzoek van [verzoeker] tot benoeming van een boedelnotaris moet worden afgewezen.
6.De beslissing
gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.