ECLI:NL:RBOVE:2022:251

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 januari 2022
Publicatiedatum
31 januari 2022
Zaaknummer
84.200923.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het in bezit hebben en verkopen van professioneel vuurwerk

Op 31 januari 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 22-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaar. De man was samen met zijn broer in het bezit van professioneel vuurwerk en probeerde dit te verkopen aan een undercover politieagent. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zitting op 17 januari 2022 heeft de officier van justitie, mr. P. van der Vliet, de vordering ingediend, en de verdediging werd vertegenwoordigd door mr. A.R. Maarsingh.

De tenlastelegging omvatte het opzettelijk voorhanden hebben van professioneel vuurwerk, alsook het ter beschikking stellen van dit vuurwerk aan een undercover agent. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld, waaronder een proces-verbaal van een pseudokoop en een rapport van het NFI. Ondanks een vormverzuim met betrekking tot de schriftelijke bevestiging van het mondelinge bevel tot pseudokoop, heeft de rechtbank geoordeeld dat de belangen van de verdachte niet zijn geschaad.

De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard en de verdachte strafbaar geacht op basis van de relevante wetgeving. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een verstandelijke beperking en financiële problemen binnen het gezin. De rechtbank heeft besloten om een taakstraf op te leggen, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf, en bijzondere voorwaarden zoals aanbevolen door de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84.200923.21 (P)
Datum vonnis: 31 januari 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 januari 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. van der Vliet en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. A.R. Maarsingh, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, samen met een ander (opzettelijk):
feit 1:professioneel vuurwerk (60 Cobra’s en 840 Tp2) heeft opgeslagen/voorhanden heeft gehad;
feit 2:professioneel vuurwerk (20 Cobra’s en 10 Tp2) aan een undercover agent ter beschikking heeft gesteld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 8 december 2020 te Harderwijk, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,
al dan niet opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- 60 stuks (zie p. 43 proces-verbaal), althans één of meer stuks, bangers (Cobra 6), en/of
- 840 stuks (zie p. 48 proces-verbaal), althans één of meer stuks, bangers (Tp2),
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 8 december 2020 te Ermelo, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen,
al dan niet opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- 20 stuks (zie p. 43 proces-verbaal), althans één of meer stuks, bangers (Cobra 6), en/of
- 10 stuks (zie p. 48 proces-verbaal), althans één of meer stuks, bangers (Tp2),
ter beschikking heeft gesteld aan een ander, te weten een pseudokoper (P617) van de Politie.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Namens de verdediging zijn geen bewijsverweren gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank constateert dat de officier van justitie op 8 december 2020 een mondeling bevel tot pseudokoop heeft afgegeven. Lid 3 van artikel 126i van het Wetboek van Strafvordering (Sv) bepaalt dat het bevel schriftelijk is en wat er in het bevel moet zijn vermeld. Ingevolge het vijfde lid, in samenhang gelezen met artikel 126g lid 6 Sv kan het bevel bij dringende noodzakelijkheid ook mondeling worden gegeven, maar dan moet het binnen drie dagen door de officier van justitie op schrift worden gesteld. Ter terechtzitting is een schriftelijke bevestiging van het mondelinge bevel pseudokoop overgelegd. Het mondelinge bevel dateert blijkens deze schriftelijke bevestiging van 8 december 2020. De opstelling en ondertekening van de schriftelijke bevestiging dateren van 22 december 2020.
Door de verdediging is op dit punt geen verweer gevoerd. De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangegeven dat het mondelinge bevel niet eerder op schrift kon worden gesteld doordat de verbalisanten, die in opdracht van de officier van justitie voor schriftelijke vastlegging zouden zorgen, daartoe niet in staat waren in verband met een Covid-19-besmetting.
De rechtbank overweegt dienaangaande dat strikt genomen niet aan de vereisten van de artikelen 126i juncto 126g Sv is voldaan en dat dit een onherstelbaar vormverzuim oplevert in de zin van artikel 359a Sv. De rechtbank zal hieraan, gezien de omstandigheden zoals hiervoor weergegeven, geen consequenties verbinden, mede doordat niet is gebleken dat door de enigszins vertraagde opschriftstelling de belangen van de verdachte zijn geschaad.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
feiten 1 en 2
  • Het proces-verbaal pseudokoop van 8 december 2020 (pag. 30 t/m 32);
  • Het proces-verbaal inbeslaggenomen vuurwerk d.d. 15 februari 2021 (pag. 38 t/m 53);
  • Het NFI rapport van 19 november 2019;
  • Het proces-verbaal Gevaarzetting knalartikelen ingedeeld in categorie Pl van
  • Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting op 20 januari 2022, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1:
hij op 8 december 2020 te Harderwijk, tezamen en in vereniging met één ander, opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- 60 stuks bangers (Cobra 6) en
- 840 stuks bangers (Tp2),
heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad;
feit 2:
hij op 8 december 2020 te Ermelo, tezamen en in vereniging met één ander, opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- 20 stuks bangers (Cobra 6) en
- 10 stuks bangers (Tp2),
ter beschikking heeft gesteld aan een ander, te weten een pseudokoper van de politie.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 1.2.2 lid 1 van het Vuurwerkbesluit, juncto artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feiten 1 en 2:
telkenshet misdrijf:
het medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft zij een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden gevorderd, met daaraan gekoppeld de voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd, waarbij een proeftijd van drie jaar dient te gelden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de door de officier van justitie geëiste taakstraf in uren te reduceren naar 190 uren gelet op de omstandigheid dat de hulpverlening (opgelegd via de bijzondere voorwaarden) relatief veel tijd in beslag zal nemen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft samen met zijn broer professioneel vuurwerk voorhanden gehad. Daarnaast hebben zij professioneel vuurwerk ter beschikking gesteld aan een agent in burger, waarbij het hun intentie was dit vuurwerk te verkopen aan een particulier. Het is algemeen bekend dat het voorhanden hebben en het ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk, ernstig gevaar voor de omgeving (mens en milieu) kan opleveren. Daarom is het voorhanden hebben en gebruik ervan alleen toegestaan aan personen met gespecialiseerde kennis. Verdachte heeft zich van deze risico’s onvoldoende rekenschap gegeven en de rechtbank rekent dit verdachte aan.
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van 22 september 2021 blijkt dat verdachte geen relevante documentatie heeft.
In de over verdachte opgemaakte reclasseringsrapportage van 30 december 2021 komt naar voren dat de recidivekans als gemiddeld wordt ingeschat. Verdachte heeft een verstandelijke beperking en binnen het (hechte) gezin is sprake van financiële problemen. Geadviseerd wordt om de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: een gedragsinterventie (genoemd SOLO) die gericht is op de ontwikkeling van cognitieve vaardigheden, hulpverlening gericht op de financiële situatie en een meldplicht bij de reclassering.
Alles overwegend, en mede in acht nemend dat verdachte een fulltime dienstverband heeft, is de rechtbank van oordeel dat passend en geboden is om aan verdachte op te leggen een taakstraf van 120 uur, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, waarbij een proeftijd van drie jaren geldt. Daarnaast legt de rechtbank de bijzondere voorwaarden op zoals door de reclassering is geadviseerd.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet economische delicten.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1 en 2:
telkenshet misdrijf:
het medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer, opzettelijk begaan;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich binnen vier werkdagen meldt bij Reclassering Nederland, aan de Rosariumstraat 41 in Apeldoorn en zich vervolgens meldt op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht gedurende de proeftijd;
- deelneemt aan gedragsinterventie SOLO of een gedragsinterventie die
gericht is op de ontwikkeling van cognitieve vaardigheden ter beoordeling van de reclassering. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- meewerkt aan begeleiding van een ambulante hulpverleningsinstantie zoals Humanitas
Homerun. Verdachte geeft die instantie en de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden. Hij werkt mee aan de hulpverlening voor zolang de reclassering dat nodig vindt gedurende de proeftijd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende
120 (honderdentwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Berlo, voorzitter, mr. M. Melaard en mr. J. Wentink, rechters, in tegenwoordigheid van E. Koning, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2022.
Mr. Van Berlo en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2020579881. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.