ECLI:NL:RBOVE:2022:25

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 januari 2022
Publicatiedatum
10 januari 2022
Zaaknummer
08.760213-13
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hervatting van TBS met dwangverpleging na schending van voorwaarden door betrokkene

Op 10 januari 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak betreffende de hervatting van de terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging van een 26-jarige man, hierna te noemen betrokkene. De rechtbank oordeelde dat betrokkene de voorwaarden van zijn voorwaardelijke beëindiging van de TBS-maatregel heeft geschonden. Betrokkene had zich gedurende meerdere maanden schuldig gemaakt aan het gebruik van soft- en harddrugs en pleegde onder invloed van verdovende middelen een diefstal met geweld. De rechtbank achtte het zorgelijk dat betrokkene deze voorwaarden kennelijk bewust had overtreden.

De TBS-maatregel was oorspronkelijk opgelegd na bewezenverklaring van misdrijven, waaronder diefstal en mishandeling, en was ingegaan op 14 november 2014. De rechtbank had eerder besloten tot voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, maar na de overtredingen van betrokkene werd de vordering van het Openbaar Ministerie tot hervatting van de verpleging ingediend. De rechtbank heeft de adviezen van deskundigen, waaronder een forensisch psychiater en een GZ-psycholoog, in haar overwegingen meegenomen. Deze deskundigen concludeerden dat betrokkene intensieve behandeling nodig heeft om het recidiverisico te verminderen.

De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen in het geding zijn, en dat de hervatting van de verpleging van overheidswege noodzakelijk is. De rechtbank wees het verzoek van de raadsman tot aanhouding van de behandeling af, omdat er geen verantwoorde begeleidingsmogelijkheden waren. De beslissing tot hervatting van de TBS-maatregel met dwangverpleging werd dan ook toegewezen, waarbij de rechtbank benadrukte dat betrokkene de kans had gekregen om zich aan de voorwaarden te houden, maar dit niet had gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.760213-13
Datum uitspraak: 10 januari 2022
Beslissing op de vordering van het Openbaar Ministerie tot hervatting van de verpleging van overheidswege van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] ,
nu verblijvende in de PI Achterhoek te Zutphen.
hierna te noemen: betrokkene.

1.De aanleiding

De maatregel van de terbeschikkingstelling (hierna: TBS-maatregel) met voorwaarden is bij vonnis van de rechtbank Overijssel van 21 oktober 2014 aan betrokkene opgelegd, na bewezenverklaring van de misdrijven
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, diefstal en mishandeling.
De TBS-maatregel met voorwaarden is ingegaan op 14 november 2014. Op 24 maart 2015 heeft de rechtbank beslist dat betrokkene van overheidswege moest worden verpleegd. Deze beslissing is op 9 juni 2015 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bevestigd. Bij beslissing van 10 juli 2018 is de dwangverpleging voorwaardelijk beëindigd. Vervolgens is de TBS-maatregel op 18 december 2018 verlengd met twee jaren en op 1 december 2020 met één jaar. Deze beslissing is op 8 april 2021 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden – met verbetering van gronden – bevestigd.

2.De stukken

De rechtbank heeft kennis genomen van de overgelegde stukken, waaronder:
  • de processtukken die ten grondslag liggen aan de eerdere rechterlijke beslissingen over de aan betrokkene opgelegde TBS-maatregel;
  • de onderliggende processtukken van de strafzaak tegen verdachte met parketnummer 08.228953-21;
  • de pro Justitia-rapportage van 30 november 2021, opgemaakt door de forensisch psychiater drs. H.A. Gerritsen;
  • de pro Justitia-rapportage van 29 november 2021, opgemaakt door GZ-psycholoog
R. Steinmann;
- het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 6 december 2021, opgemaakt door de reclasseringswerker I. Berkhoff.

3.De procedure

Het Openbaar Ministerie heeft op 14 december 2021 een vordering ingediend tot hervatting van de verpleging van overheidswege van betrokkene wegens overtreding van de aan de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging verbonden voorwaarden.
Het Openbaar Ministerie heeft op die datum ook gevorderd dat de rechter-commissaris de voorlopige hervatting van de verpleging van betrokkene zal bevelen. De rechter-commissaris heeft deze vordering bij beschikking van 16 december 2021 toegewezen.
De openbare terechtzitting is gehouden op 27 december 2021.
De rechtbank heeft op de terechtzitting gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.R. Ytsma, advocaat te Haarlem;
  • de officier van justitie mr. M.H. de Weert;
  • drs. H.A. Gerritsen, forensisch psychiater, als deskundige;
  • R. Steinmann, GZ-psycholoog, als deskundige;
  • I. Berkhoff, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, als deskundige.
De officier van justitie heeft op de terechtzitting gepersisteerd bij de inhoud van de schriftelijke vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege, omdat dit nodig is om betrokkene naar een situatie te geleiden waarbij het recidiverisico tot aanvaardbare proporties is teruggebracht. De rode draad in de adviezen van de deskundigen is dat betrokkene intensief moet worden behandeld en begeleid.
De raadsman heeft namens betrokkene aangevoerd dat een toewijzing van de vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege niet bijdraagt aan een verbetering van het gedrag van betrokkene. Dit traject is al eens doorlopen en betrokkene heeft hier optimaal van geprofiteerd. Op basis van de adviezen van de forensisch psychiater en de GZ-psycholoog zal intensivering van de ambulante behandeling door een FACT-verslavingsteam en een strakker en georganiseerd resocialisatietraject meer bijdragen aan het verminderen van het recidiverisico. Als de vordering wordt afgewezen, moet betrokkene op een forensisch psychiatrische afdeling (hierna: FPA) of in een forensisch psychiatrische kliniek (hierna: FPK) worden geplaatst, gevolgd door een plaatsing in een forensisch regionale instelling beschermd wonen (hierna: F-RIBW). Subsidiair heeft de raadsman verzocht de behandeling van de vordering voor onbepaalde tijd aan te houden en de behandeling te hervatten bij de behandeling van de vordering tot verlenging van de TBS-maatregel, zodat ten behoeve van die behandeling een maatregelenrapport kan worden opgemaakt.

4.De beoordeling

Op 18 juli 2018 heeft de rechtbank de TBS-maatregel met verpleging van overheidswege onder voorwaarden beëindigd. De TBS-maatregel is – gelet op de verlengingen daarvan – nog niet geëindigd.
De rechtbank moet op grond van het in artikel 6:6:10 lid 1 aanhef en sub d van het Wetboek van Strafvordering bepalen of, indien een gestelde voorwaarde niet is nageleefd of anderszins het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dit eist, zij een last moet geven tot hervatting van de verpleging tot overheidswege.
De rechtbank neemt bij haar overwegingen de inhoud van de pro Justitia-rapportages en het reclasseringsadvies, en de daarop door de deskundigen ter terechtzitting gegeven toelichting, mee.
De conclusies en adviezen van de forensisch psychiater, GZ-psycholoog en reclassering
De persoon van betrokkene
Betrokkene is een gemiddeld intelligent imponerende jongeman die tijdens zijn kinder- en tienerjaren langdurig en ernstig affectief en pedagogisch is verwaarloosd. Hij heeft vanaf zijn kinderjaren in toenemende mate gedragsproblemen vertoond. Intensieve hulpverlening gedurende vele jaren heeft geen structurele verandering teweeggebracht. Tijdens zijn tienerjaren hebben een zeer strikte structuur en duidelijkheid, een positieve benadering en medicamenteuze therapie betrokkene wel geholpen. Betrokkene heeft een horecadiploma op niveau 1 (vmbo) behaald. Hij heeft tijdens die tienerjaren geen werkervaring opgedaan, had randcriminele jongeren als vrienden en vluchtige, gebruikmakende contacten met meisjes.
Op 18-jarige leeftijd pleegde betrokkene de misdrijven die tot de oplegging van een TBS-maatregel hebben geleid. In die periode had hij zijn leven niet op orde. De ouderlijke gezinssituatie, het gepest zijn op de basisschool en de omgang met randcriminele jongeren tijdens zijn tienerjaren hebben een onmiskenbare invloed gehad op de persoonlijkheidsontwikkeling van betrokkene. Bovendien is hij erfelijk belast met verslavingsproblematiek. Bij betrokkene is sprake geweest van een onveilige hechting. Dit heeft geleid tot een zwakke persoonlijkheidsstructuur met als centrale kenmerken een lacunaire gewetensfunctie, een zwak zelfbeeld, gepaard gaand met een verhoogde krenkbaarheid, slecht tegen onrecht kunnen, een (zeer) sterk autonomiegevoeligheid, een zwakke identiteit, een behoefte aan thrillseeking, zwakke ik-functies en een beperkt vermogen tot relatievorming. Deze zwakke persoonlijkheidsstructuur wordt geclassificeerd als een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. De ernst van de persoonlijkheidsstoornis lijkt ook het afgelopen jaar duidelijk te zijn afgenomen. De borderline trekken in de persoonlijkheid – in het bijzonder de verlatingsangst en het onderliggende zwakke zelfgevoel (onzekerheid) – zijn in het afgelopen halfjaar weer meer naar voren gekomen. Bij betrokkene is voorts sprake van psychopathie. Bovendien is sprake van verslavingsproblematiek die weer actueel is, met name voor wat betreft het gebruik van de softdrug cannabis en de harddrug 2C-B.
De toerekenbaarheid van de (nieuwe) strafbare feiten
In de pro Justitia-rapportages is geconcludeerd dat de stoornis van verdachte hebben bijgedragen aan de totstandkoming van de diefstal (met geweld) en de mishandeling van zijn ex-vriendin op 22 augustus 2021. Omdat betrokkene vanuit zijn diagnose geen ander gedrag in zijn repertoire had dan vanuit angst en stress te kiezen voor het gebruik van geweld, hebben de forensisch psychiater drs. Gerritsen en de GZ-psycholoog Steinmann geadviseerd hem de op 22 augustus 2021 gepleegde diefstal (met geweld) en de mishandeling in verminderde mate toe te rekenen. Het dealen van hennep en cocaïne in de periode van 1 februari 2021 tot en met 24 augustus 2021 kan daarentegen volledig aan verdachte worden toegerekend, omdat de bij verdachte gevonden antisociale trekken niet zo ernstig van aard zijn dat hij hierin geen andere keuzes kon maken. De rechtbank heeft – gelet op de adviezen van de deskundigen – in het vonnis van 10 januari 2021 rekening gehouden met deze mate van toerekeningsvatbaarheid van betrokkene.
Het verloop van het TBS-traject sinds de laatste TBS-verlenging
De rapporten beschrijven het verloop van het TBS-traject sinds de laatste TBS-verlenging als volgt. Betrokkene is vanuit een time-out in het forensisch psychiatrisch centrum (hierna: FPC) Dr. S. van Mesdag in het najaar van 2020 naar een begeleid wonen-setting van Zorg en Research in Enschede gegaan. Vanwege zijn sterke wens om in de omgeving van Zwolle een toekomst op te bouwen, heeft hij via de particuliere woningmarkt een appartement in [adres] gekregen. De zorg is vervolgens overgedragen aan het FACT-team in Zwolle. Hoewel betrokkene een sterke behoefte had aan autonomie en hij van mening was dat hij het wel op eigen kracht kon, stond hij naar zijn zeggen wel open voor ambulante begeleiding door het FACT-team. De begeleiding vanuit het FACT-team en de reclassering was gericht op het helpen opbouwen van beschermende factoren en het omgaan met risicofactoren. Betrokkene had moeite met het vinden van aansluiting in de maatschappij en het vinden van balans in zijn dag- en weekstructuur. Hij raakte soms het overzicht kwijt en ervoer moeite om zaken te ondernemen, plannen en af te maken. Ook gaf hij aan het lastig te vinden zich assertief op te stellen. Af en toe had hij last van depressieve gedachten. Betrokkene ervoer de overgang van begeleid wonen in Enschede naar zelfstandig wonen in Nieuwleusen (met ambulante behandeling en begeleiding) als een grote stap en was zoekende zijn leven in de samenleving op de rit te krijgen. Hij leek hierin vrij goed te slagen. Zo ging hij in januari 2021 via de kennissenkring van zijn vader aan het werk bij een stratenmakersbedrijf. Dit was vanwege de Wajong-uitkering van betrokkene een soort van stageplek. Zowel de werkgever als de jobcoach stonden positief tegenover de samenwerking. In de toekomst wil betrokkene graag als stratenmaker (als zzp’er) aan de slag. Er is geen sprake van schulden. Gedurende de TBS-periode heeft verdachte een flink geldbedrag gespaard.
De adviezen van de forensisch psychiater en de GZ-psycholoog
Het advies van GZ-psycholoog Steinmann is conform het advies van de forensisch psychiater drs. Gerritsen. Vanwege de terugval in middelen, de problematisch verlopende partnerrelatie, en de gebleken onbetrouwbaarheid van betrokkene, is het in hun visie noodzakelijk om de behandeling te intensiveren. Er moet in de behandeling van betrokkene zowel aandacht zijn voor de verslavingsproblematiek als voor de kwetsbare kanten in de persoonlijkheid, in het bijzonder de lacunaire gewetensfunctie (eerlijkheid en betrouwbaarheid), de impulscontrole en agressieregulatie, het verdragen van onrecht/verbeteren van krenkbaarheid en het leren omgaan met verlatingsangst, terwijl rekening moet worden gehouden met zijn sterke behoefte aan autonomie. Het heeft de voorkeur om de behandeling vorm te geven vanuit een ambulante forensisch psychiatrische voorziening (zoals een FACT-verslavingsteam) op de voorwaarde dat het lukt om een goede balans te hebben en te houden tussen enerzijds een zeer sterke autonomiebehoefte (zijn eigen gang gaan) en anderzijds professionele hulp. Betrokkene kan nu vanuit zijn huidige detentie echter niet rechtstreeks naar huis vanwege het dan aanwezige te grote recidivegevaar. Een tussenstap via een klinische voorziening zoals een FPA of een FPK van – naar schatting – maximaal een halfjaar tot een jaar is noodzakelijk. Hierbij kan gedacht worden aan de FPK Rotterdam (waar betrokkene bekend is) dan wel de FPA Almelo (betrokkene heeft een periode in die regio gewoond). Van daaruit verdient het sterke aanbeveling om betrokkene te plaatsen in een voorziening voor F-RIBW en hem vervolgens opnieuw begeleid zelfstandig te laten wonen met intensievere ambulante begeleiding door een FACT-verslavingsteam en woonbegeleiding (met een striktere en intensievere begeleiding dan het afgelopen jaar).
Betrokkene heeft nu een TBS-maatregel met voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging van overheidswege. De rapporteurs zien er geen meerwaarde in om deze maatregel om te zetten in een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. Zo’n omzetting geeft naar inschatting van de rapporteurs niet meer vermindering van het recidiverisico dan in geval van intensivering van de ambulante behandeling door een FACT-verslavingsteam. Betrokkene moet voor de (nieuwe) strafbare feiten worden afgestraft. Hij zal zelf moeten leren dat zijn gedrag consequenties heeft, zodat hij andere keuzes leert maken. Het zal onmogelijk zijn om betrokkene voor honderd procent te kunnen controleren. De rechtbank kan overwegen om hem een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, die op termijn zou kunnen worden ingezet als de TBS-maatregel eindigt.
Het reclasseringsadvies
De reclassering verwacht anders dan de forensisch psychiater en de GZ-psycholoog dat de hervatting van de behandeling in een FPC, gecombineerd met een verloftraject via begeleid, onbegeleid, transmuraal verlof en proefverlof en een gefaseerd resocialisatietraject, juist wél vermindering van het recidiverisico geeft. Een TBS-maatregel met voorwaarden is volgens de reclassering in het licht van (nieuwe) ontwikkelingen rondom betrokkene niet verantwoord.
Betrokkene heeft willens en wetens de reclassering en het FACT-team doelgericht en structureel om de tuin geleid. Hij veinsde mee te werken aan het toezicht, maar was ondertussen bezig met het handelen in drugs. In de relationele sfeer was betrokkene al herhaaldelijk gewaarschuwd en is hem hulp aangeboden voor de dynamiek in de relatie die zich kenmerkte door aantrekken en afstoten en heftige ruzies afgewisseld met verliefde periodes. Betrokkene heeft maximale hulp en ondersteuning aangeboden gekregen in het kader van de voorwaardelijke beëindiging. Er is relatietherapie aangeboden, er zijn urinecontroles afgenomen, er zijn frequent huisbezoeken uitgevoerd en betrokkene kreeg ondersteuning van het FACT-team. Betrokkene heeft echter zijn eigen plan getrokken. Dit ‘dubbelleven’ heeft hij moedwillig en structureel verborgen gehouden. Aan de zijde van betrokkene is geen sprake van openheid en betrouwbare bereidheid zich aan de gestelde voorwaarden te houden, terwijl dit noodzakelijk is om toezicht te kunnen houden en een werkrelatie op te bouwen. Op deze wijze is het voor de reclassering niet mogelijk toezicht te houden.
Het is volgens de reclassering noodzakelijk om de verpleging van overheidswege – in een klinische setting – te hervatten, voordat weer naar buiten kan worden toegewerkt en geresocialiseerd. Het resocialiseren moet volgens de geleidelijke route verlopen, zodat bij onregelmatigheden of gebrek aan transparantie een passende stap kan worden teruggezet vóórdat het resocialisatietraject weer kan wordt hervat. Het is in dit geval in grote mate aan betrokkene zelf om te bepalen hoelang dit traject zal gaan duren. Een plaatsing in een FPK, op een FPA of in F-RIBW is volgens de reclassering niet wenselijk, omdat in dat kader (te) voortvarend naar buiten toegewerkt wordt en de voorwaardelijke beëindiging te weinig mogelijkheden biedt om betrokkene te kunnen controleren. Intensivering van het contact en/of de controle binnen dit kader biedt geen afdoende oplossing, aangezien men in een voorwaardelijke beëindiging in zekere mate afhankelijk is van de openheid en betrouwbaarheid van betrokkene. Hier schort het zoals gezegd juist aan. Vanwege de onbetrouwbaarheid van betrokkene kan niet voldoende zicht gehouden worden op hem en is men in grote mate afhankelijk van controlemiddelen, zoals een combinatie van telefooncontroles, kamercontroles en onverwachte urinecontroles. Dit moet gepaard gaan met een passend en fijnmazig sanctie- en beloningssysteem, waarbij het mogelijk is om vrijheden kort- of langdurig in te trekken alvorens het traject te hervatten. Het is van belang dat dit niet aan tijd gebonden is, zodat daadwerkelijk gestuurd kan worden op resultaat. Dit traject is volgens de rapporteur noodzakelijk om betrokkene op termijn en zeer geleidelijk op een veilige manier in de samenleving te laten instromen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met inachtneming van het bepaalde in artikel 6:6:10 lid 1 aanhef en sub d van het Wetboek van Strafvordering van oordeel dat zij een last moet geven tot hervatting van de verpleging tot overheidswege.
De rechtbank stelt vast dat er nog altijd sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met borderline en narcistische trekken, evenals verslavingsproblematiek. Bij de beslissing tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege zijn voorwaarden gesteld die de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen moesten waarborgen. Het was aan betrokkene om die voorwaarden gedurende de looptijd van de TBS-maatregel na te leven. Betrokkene heeft die voorwaarden geschonden, en wel in het bijzonder de voorwaarden die inhouden dat hij geen strafbare feiten mocht plegen en geen drugs mocht gebruiken. De rechtbank acht het zorgelijk dat betrokkene, kennelijk bewust en gedurende meerdere maanden, deze voorwaarden – gelet op het vonnis van dezelfde rechtbank van 10 januari 2021 – met voeten heeft getreden door te handelen in soft- en harddrugs en vervolgens, onder invloed van verdovende middelen, een diefstal met geweld te plegen. Het recidiverisico op een nieuw vermogensdelict (met of zonder geweld) en een geweldsdelict op de lange termijn wordt ingeschat als hoog. De deskundigen hebben in hun advies allen geconcludeerd dat betrokkene een intensievere behandeling nodig heeft om dit recidiverisico (zoveel mogelijk) in te perken. Omdat het bij betrokkene ontbreekt aan transparantie en betrouwbaarheid, is het voor de reclassering niet mogelijk toezicht te houden in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de TBS-maatregel.
De rechtbank komt alles afwegende tot het oordeel dat in dit stadium uitsluitend een TBS-maatregel met verpleging van overheidswege voldoende waarborgen biedt om in het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen een noodzakelijke behandeling van betrokkene mogelijk te maken. Hierbij betrekt de rechtbank dat de misdrijven die hierboven zijn omschreven slechts gedeeltelijk in verminderde mate aan betrokkene zijn toe te rekenen. Betrokkene heeft willens en wetens met het dealen van hennep en cocaïne de voorwaarden van een voorwaardelijke beëindiging van de TBS-maatregel genegeerd, terwijl hij wist wat de consequenties hiervan konden zijn. Betrokkene heeft een eerlijke kans gehad. Het is nu aan hem om te leren en te tonen dat hij transparant en betrouwbaar kan zijn en andere keuzes kan maken, zodat toezicht van de reclassering weer verantwoord mogelijk is en hij op enig moment weer op een veilige wijze aan de samenleving kan deelnemen. Het systeem van de wet brengt met zich mee dat daartoe de vordering tot hervatting van de verpleging moet worden toegewezen.
Het aanhoudingsverzoek van de raadsman, gericht op het opstellen van een maatregelenrapport door de reclassering, zal worden afgewezen. De rechtbank ziet gelet op het hiervoor overwogene, in het bijzonder het standpunt van de reclassering dat zij in dit stadium geen verantwoorde begeleidingsmogelijkheden ziet, geen aanleiding voor toewijzing van dit verzoek.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek tot aanhouding van de behandeling ter terechtzitting af;
- geeft last tot
hervatting de verpleging van overheidswege vande terbeschikkingstelling van
[betrokkene].
Deze beslissing is gegeven door mr. A. van Holten, voorzitter, en mr. M. Melaard en
mr. J.T. Pouw, rechters, in tegenwoordigheid van N. Klunder als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2022.
Buiten staat
mr. J.T. Pouw is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.