ECLI:NL:RBOVE:2022:2472

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 augustus 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
9791029 \ CV EXPL 22-799
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vervangende schadevergoeding wegens gebreken aan een houten veranda

In deze zaak vordert eiser vervangende schadevergoeding van gedaagde, Dutch Wood Builders B.V. (DWB), vanwege gebreken aan een houten veranda die DWB in opdracht van eiser heeft gebouwd. De overeenkomst voor de bouw van de veranda werd op 5 augustus 2020 gesloten, met een aanneemsom van € 5.400,-. Eiser ontdekte op 1 maart 2021 lekkages en andere gebreken aan de veranda, waarna hij DWB in gebreke stelde. DWB heeft echter geen adequate reactie gegeven op de ingebrekestelling en heeft de gebreken niet hersteld. Eiser heeft vervolgens een deskundigenrapport laten opstellen, waaruit blijkt dat de veranda niet voldoet aan de eisen van goed vakmanschap. De kantonrechter oordeelt dat DWB tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat de gebreken aan de veranda toerekenbaar zijn aan DWB. De vordering van eiser tot vervangende schadevergoeding wordt toegewezen, inclusief de kosten van het deskundigenonderzoek en buitengerechtelijke kosten. DWB wordt veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 8.109,-, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 9791029 \ CV EXPL 22-799
Vonnis van 23 augustus 2022
in de zaak van

1.[eiser sub 1],2. [eiseres sub 2],beide wonende te [woonplaats],

eisende partijen, hierna gezamenlijk in mannelijk enkelvoud aan te duiden met [eiser],
gemachtigde: E. de Graaf van ARAG SE Rechtsbijstand,
tegen
de besloten vennootschap
Dutch Wood Builders B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Diever (gemeente Westerveld),
gedaagde partij, hierna te noemen DWB,
verschenen in persoon.

1.De beslissing in het kort

1.1.
DWB heeft in opdracht van [eiser] een houten veranda gebouwd aan de achterzijde van de woning van [eiser]. [eiser] vordert in deze procedure vervangende schadevergoeding vanwege verschillende door hem gestelde gebreken aan de veranda. Hij verwijst in dat verband naar het door hem overgelegde deskundigenrapport en een met betrekking tot de herstelwerkzaamheden uitgebrachte offerte.
1.2.
De kantonrechter oordeelt dat sprake is van gebreken aan de veranda en dat daardoor sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van DWB. De gevorderde vervangende schadevergoeding wordt toegewezen.

2.Het (verdere) verloop van de procedure

2.1.
Het (verdere) verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 april 2022,
- de akte uitlating bewijslevering van de zijde van [eiser], ontvangen op 10 juni 2022,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 5 juli 2022.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Op 5 augustus 2020 zijn partijen een overeenkomst van aanneming van werk aangegaan. Op grond van deze overeenkomst heeft DWB een houten veranda gebouwd aan de achterzijde van de woning van [eiser]. Partijen zijn een aanneemsom van € 5.400,- inclusief btw overeengekomen. DWB heeft de werkzaamheden in de periode van medio augustus 2020 tot medio oktober 2020 uitgevoerd en [eiser] heeft de aanneemsom voldaan.
3.2.
Op 1 maart 2021 heeft [eiser] een lekkage in de dakconstructie van de veranda ontdekt. Ook heeft hij toen geconstateerd dat het dak begon door te buigen en dat de dakafwerking gebrekkig was. Hij heeft DWB daarvan op de hoogte gesteld en haar gevraagd de gebreken te verhelpen.
3.3.
Op 11 maart 2021 heeft DWB herstelwerkzaamheden uitgevoerd aan de veranda.
3.4.
Bij brief van 2 augustus 2021 heeft (de gemachtigde van) [eiser] DWB in gebreke gesteld, haar verzocht om binnen twee weken schriftelijk aansprakelijkheid te erkennen en DWB een termijn van maximaal vier weken gegeven om de in die brief opgesomde gebreken (er is sprake van lekkage op meerdere plaatsen, het dak zakt door, de dakafwerking is niet goed) alsnog deugdelijk te herstellen. Tevens heeft (de gemachtigde van) [eiser] DWB aansprakelijk gesteld voor de gevolgschade aan zijn eigendommen.
DWB heeft, ondanks herinneringsbrieven, niet op voornoemde ingebrekestelling gereageerd.
3.5.
Bij brief van 1 oktober 2021 heeft de gemachtigde van [eiser] - voor zover van belang - het volgende aan DWB geschreven:

(…) Helaas heb ik tot op heden niet van u vernomen. Derhalve bent u per 13 augustus 2021 in verzuim met betrekking tot het herstel van de gebreken zoals genoemd in mijn brief van 30 juli. Cliënten hebben u meer dan voldoende kans geboden om tot herstel over te gaan. Nu u daaraan geen gehoor gegeven heeft, deel ik u hierbij mede dat cliënten geen nakoming meer vorderen met betrekking tot de genoemde gebreken, maar vervangende schadevergoeding zoals bedoeld in artikel 6:87 BW. (…)
Tevens wijs ik u erop dat cliënten een deskundige zullen inschakelen om (…) de oorzaak van de schade vast te leggen. De kosten voor dit deskundigenonderzoek zullen (…) ook op u worden verhaald, naast de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente”.
3.6.
Teneinde de klachten over de veranda te laten onderzoeken, heeft [eiser] het bedrijf [A] B.V. (hierna: [A]) ingeschakeld. [A] heeft op 3 november 2021 een onderzoek op locatie uitgevoerd.
DWB is uitgenodigd om bij het onderzoek door [A] aanwezig te zijn, maar heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
3.7.
[eiser] heeft aan het bedrijf [B] (hierna: [B]) een offerte gevraagd voor het herstel van de veranda. In het expertiserapport van [A] van 15 december 2021 (hierna: het deskundigenrapport) staat vermeld dat [B] op 4 oktober 2019 een offerte ter hoogte van € 7.680,00 inclusief btw heeft uitgebracht.
3.8.
In het deskundigenrapport van [A] wordt melding gemaakt van de volgende gebreken aan de veranda, een en ander onderbouwd met foto’s:
“1.Diverse lekkages in de dakconstructie
Bij onze inspectie constateerden wij enkele lekkages aan de onderzijde van de plafondaftimmering van de overkapping. Met name rond de daklichten. (…) Ten aanzien van de aangebrachte dakbedekking constateerden wij de volgende gebreken:
a.
Afschot
(…) Door het grote afschot verzamelt er zich te veel hemelwater aan de voorzijde van het dak, tegen de dakrand met diepte tot circa 30 millimeter. Hierdoor wordt de Vakrichtlijn Deel A, paragraaf 6.1 overschreden: (…)
Overlap dakbanen
Op meerdere posities constateerden wij dat de overlappen van de EPDM dakbanen niet/onvoldoende gehecht zijn verlijmd. Op enkele plaatsen lagen de overlappen los. Hemelwater kan hierdoor ongehinderd de dakconstructie binnenstromen.
Aansluiting achtergevel woning
De EPDM bedekking is tegen de gemetselde achtergevel van de woning aangebracht en staat aan de bovenzijde open (…). Hemelwater dat tegen de achtergevel aanslaat kan op deze wijze eenvoudig de dakconstructie instromen. (…)
Randafwerking daklichten
De dakrand is afgewerkt met een enkele daktrim. Er zijn geen hoekprofielen aangebracht. (…) Het uitgevoerde detail is niet conform de Vakrichtlijn Deel E (…) uitgevoerd. Door de huidige uitvoeringswijze kan hemelwater in de huidige uitvoering achter de boeidelen de dakconstructie instromen. (…)
2.Doorbuiging van de dakconstructie
Aan de voorzijde van de veranda is er tussen de eerste en tweede houten staander een ruimte gelaten van 4 meter. Dit is tevens de overspanning van de bovenliggende dakconstructie. Het is duidelijk zichtbaar dat het dak tussen deze twee staanders doorbuigt. (…) De hoogte van een balklaag om een veilige overspanning te kunnen realiseren die niet doorbuigt wordt bepaald door 20% van de overspanning te nemen. In dit geval dient de hoogte van de balk dan minimaal 200 millimeter te bedragen. De huidige uitvoering (…) voldoet hier niet aan en vormt dan ook de oorzaak van de doorbuiging.
3.Afwerking van de veranda
(…) Wij constateerden hierbij de volgende gebreken:
a.
Afschot in plafond
De aannemer heeft de plafondbeplating in lijn met de balklaag aangebracht. Hierdoor is het grote, aangehouden afschot van 3% tot 5% duidelijk zichtbaar (foto 14). De voorzijde van de veranda ligt hierdoor 160 millimeter lager dan aan de achtergevelzijde van de woning. Dit is direct zichtbaar. (…)
Randafwerking
De randafwerking van de veranda aan de rechterzijde is scheluw aangebracht (foto 15). De plaatverdeling van de boei aan de voorzijde laat ernstig te wensen over. Aan de rechterzijde wordt deze geëindigd met een passtrook (foto 16). Beide uitgevoerde werkzaamheden voldoen niet aan de eisen van goed en deugdelijk vakmanschap. (…)
Plafondafwerking
De plafondplaten, bestaande uit multiplex, zijn extreem slordig en niet haaks op elkaar aansluitend aangebracht (foto 17-20). Dit getuigt van onvoldoende vakmanschap. (…)
Beantwoording van de onderzoeksvragen:
a.
Waardoor zijn de gebreken veroorzaakt?
1.
Diverse lekkages in de dakconstructie
De lekkages worden veroorzaakt door diverse en meerdere gebreken in de wijze waarop de EPDM bedekking op het dak is aangebracht. Dit geldt langs de achtergevel van de woning, langs de daklichten, overlapping in de dakbanen en randafwerkingen.
2.
Doorbuiging van de dakconstructie
De doorbuiging wordt veroorzaakt doordat de hoogte van balklaag tussen de staanders te laag is aangehouden en uitgevoerd door de aannemer.
3.
Afwerking van de veranda
De afwerking van de veranda laat ernstig te wensen over door gebrek aan vakmanschap bij de aannemer. Het voldoet niet aan eis van goed en deugdelijk werk.
3.9.
Met betrekking tot de mogelijkheid van herstel is in het rapport het volgende opgenomen:
b.
Is herstel mogelijk en zo ja, welke kosten zijn hiermee gemoeid inclusief eventuele gevolgschades?
Ons inziens is herstel mogelijk. De bedekking, dakranden en plafond dienen hierbij wel verwijderd en vervangen te worden. De hoogte van de balk aan de voorzijde dient aangepast/verstevigd te worden. (…)
Bij uw expertiseopdracht ontvingen wij een offerte van [B] Bouw en Verbouw te [woonplaats] d.d. 4 oktober 2021, voor het herstellen van de veranda. Deze hebben wij getoetst middels een eigen calculatie, waarna wij ons konden verenigen met de kosten voor het herstel ter hoogte van € 7.680,-- inclusief btw. (…) ”
3.10.
[B] heeft kennelijk op 4 maart 2022 nogmaals een offerte uitgebracht voor het herstellen en afwerken van de veranda en de kosten daarvan (wederom) begroot op € 7.680,00 inclusief btw. De herstelwerkzaamheden dienen blijkens de offerte van [B] te bestaan uit:
Verwijderen daktrimmen, boeien, epdm dakbedekking en mulitplex onderbekleding;
Underlayment platen vast schroeven en op de naden versterken met regels 50x70mm;
Epdm verlijmen en naden sealen met epdm kit;
Versterken balklaag overspanning van 6 meter met plaatstaal 20 cm hoog d.m.v. schroeven h.o.h. 20 cm geschroefd;
Bevestigen plafondlatten h.o.h. 300mm en bevestigen ventilatie latten rondom;
Monteren 12 mm multiplex platen exterieur wit gegrond met r.v.s. koploze spijkers;
Monteren 18 mm boeidelen wit gegrond multiplex exterieur met rvs schroeven;
Monteren dakrand afwerking.

4.Het geschil

De vordering

4.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, DWB veroordeelt tot betaling van:
een bedrag in hoofdsom van € 8.109,-;
de expertisekosten van € 1.115,-;
de buitengerechtelijke kosten van € 780,45;
e (tot de datum van dagvaarding berekende) wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 13 augustus 2021, zijnde een bedrag van € 362,57;
de kosten van de procedure, waaronder begrepen het salaris voor de gemachtigde;
de nakosten, te begroten op een half punt van het toegewezen salaris voor de gemachtigde met een maximum van € 124,-, met bepaling dat indien deze kosten niet binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn betaald,
DWB daarover de wettelijke rente is verschuldigd vanaf dat moment tot aan de dag der algehele voldoening.
4.2.
[eiser] voert daartoe (in de dagvaarding) het volgende aan:
DWB is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, nu er gebreken aan de veranda zijn ontdekt. DWB heeft, ondanks herhaaldelijke sommaties daartoe, geen gebruik gemaakt van de haar geboden mogelijkheid om de gebreken zelf te herstellen en daarom eist [eiser] in deze procedure (vervangende) schadevergoeding in de zin van artikel 6:87 BW, ter hoogte van € 8.109,-. [eiser] verwijst in dat verband naar de offerte van [B]. Volgens [eiser] moeten de destijds door [B] begrote herstelkosten worden verhoogd met 6%, nu de materiaalkosten sindsdien aanmerkelijk zijn gestegen. Verder maakt [eiser] aanspraak op vergoeding van de door hem aan [A] betaalde expertisekosten ter hoogte van € 1.115,-. Doordat DWB niet tot betaling is overgegaan, zag [eiser] zich bovendien genoodzaakt zijn vordering ter incasso uit handen te geven en buitengerechtelijke kosten te maken. Deze kosten van € 780,45 komen voor rekening van DWB. Tevens maakt [eiser] aanspraak op de wettelijke rente vanaf
13 augustus 2021.
Het verweer
4.3.
DWB concludeert - samengevat weergegeven - tot afwijzing van de vorderingen. Zij voert onder meer aan dat het de wens van [eiser] was om goedkopere materialen te gebruiken en dat hij akkoord is gegaan met het risico dat de constructie kon doorbuigen vanwege de grote overspanning.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Ter beoordeling ligt voor de vraag of DWB gehouden is tot betaling van de vervangende schadevergoeding aan [eiser].
5.2.
Voor het antwoord op die vraag is allereerst van belang of sprake is van een toerekenbare tekortkoming van DWB.
Op grond van artikel 6:74 van het Burgerlijk Wetboek (BW) verplicht iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de schuldenaar de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend.
5.3.
Tussen partijen staat vast dat zij zijn overeengekomen dat DWB aan de achterzijde van de woning van [eiser] een veranda zou bouwen, een en ander conform de door DWB gemaakte (bouw)tekening en tegen een vooraf overeengekomen aanneemsom van € 5.400,- inclusief btw. DWB heeft aangevoerd dat partijen hebben afgesproken dat [eiser] een gedeelte van de afwerking zelf zou doen. Die afspraak blijkt echter nergens uit en is bovendien door [eiser] betwist. Volgens [eiser] zou hij alleen het schilderwerk verrichten. Gezien het voorgaande gaat de kantonrechter er vanuit dat DWB zich bij de overeenkomst (ook) heeft verplicht tot een deugdelijke afwerking van de veranda.
Ook als het zo zou zijn dat, zoals DWB stelt, [eiser] haar heeft verzocht gebruik te maken van goedkope materialen - hetgeen door [eiser] wordt bestreden - doet dat niet af aan de verplichting tot oplevering van een deugdelijk werk.
5.4.
[eiser] heeft gesteld dat sprake is van diverse gebreken aan de door DWB gebouwde veranda. [eiser] beroept zich in dat verband op het rapport van [A].
De kantonrechter zal de gestelde gebreken hierna bespreken.
Het doorzakken van het dak
5.5.
Ten aanzien van het doorzakken van het dak van de veranda overweegt de kantonrechter als volgt.
DWB heeft niet bestreden dat het dak doorzakt, maar heeft aangevoerd dat zij daarvoor heeft gewaarschuwd en dat [eiser] dit risico heeft geaccepteerd.
[eiser] heeft dit betwist.
Naar het oordeel van de kantonrechter is niet komen vast te staan dat DWB [eiser] ervoor heeft gewaarschuwd dat het dak vanwege de grote overspanning zou kunnen doorzakken en dat [eiser] dit risico heeft aanvaard. DWB heeft ter zitting desgevraagd te kennen gegeven dat zij niet kan aantonen dat zij [eiser] heeft gewaarschuwd, omdat die waarschuwing mondeling is gedaan en daarbij verder niemand aanwezig was. De kantonrechter gaat er dan ook vanuit dat DWB [eiser] er niet voor heeft gewaarschuwd dat het dak zou kunnen doorzakken en dat er op dat punt sprake is van een aan haar toe te rekenen gebrek aan de veranda.
De gestelde andere gebreken aan de dakafwerking
5.6.
Waar het gaat om de andere door [eiser] genoemde gebreken heeft DWB in haar conclusie van antwoord geen verweer gevoerd.
Ter terechtzitting heeft DWB aan de hand van de bij dagvaarding overgelegde foto’s, die ook in het rapport van [A] zijn opgenomen, alsnog gereageerd op de gestelde gebreken.
DWB heeft daarbij de gestelde, in het rapport van [A] genoemde, gebreken ofwel erkend, ofwel bestreden. Zij heeft in dat verband ook aangevoerd dat zij de deskundigheid van [A] bestrijdt.
5.7.
DWB heeft haar stelling dat [A] niet deskundig zou zijn niet onderbouwd.
De kantonrechter heeft geen reden te twijfelen aan de deskundigheid van [A]. Zij overweegt in dat verband dat DWB er zelf voor heeft gekozen om niet bij het onderzoek door [A] aanwezig te zijn, ondanks dat zij daartoe wel was uitgenodigd.
DWB heeft ter zitting desgevraagd te kennen gegeven dat zij daarvoor te druk was. DWB heeft zichzelf aldus de mogelijkheid ontnomen om vragen te stellen aan de deskundige van [A] en haar visie aan de deskundige voor te leggen.
De kantonrechter zal bij de beoordeling van de door [eiser] gestelde gebreken het rapport van [A] als uitgangspunt nemen.
5.8.
Voor zover DWB de in het rapport van [A] genoemde gebreken ter zitting heeft bestreden, heeft zij haar betwisting op geen enkele wijze onderbouwd. Naar het oordeel van de kantonrechter had het wel op haar weg gelegen om haar betwisting van de gebreken te onderbouwen, bijvoorbeeld door overlegging van een contra-expertise. Nu zij dat niet heeft gedaan, wordt aan haar verweer - als zijnde onvoldoende onderbouwd - voorbij gegaan.
De kantonrechter overweegt in dat verband nog dat DWB ter terechtzitting heeft erkend dat zij na de eerste lekkage en haar bezoek op 11 maart 2021 niet meer is gaan kijken naar de nadien door [eiser] bij haar gemelde gebreken, zodat moet worden aangenomen dat DWB geen eigen wetenschap heeft over de uiteindelijke situatie.
Tussenconclusie
5.9.
De kantonrechter concludeert op basis van het voorgaande dat de door [eiser] gestelde gebreken vast zijn komen te staan en dat DWB de door haar aangenomen werkzaamheden dus niet deugdelijk heeft uitgevoerd, hetgeen een tekortkoming aan de zijde van DWB oplevert. Gesteld noch gebleken is dat de tekortkoming niet aan DWB kan worden toegerekend.
5.10.
Artikel 6:74 lid 2 BW bepaalt dat voor zover nakoming niet reeds blijvend onmogelijk is, de schuldenaar slechts tot vergoeding van de schade verplicht is zodra hij in verzuim is. Van verzuim is in dit geval sprake gedurende de tijd dat de prestatie uitblijft nadat zij opeisbaar is geworden en de schuldenaar schriftelijk in gebreke wordt gesteld, waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld en nakoming binnen deze termijn uitblijft (art. 6:81 jo 6:82 lid 1 BW).
5.11.
Vast staat dat [eiser] DWB bij brief van 2 augustus 2021 schriftelijk in gebreke heeft gesteld, waarbij DWB een termijn van maximaal vier weken is gegeven om (alsnog) tot deugdelijk herstel over te gaan. Omdat DWB niet binnen die termijn tot herstel is overgegaan, is zij in verzuim geraakt.
Nu DWB in verzuim is, is zij in beginsel gehouden tot nakoming van haar (herstel) verplichtingen. [eiser] heeft echter bij brief van 1 oktober 2021 aan DWB medegedeeld dat hij aanspraak maakt op vervangende schadevergoeding in plaats van nakoming. Uit deze zogenoemde omzettingsverklaring als bedoeld in artikel 6:87 lid 1 BW volgt dat DWB gehouden is tot betaling van een (vervangende) schadevergoeding.
De omvang van de vergoedingsverplichting van DWB
5.12.
[eiser] vordert vergoeding van de herstelkosten. Hij voert in dat verband, onder verwijzing naar het rapport van [A], aan dat de hele veranda opnieuw gebouwd moet worden en dat dit ook het uitgangspunt is geweest bij het begroten van de herstelkosten.
DWB heeft niet bestreden dat deugdelijk herstel alleen mogelijk is door het opnieuw bouwen van de veranda, zodat daarvan moet worden uitgegaan.
5.13.
[eiser] baseert de gevorderde herstelkosten op de door hem overgelegde offerte van [B]. Hij stelt dat het offertebedrag moet worden vermeerderd met 6% vanwege de gestegen prijzen voor bouwmaterialen en berekent de herstelkosten op € 8.140,80. [eiser] verwijst daarbij naar het door haar overgelegde e-mailbericht van [A] d.d. 3 maart 2022 waarin het volgende staat vermeld: “(…) Op basis van de bouwkostenindex zijn de materiaalkosten gestegen met circa 4%, de loonkosten circa 2%. Dit in combinatie met de huidige marktwerking achten wij een stijging met 6% reëel. (…)”.
DWB heeft ter zitting desgevraagd te kennen gegeven dat de kosten van bouwmaterialen inderdaad zijn gestegen. Dat die kostenstijging 6% betreft, zoals door [eiser] is gesteld, heeft zij niet bestreden.
5.14.
DWB heeft de hoogte van de gevorderde schadevergoeding wel betwist.
DWB stelt dat de door [B] geoffreerde wijze van herstel (op basis waarvan [eiser] haar schadevordering heeft becijferd) een verbetering inhoudt ten opzichte van de huidige veranda, omdat de te gebruiken materialen van betere kwaliteit zijn dan partijen destijds zijn overeengekomen. Er is destijds geen stalen balk overeengekomen en ook geen exterieurplaat, aldus DWB.
[eiser] heeft ter zitting verklaard dat de offerte van [B] is opgesteld met inachtneming van de oorspronkelijke overeenkomst. Van een verbetering is volgens hem geen sprake. In dat verband heeft [eiser] aangevoerd dat hij een deugdelijke veranda wilde en heeft vertrouwd op de deskundigheid van DWB. Als achteraf blijkt dat iets waarvan DWB destijds zei dat het kon (een houten balk) toch niet kon, dan is dat iets anders dan iets beters krijgen dan is overeengekomen, aldus [eiser].
5.15.
De kantonrechter is van oordeel dat DWB de (hoogte van de) herstelkosten onvoldoende gemotiveerd heeft bestreden. Het had op haar weg gelegen expliciet aan te voeren waarom deze kosten te hoog zijn en wat dan wel reële kosten zijn. Ook zijn de door DWB gestelde verbeteringen, in het licht van de gemotiveerde betwisting daarvan door [eiser], onvoldoende onderbouwd. Het voorgaande betekent dat de door [eiser] (in het petitum van de dagvaarding) gevorderde herstelkosten ter hoogte van € 8.109,- zullen worden toegewezen.
De gevorderde wettelijke rente
5.16.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom zal als onweersproken en op de wet gegrond worden toegewezen, met inachtneming van het volgende.
De gemachtigde van [eiser] heeft ter terechtzitting desgevraagd te kennen gegeven dat voor de ingangsdatum van de rente moet worden uitgegaan van de in de brief van 2 augustus 2021 genoemde termijn. In die brief is DWB in de gelegenheid gesteld om de gebreken binnen een termijn van maximaal vier weken na 2 augustus 2021 te herstellen.
Om die reden zal de wettelijke rente over de hoofdsom van € 8.109,- worden toegewezen met ingang van 31 augustus 2021.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten
5.17.
[eiser] vordert een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 780,45.
De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten ad € 780,45 komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
De gevorderde expertisekosten
5.18.
[eiser] heeft een bedrag van € 1.115,- aan expertisekosten gevorderd en heeft dit onderbouwd met de factuur van [A].
DWB heeft aangevoerd dat zij niet gehouden is deze kosten te betalen, nu zij van mening is dat het deskundigenrapport niet deugt.
De kantonrechter volgt haar daarin niet. Deze kosten zijn gemaakt ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid en zijn daarom aan te merken als vermogensschade in de zin van artikel 6:96 lid 2 sub b BW. Het gevorderde bedrag zal daarom worden toegewezen.
Proceskosten
5.19.
DWB zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten worden aan de zijde van [eiser] begroot op:
  • explootkosten € 135,98
  • griffierecht € 244,00
  • salaris gemachtigde
Totaal € 1.001,98
5.20.
DWB zal tevens worden veroordeeld tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente over de nakosten, zoals hierna onder de beslissing vermeld.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt DWB tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 8.109,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling.
6.2.
veroordeelt DWB tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 1.115,- ter zake de expertisekosten,
6.3.
veroordeelt DWB tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 780,45 ter zake buitengerechtelijke incassokosten,
6.4.
veroordeelt DWB in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 1.001,98,
6.5.
veroordeelt DWB in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 124,-, te voldoen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.7.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A. Smit, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2022. (ms)