ECLI:NL:RBOVE:2022:2456

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 augustus 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
9789388 \ CV EXPL 22-1184
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de koop van een pony en de gevolgen van non-conformiteit

In deze zaak heeft eiser, [eiser], een pony gekocht van gedaagde, [gedaagde], voor zijn zevenjarige dochter. Eiser stelt dat de pony niet geschikt is voor het beoogde gebruik, wat heeft geleid tot een buitengerechtelijke ontbinding van de koopovereenkomst. Eiser vordert de terugbetaling van de koopprijs van € 3.500,00 en de betaling van stalkosten. Gedaagde betwist de ontbinding en stelt dat de pony goed functioneerde tot aan de aflevering. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de pony niet voldeed aan de overeenkomst, waardoor eiser gerechtigd was de overeenkomst te ontbinden. De rechter oordeelt dat gedaagde de pony moet terugnemen en de koopprijs moet terugbetalen, evenals een bedrag voor de verzorging van de pony, maar niet het volledige bedrag dat eiser had gevorderd. De rechter heeft ook de proceskosten aan gedaagde opgelegd, omdat zij in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 9789388 \ CV EXPL 22-1184
Vonnis van 16 augustus 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende in [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. P.A. Holsappel,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. S.A. Wensing.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 juni 2022;
- de mondelinge behandeling van 18 juli 2022, waar mr. Holsappel spreekaantekeningen heeft voorgedragen en waar de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eiser] heeft een pony van [gedaagde] gekocht voor zijn zevenjarige dochter. De pony is volgens [eiser] niet geschikt voor dat gebruik. Daarom heeft [eiser] de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden. In deze procedure vordert [eiser] betaling van de koopprijs en de stalkosten. [gedaagde] is niet akkoord gegaan met de buitengerechtelijke ontbinding en wil de pony niet terugnemen. Zij voert aan dat de pony tot aan de aflevering goed functioneerde. Ook vindt zij de stalkosten te hoog.
2.2.
De kantonrechter stelt [eiser] in het gelijk dat de pony niet beantwoordt aan de overeenkomst. Om die reden mocht [eiser] de overeenkomst buitengerechtelijk ontbinden. [gedaagde] moet de pony dan ook terugnemen en de koopprijs daarvan terugbetalen aan [eiser] . Ook moet zij [eiser] stalgeld betalen, maar wel minder dan is gevorderd. De kantonrechter zal onder de beoordeling uitleggen hoe hij tot deze beslissing is gekomen.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] heeft op enig moment haar pony ‘Macho’ (hierna: de pony) op Marktplaats.nl te koop aangeboden. Op 21 oktober 2021 hebben partijen een mondelinge overeenkomst gesloten. Hierbij heeft [gedaagde] de pony voor een bedrag van € 3.500,00 aan [eiser] verkocht. De pony was bedoeld voor de zevenjarige dochter van [eiser] .
3.2.
Na de koop heeft [eiser] problemen met de pony ondervonden. Hij heeft daarom op 23 oktober 2021 contact opgenomen met [gedaagde] . Op 31 oktober 2021 is [gedaagde] samen met haar vaste ruiter langsgekomen om de pony te berijden. Op 4 november 2021 heeft [gedaagde] tips gegeven over hoe om te gaan met de pony.
3.3.
[eiser] heeft op 26 januari 2022 in een WhatsApp-bericht aan [gedaagde] meegedeeld (zakelijk weergegeven) de koopovereenkomst te ontbinden en haar gesommeerd de pony terug te nemen. Op 29 januari 2022 heeft [gedaagde] gereageerd dat zij daarmee niet akkoord is en dat zij de pony niet zal terugnemen. [eiser] heeft dezelfde dag laten weten dat er, als de pony aanstaande donderdag nog steeds bij hem op stal staat, € 20,00 per dag aan stalkosten in rekening zal worden gebracht.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert bij vonnis, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat de tussen [eiser] en [gedaagde] gesloten koopovereenkomst met ingang van 26 januari 2022 is ontbonden, dan wel deze koopovereenkomst te ontbinden dan wel deze koopovereenkomst te vernietigen,
II. [gedaagde] – tegen teruggave door [eiser] van de pony Macho – te veroordelen tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 3.500,00 inclusief wettelijke rente over dit bedrag met ingang van 26 januari 2022, dan wel de dag waarop vonnis wordt gewezen, tot aan de dag van volledige betaling,
III. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 20,00, althans een door de kantonrechter in redelijkheid te bepalen bedrag, voor elke dag vanaf
30 januari 2022 dat de pony Macho bij [eiser] heeft verbleven,
IV. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
4.2.
[eiser] legt aan zijn vordering tot ontbinding ten grondslag dat partijen een consumentenkoopovereenkomst hebben gesloten en dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming daarvan, omdat de pony niet aan de overeenkomst beantwoordt. De grondslag voor de alternatieve vordering tot vernietiging is dwaling, die eruit bestaat dat [gedaagde] niet heeft gemeld dat de pony voor een trauma behandeld is. [eiser] stelt dat als hij dit zou hebben geweten, hij de overeenkomst niet zou hebben gesloten. De stalkosten van € 20,00 per dag voor de pony vordert [eiser] op grond van zaakwaarneming.
4.3.
[gedaagde] voert verweer. Zij weerspreekt dat sprake is van een consumentenkoop. Verder betwist [gedaagde] dat de verkochte zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt. Zij voert daartoe aan dat het gaat om een goedkope Marktplaats pony zonder enige garantie. Bovendien was er voor de verkoop niks met de pony aan de hand, aldus [gedaagde] . Daarnaast meent [gedaagde] dat de nakoming niet blijvend onmogelijk is, zodat [eiser] niet bevoegd was om de overeenkomst te ontbinden. Van dwaling is volgens [gedaagde] geen sprake, omdat zij geen onjuiste inlichtingen aan [eiser] heeft gedaan, geen informatie heeft verzwegen en beide partijen van dezelfde feiten zijn uitgegaan. [gedaagde] bepleit ten slotte dat de stalkosten te hoog zijn.
4.4.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna nader ingegaan, voor zover dat van belang is voor de beoordeling van het geschil.

5.De beoordeling

(Buitengerechtelijke) ontbinding

5.1.
De kantonrechter zal allereerst beoordelen of [eiser] de overeenkomst met succes heeft ontbonden. Om deze vraag te beantwoorden zal de kantonrechter eerst kijken hoe de overeenkomst gekwalificeerd moet worden: als consumentenkoop of als particuliere koop? Daarna zal de kantonrechter toetsen of de pony aan de overeenkomst beantwoordt en, zo niet, of [eiser] de overeenkomst daarom buitengerechtelijk mocht ontbinden.
Consumentenkoop
5.2.
De kantonrechter zal zich eerst buigen over de vraag of sprake is van een consumentenkoop in de zin van artikel 7:5 BW, of niet. [eiser] stelt zich op het standpunt dat hem bescherming toekomt op basis van de bepalingen over consumentenkoop. Daarvoor moet hij, kort gezegd, aantonen dat [gedaagde] in het kader van haar beroep of bedrijf handelde. [eiser] heeft in dit verband aangevoerd dat hij via Google ontdekte dat [gedaagde] een bedrijf genaamd TOP sporthorses heeft. Omdat de verkooplocatie in de ogen van [eiser] daarnaast zeer professioneel was, ging hij ervan uit dat hij met een professionele partij zaken deed.
5.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter is de aanname van [eiser] enkel gebaseerd op zijn eigen interpretatie. [eiser] heeft niet onderbouwd dat [gedaagde] zelf uitlatingen heeft gedaan op grond waarvan hij mocht verwachten dat zij handelde in de uitoefening van haar beroep of bedrijf. Bovendien blijkt uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel niet dat de onderneming van [gedaagde] zich richtte op de verkoop van pony’s. Daar komt bij dat [gedaagde] gemotiveerd heeft betwist dat zij de overeenkomst in het kader van haar beroep of bedrijf is aangegaan. De kantonrechter zal [eiser] daarom niet volgen in zijn stelling dat sprake is van een consumentenkoop; [gedaagde] handelde namens zichzelf als particulier. Dit brengt mee dat [eiser] zich niet kan beroepen op de bepalingen voor consumentenkoop.
Conformiteit
5.4.
De volgende vraag die de kantonrechter zal beantwoorden is of de pony aan de overeenkomst beantwoordt. Dit wordt juridisch aangeduid als het leerstuk van de
(non-)conformiteit. Volgens artikel 7:17 lid 2 BW beantwoordt een zaak niet aan de overeenkomst als zij niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Daarbij moet onder andere worden gekeken naar de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan. De wet bepaalt verder dat de koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet hoefde te betwijfelen. Een gebrek dat aan normaal gebruik in de weg staat, kan meebrengen dat van non-conformiteit sprake is, ook wanneer de verkoper het gebrek niet kende.
5.5.
In dit geval is onbetwist gesteld dat in deze overeenkomst was voorzien in een gebruik van de pony, namelijk als rij-pony voor de zevenjarige dochter van [eiser] . De pony moest dus geschikt zijn voor dat gebruik. [eiser] heeft gesteld dat dit niet het geval is. Hij heeft daartoe allereerst verwezen naar een verklaring van [A] , de vaste rijinstructrice van zijn dochters, over de eerste rijles die plaatsvond op 23 oktober 2021. Zij heeft verklaard dat de eerste kennismaking met de pony negatief was. De pony steigerde bij het opzadelen, was heel druk en leek helemaal niet op de brave kinderpony die het zou zijn. [A] heeft de zevenjarige dochter van [eiser] daarom niet op de pony laten rijden. Zij heeft aan [eiser] meegedeeld dat de pony niet aan haar groepslessen zou mogen deelnemen, omdat zij het risico op ongelukken te groot vond. Daarnaast heeft [eiser] een verklaring van [B] , zijn vaste hoefsmid, overgelegd. [B] heeft verklaard dat hij op 27 november 2021 de pony wilde bekappen, maar dat dat mislukte omdat de pony onrustig en overstuur was. [B] heeft geschreven dat de pony hem absoluut niet geschikt lijkt als gezinspony en voor een meisje van zeven jaar. Bij het derde incident begon de pony, terwijl de zevenjarige dochter van [eiser] daar op zat, vanuit het niets te steigeren en liet hij zich achterover vallen. Naast deze gebeurtenissen, heeft [eiser] gewezen op de afkomst van de pony. [eiser] heeft namelijk ontdekt dat de oorspronkelijke naam van de pony ‘Kalino van de schimmelstal’ is, en niet Macho. De fokker van de pony, genaamd [C] , heeft verklaard dat zij heeft vernomen dat de pony – net als zijn vader ‘Gabber’ – levensgevaarlijk is. Gabber verwekt nageslacht dat behept is met ernstige gedragsproblemen. Om die reden en vanwege het gedrag van Kalino heeft een eerdere eigenaar besloten de pony naar de slacht te brengen, maar dat is blijkbaar niet gebeurd.
5.6.
[gedaagde] heeft betwist dat de pony non-conform is. Zij heeft verklaringen ingebracht waaruit volgt dat de pony nooit hinderlijk gedrag heeft vertoond en in de anderhalf tot twee jaar dat de pony bij haar was zonder incidenten is bereden door jonge kinderen. Er was volgens [gedaagde] tot aan de aflevering niets aan de hand met de pony. De door [eiser] ingebrachte verklaringen van [A] en [B] zeggen volgens [gedaagde] niets over de toestand van de pony van voor de aflevering en sluiten niet uit dat het slechte gedrag is ontstaan door onkunde dan wel verkeerd gebruik aan de zijde van [eiser] . Uit navraag door [gedaagde] is gebleken dat [C] niet de fokker van de pony is. [C] heeft bovendien niet uit eigen wetenschap over de pony verklaard. Wel heeft [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling erkend dat Macho eerst Kalino van de schimmelstal heette.
5.7.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] voldoende onderbouwd heeft gesteld dat de pony niet geschikt is voor zijn zevenjarige dochter. Weliswaar heeft [gedaagde] aangevoerd dat de pony in de tijd dat zij hem hield braaf gedrag vertoonde, maar die bewering is naar het oordeel van de kantonrechter in het licht van de omstandigheden van het geval onvoldoende weerlegging van de ruim onderbouwde stelling van [eiser] dat de pony vanaf het moment van aankoop dusdanig wild gedrag heeft vertoond, dat dit hem ongeschikt maakt om bereden te worden door jonge kinderen. Zo heeft [gedaagde] namelijk verklaard dat de pony vanwege het coronavirus in een heel beschermde omgeving heeft verbleven, namelijk uitsluitend op het terrein van [gedaagde] zelf. Daar werd hij ook bereden door kinderen. Hierdoor kon [gedaagde] niet weten hoe de pony zich in andere settingen zou gedragen. De verklaring van [gedaagde] levert daarom niet genoeg tegenwicht op voor de door [eiser] beschreven voorvallen. Aangezien het voor een normaal gebruik van de pony nodig is dat hij ook goed functioneert buiten de beschermde leefomgeving van [gedaagde] , had [eiser] dat als koper mogen verwachten. Omdat dat niet het geval is, beantwoordt de pony niet aan de overeenkomst. Dat het wangedrag van de pony is te wijten aan de onkunde van en/of verkeerd gebruik door [eiser] , is niet komen vast te staan. De kantonrechter weegt daarbij mee dat [eiser] twee dagen na het sluiten van de overeenkomst bij [gedaagde] heeft geklaagd over het slechte gedrag van de pony. Bovendien heeft [C] verklaard dat de pony al voor de verkoop als levensgevaarlijk te boek stond. Weliswaar heeft [C] dat van iemand anders vernomen, maar zij heeft wel een aantoonbare band met de pony en daarom hecht de kantonrechter geloof aan haar verklaring. De kantonrechter gaat daarmee voorbij aan de betwisting van [gedaagde] dat [C] niet de fokker is, omdat dit onvoldoende is onderbouwd. Dat de gegevens in het paspoort van de pony niet overeen zouden komen met die van [C] , is namelijk op geen enkele wijze aangetoond. De kantonrechter gaat er op grond van het voorgaande dus van uit dat het gebrek al aanwezig was ten tijde van de aflevering van de pony.
Ontbinding
5.8.
De kantonrechter zal ten slotte een oordeel geven over de vraag of aan de vereisten voor ontbinding is voldaan. Artikel 6:265 BW bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van de verbintenis de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Als de nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas wanneer de schuldenaar in verzuim is.
5.9.
Omdat de pony niet aan de overeenkomst beantwoordt, is sprake van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door [gedaagde] . Volgens [gedaagde] was [eiser] toch niet bevoegd om tot ontbinding over te gaan, omdat de nakoming niet blijvend onmogelijk is. De kantonrechter volgt dat standpunt niet, aangezien niet valt in te zien hoe het gebrek bij de pony door nadere nakoming kan worden hersteld. [eiser] was daarom bevoegd om de overeenkomst met [gedaagde] te ontbinden, wat hij op 26 januari 2022 schriftelijk heeft gedaan. Dat betekent dat de gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar is.
5.10.
Bij ontbinding zijn partijen volgens artikel 6:271 BW verplicht om de reeds ontvangen prestaties ongedaan te maken. Daarom is [eiser] verplicht om de pony terug te geven en zal [gedaagde] worden veroordeeld om de koopsom van € 3.500,00 terug te betalen. De kantonrechter zal [gedaagde] dan ook veroordelen tot terugbetaling van deze koopsom. Ten aanzien van de plicht van [eiser] om de pony terug te geven zal geen afzonderlijke veroordeling worden uitgesproken (omdat dit niet is gevorderd), maar dat laat onverlet dat [eiser] hier uiteraard wel rechtens toe verplicht is. De gevorderde wettelijke rente over de koopsom is verder ook toewijsbaar, omdat [gedaagde] in verzuim is met terugbetaling van dat bedrag.
Dwaling
5.11.
[eiser] heeft als alternatieve grondslag aangevoerd dat de overeenkomst tussen partijen op grond van dwaling moet worden vernietigd. De kantonrechter zal deze vordering afwijzen, omdat die is gebaseerd op de aanname van [eiser] dat de pony een behandeling heeft ondergaan voor een trauma voor mannen. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft [eiser] verwezen naar een brief van [gedaagde] aan zijn gemachtigde, waarin zij schrijft dat zij verwacht dat het trauma voor mannen enkel is toegenomen en dat zij daarin met de pony positieve stappen had gezet. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat het woord ‘trauma’ haar eigen woordkeuze is geweest en dat zij met ‘positieve stappen zetten’ niet heeft bedoeld dat de pony daarvoor is behandeld. Gelet op de betwisting van [gedaagde] en het feit dat [eiser] zijn stelling niet nader heeft onderbouwd, is niet komen vast te staan dat de pony een traumabehandeling heeft ondergaan.
Kosten verzorging
5.12.
[eiser] voert aan dat hij vanaf het moment van ontbinding een pony verzorgt en onderhoudt die niet van hem is. Hij stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] op grond van zaakwaarneming de kosten daarvan van € 20,00 per dag moet vergoeden. [gedaagde] betwist niet dat zij [eiser] een vergoeding verschuldigd is, maar voert aan dat de gevorderde kosten te hoog zijn. In haar visie is een bedrag van € 150,00 per maand redelijk.
5.13.
De kantonrechter overweegt dat de grondslag van de vordering onjuist is. Zaakwaarneming is het zich willens en wetens en op redelijke grond inlaten met de behartiging van het belang van een ander, zonder de bevoegdheid daartoe aan een rechtshandeling of een elders in de wet geregelde rechtsverhouding te ontlenen. Hoewel in dit geval vast staat dat [eiser] de belangen van [gedaagde] heeft behartigd, is daar een andere grondslag voor.
5.14.
De kantonrechter begrijpt, onder aanvulling van de rechtsgronden, dat er een beroep wordt gedaan op artikel 6:273 BW. In dit artikel is bepaald dat de koper ‘als een zorgvuldig schuldenaar’ voor het behoud van de zaak moet zorgen. In artikel 6:275 BW staat dat voor de vergoeding van deze kosten artikel 3:120 BW van overeenkomstige toepassing is. Hierin is opgenomen dat de rechthebbende van een goed, die dit opeist van een bezitter te goeder trouw of die het van deze heeft terugontvangen, verplicht is de ten behoeve van het goed gemaakte kosten aan deze te vergoeden. Verder kan de rechter de verschuldigde vergoeding beperken, als volledige vergoeding zou leiden tot onbillijke bevoordeling van de bezitter tegenover de rechthebbende.
5.15.
[gedaagde] is dus verplicht de kosten die [eiser] voor het onderhoud van de pony heeft gemaakt te vergoeden. De kantonrechter overweegt dat de stelplicht en de bewijslast ten aanzien van de omvang van de schade bij [eiser] ligt. [eiser] heeft de hoogte van de stalkosten van € 20,00 per dag niet onderbouwd. Hij heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat het een inschatting is en dat daarin is verwerkt dat hij veel werk met de pony heeft gehad, doordat hij deze telkens apart moest zetten. [gedaagde] heeft vervolgens aangevoerd dat het gevorderde bedrag te hoog is en dat een bedrag van € 150,00 per maand redelijk is. [eiser] heeft daarop gereageerd dat het door [gedaagde] genoemde bedrag niet reëel is en dat de kantonrechter dan zou moeten aanknopen bij zijn reguliere stallingskosten van
€ 275,00 per maand. De kantonrechter stelt vast dat [eiser] dit bedrag ook niet heeft onderbouwd. Dat leidt ertoe dat de kantonrechter, bij gebreke aan andere aanknopingspunten, [gedaagde] zal volgen in haar standpunt dat een bedrag van € 150,00 aan stalkosten per maand redelijk is. Dit komt neer op een bedrag van € 5,00 per dag (€ 150,00 gedeeld door dertig dagen). Deze kosten zullen worden toegewezen vanaf 30 januari 2022, zoals door [eiser] gevorderd.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.16.
[eiser] heeft in de tekst van de dagvaarding melding gemaakt van buitengerechtelijke incassokosten, maar geen dienovereenkomstige vordering in zijn petitum opgenomen. Reeds om deze reden kan [gedaagde] niet tot vergoeding van zodanige kosten worden veroordeeld. Op grond van artikel 23 Rv mag een rechter immers geen uitspraken doen over zaken die niet zijn geëist of meer toewijzen dan door partijen is gevorderd.
Proceskosten en nakosten
5.17.
[gedaagde] zal worden veroordeeld in de kosten van deze procedure overeenkomstig het liquidatietarief, omdat zij in deze procedure in het ongelijk wordt gesteld. De proceskosten worden aan de zijde van [eiser] begroot op:
- dagvaarding € 129,74
- griffierecht € 244,00
- salaris gemachtigde €
436,00(twee punten, voor de dagvaarding en de
mondelinge behandeling × € 218,00)
totaal € 809,74
5.18.
Verder zullen de nakosten worden toegewezen en begroot zoals in het dictum is verwoord.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
verklaart voor recht dat de tussen [eiser] en [gedaagde] gesloten koopovereenkomst met ingang van 26 januari 2022 is ontbonden,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 3.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 26 januari 2022 tot aan de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 5,00, voor elke dag vanaf 30 januari 2022 dat de pony Macho bij [eiser] heeft verbleven,
6.4.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure en begroot deze aan de zijde van [eiser] tot op heden op € 809,74, te vermeerderen met de nakosten van € 109,00 indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis uit eigen beweging aan dit vonnis zal hebben voldaan,
6.5.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de beslissingen onder 6.2. tot en met 6.4. uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Essed, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken door mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek op 16 augustus 2022. (ED)