ECLI:NL:RBOVE:2022:2450

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 augustus 2022
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
C/08/275247 / HA ZA 21-508
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijkse schulden en vergoedingsvordering na verjaring

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Overijssel, is er een geschil ontstaan tussen een ex-echtpaar over de verdeling van huwelijkse schulden en de vergoedingsvordering na de verjaring van bepaalde vorderingen. De partijen, aangeduid als de vrouw en de man, waren van 3 juli 1998 tot 29 juli 2014 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd. De peildatum voor de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap was vastgesteld op 6 februari 2014, het moment van indiening van het verzoek tot echtscheiding. De vrouw vorderde onder andere dat de rechtbank zou vaststellen dat de inboedel uit de voormalig echtelijke woning was verdeeld zonder nadere verrekening en dat de man zou worden veroordeeld tot betaling van bepaalde bedragen in verband met huwelijkse schulden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de netto overwaarde van de voormalig echtelijke woning bij helfte tussen partijen wordt gedeeld. Daarnaast is geoordeeld dat de vrouw een bedrag van € 593,02 aan de man moet vergoeden voor kosten in verband met het verkoopklaar maken van de woning. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vrouw voor de helft draagplichtig is voor belastingaanslagen en naheffingsaanslagen die voortvloeien uit de herziening van de BTW met betrekking tot de voormalig echtelijke woning.

Een belangrijk aspect van de uitspraak was de verjaring van de vordering van de vrouw tot vergoeding van hypotheekrentebetalingen. De rechtbank oordeelde dat deze vordering was verjaard, omdat deze te laat was ingediend. De vrouw had haar vordering tot vergoeding van € 6.676,37 te laat aanhangig gemaakt, waardoor deze werd afgewezen. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de vrouw een bedrag van € 1.995,50 aan de man moet vergoeden in verband met een erkende BTW-schuld.

De rechtbank heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan op 24 augustus 2022 en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/275247 / HA ZA 21-508
Vonnis van 24 augustus 2022
in de zaak van
[X],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. L.J.H.M. Achten te Zwolle,
tegen
[Y],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
onttrokken advocaat mr. M.H. Hasselo te Nijverdal.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 13 april 2022
  • de conclusie van antwoord in reconventie van de vrouw
  • de mondelinge behandeling op 17 augustus 2022, waar de man niet is verschenen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn in algehele gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd geweest van 3 juli 1998 tot 29 juli 2014. De peildatum voor de samenstelling van de huwelijksgoederengemeenschap is 6 februari 2014 (tijdstip van indiening van het verzoek tot echtscheiding).

3.Het geschil

in conventie

3.1.
De vrouw vordert dat de rechtbank:
vaststelt dat de inboedel uit de voormalig echtelijke woning aan de [adres] te [plaats] is verdeeld zonder nadere verrekening;
de verdeling vaststelt zoals in het lichaam van de dagvaarding onder punt 8 tot en met 14 aangegeven;
partijen veroordeelt over te gaan tot verdeling van het bij Het Notarieel in depot staande bedrag met inachtneming van het in dit vonnis bepaalde, binnen twee weken na betekening van dit vonnis;
de man veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
De man concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van de vrouw dan wel afwijzing/matiging van de vorderingen van de vrouw.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
De man vordert dat de rechtbank:
de verdeling van de gemeenschap van goederen vaststelt zoals in het lichaam van de conclusie van antwoord onder de punten 5 tot en met 15 aangegeven;
de vrouw veroordeelt een bedrag ad € 593,02 aan de man te voldoen binnen twee weken na betekening van dit vonnis;
de vrouw veroordeelt haar medewerking te verlenen aan verdeling c.q. uitbetaling van het bij Het Notarieel in depot staande bedrag met de hierover verkregen rente en onder aftrek van de kosten van het depot aan ieder der partijen bij helfte binnen twee weken na betekening van dit vonnis, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag of dagdeel dat de vrouw weigert haar medewerking daartoe te verlenen, met een maximum van € 25.000,-;
bepaalt c.q. vaststelt dat de vrouw voor de helft draagplichtig is ter zake de belastingaanslagen over de huwelijkse periode, en de vrouw te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de man te voldoen dat gedeelte van de hoofdsom van de schuld aan de Belastingdienst ten bedrage van € 6.846,- dat de man meer aan de Belastingdienst aflost dan zijn aandeel in de hoofdsom, zijnde een bedrag van € 6.846,-, met vermeerdering van de wettelijke rente vanaf de dag der betaling door de man;
bepaalt c.q. vaststelt dat een eventuele belastingteruggave over de huwelijkse periode bij helfte gedeeld dient te worden en de vrouw veroordeelt de helft van de door haar ontvangen teruggave(n) over de huwelijkse periode aan de man te voldoen binnen twee weken na betekening van dit vonnis;
bepaalt c.q. vaststelt dat de vrouw voor de helft draagplichtig is ter zake de naheffingsaanslagen over de jaren 2014, 2015, 2016 en 2017 voortvloeiende uit de herziening van de BTW ter zake de voormalig echtelijke woning van partijen, en de vrouw veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de man te voldoen dat gedeelte van de hoofdsom van de naheffingsaanslag van de Belastingdienst ter zake de herziening BTW ten bedrage van € 7.922,- dat de man meer aan de Belastingdienst aflost dan zijn aandeel in de hoofdsom, zijnde een bedrag van € 7.922,-, met vermeerdering van de wettelijke rente vanaf de dag der betaling door de man,
althans een zodanige beslissing neemt als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
kosten rechtens.
3.5.
De vrouw voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
Overwaarde voormalig echtelijke woning
4.1.
Partijen zijn het eens dat de netto overwaarde van hun inmiddels verkochte en in eigendom overgedragen voormalig echtelijke woning, thans in depot gestort onder de notaris van Het Notarieel in Zwolle, bij helfte tussen partijen wordt gedeeld en door de notaris aan hen wordt uitbetaald, vermeerderd met rente respectievelijk onder aftrek van (rente)kosten, uiterlijk 14 dagen na dagtekening van dit vonnis en met inachtneming van a) de hierna te noemen verrekenposten en b) het door de belastingdienst gelegde beslag op het aandeel van de man in het in depot staande bedrag.
Kosten verkoop klaar maken woning
4.2.
Partijen zijn het eens dat de vrouw aan de man een bedrag van € 593,02 moet vergoeden. De vrouw moet dit aan de man betalen
uit haar helft van het depotbedrag.
Inboedel
4.3.
Partijen zijn het eens dat de inboedel geen nadere verdeling behoeft en dat aan ieder van hen wordt toegedeeld waarover hij/zij feitelijk reeds beschikt zonder vergoeding wegens over-/onderbedeling.
Uitkering kapitaalverzekering
4.4.
De vrouw heeft in het licht van de betwisting door de man niet onderbouwd wat de strekking is van haar betoog respectievelijk welke vordering er uit voortvloeit dat de man, althans volgens de vrouw, met een kapitaalverzekering de gemeenschappelijke hypotheekschuld heeft verlaagd. Nu gegevens ontbreken, terwijl het even goed op de weg van de vrouw had gelegen die gegevens voor zover van belang over te leggen, en de man het bestaan respectievelijk een niet op correcte wijze door hem aanwenden van een eventuele kapitaalverzekering betwist, ligt een (eventuele) vordering van de vrouw voor afwijzing gereed.
Vordering vrouw op man: achterstallige hypotheekrentebetalingen
4.5.
Tussen partijen is niet langer in geschil dat bij de levering in augustus/september 2016 van de voormalig echtelijke woning aan een derde, welke woning de man sedert februari 2014 als enige van partijen nog bewoonde, reeds sprake was van een aanzienlijke achterstand in de betaling van hypothecaire verplichtingen, nadien opgelopen tot € 13.352,73 op datum levering van de woning. De vrouw vordert vergoeding van de man van de helft van dit totaalbedrag. De man stelt dat op de peildatum reeds sprake was van een achterstand respectievelijk dat de nadien verder opgelopen achterstand niet bij helfte door de vrouw als vergoeding kan worden gevorderd, onder meer niet wegens verjaring.
4.6.
In het kader van een verdeling van een ontbonden huwelijksgoederengemeenschap verdeelt de rechtbank per datum echtscheidingsverzoek (eerdergenoemde peildatum). Op die datum was kennelijk reeds sprake van een financiële achterstand, die – dus – in zoverre in de boedel valt en niet kan worden verdeeld (met andere woorden: niet kan worden verrekend tussen partijen via een vergoedingsvordering). Wat door toedoen van de man na de peildatum 6 februari 2014 aan nieuwe, hogere (hypotheek)schulden is ontstaan, welke financiële verplichtingen de man als alleengebruiker van de woning had moeten dragen, valt buiten de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap en is geen huwelijkse schuld. Zes maanden na datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking treedt verjaring in. In de onderlinge verhouding tussen partijen verjaren hypotheekschulden 5 jaar na de maand waarin zij achtereenvolgens openvallen. De laatste hypotheektermijn is opengevallen in augustus 2016. De vrouw heeft haar vordering tot vergoeding bij helfte van door de man aan haar van voor rekening van de man komende hypotheektermijnen, die thans mede voor haar rekening zijn gebracht in de notariële afrekening van de woning, te laat, want kennelijk eerst bij dagvaarding in december 2021 aanhangig gemaakt. Aldus is haar vordering verjaard. Dat betekent dat het door de vrouw gevorderde bedrag van € 6.676,37 zal worden afgewezen en dat kan worden uitgegaan van de hypothecaire verplichtingen van partijen zoals destijds berekend door de notaris in de aflosnota van 29 augustus 2016 (productie 5 van de vrouw).
BTW-schulden voormalig echtelijke woning
4.7.
Partijen verschillen over de draagplicht van ieder van partijen ten aanzien van BTW-schulden over de voormalig echtelijke woning.
4.8.
De rechtbank deelt het uitgangspunt van de man dat partijen bij helfte draagplichtig zijn voor eventuele opengevallen resterende BTW-schulden in verband met hun voormalig echtelijke woning, dat wil zeggen: partijen hebben gezamenlijk een draagplicht voor de herziening van voorbelasting binnen de herzieningstermijn van 2007 – 2016, voor zover deze door de belastingdienst is opgelegd. Partijen hebben hun bedrijfswoning, in gebruik genomen in 2007, immers binnen 10 jaar verkocht en hebben destijds kennelijk de volledige BTW-heffing/voorbelasting over de koopsom van hun woning van de belastingdienst retour ontvangen. Nu de voormalig advocaat van de man productie 3 (conclusie van antwoord en eis in reconventie) echter incompleet heeft overgelegd en de man niet heeft onderbouwd dat hij genoemde belastingschuld over de beweerdelijk alsnog belastingplichtige jaren 2014 - 2017 daadwerkelijk heeft voldaan respectievelijk alsnog moet voldoen, wordt zijn vordering tot vergoeding door de vrouw aan hem van de helft van deze totaalschuld afgewezen, voor zover de vordering niet is erkend door de vrouw. De vrouw heeft de BTW-schuld over 2016 ad € 3.991,- erkend, zodat zij € 1.995,50 aan de man moet vergoeden
uit haar helft van het te verdelen depotbedrag.
4.9.
De rechtbank voegt daar nog aan toe dat de vordering van de man ook daarom onbegrijpelijk is voor zover deze de belastingjaren vóór 2016 betreft, omdat de man stelt dat partijen de woning per 11 mei 2007 in gebruik namen, wat met zich brengt dat 2016 het tiende, dus laatste jaar is, waarover de belastingdienst de voorheffing kon herzien voor maximaal € 3.990,- en in welk jaar partijen de eigendom van hun woning vervreemden.
Belastingschulden gestaakte [naam eenmanszaak] /motorrijtuigenbelasting
4.10.
De man vordert vergoeding door de vrouw aan hem van de helft van diverse belastingschulden ad in totaal € 13.692,-. De vrouw heeft deze schulden bij conclusie van antwoord in reconventie erkend met uitzondering van drie gemotiveerd betwiste belastingschulden. De rechtbank volgt het standpunt van de vrouw, nu de man dit standpunt van de vrouw niet gemotiveerd heeft betwist. Dat betekent dat op genoemd bedrag ad
€ 13.692,- in mindering strekt een totaal bedrag ad – door de rechtbank berekend – € 4.662,- = € 9.029,-. De vrouw moet daarom aan de man een bedrag ad afgerond € 4.515,- vergoeden
uit haar helft van het depotbedrag.
Teruggave Inkomstenbelasting 2014
4.11.
Bij de mondelinge behandeling heeft de vrouw gesteld dat zij over het jaar 2014 voor de Inkomstenbelasting een teruggave van € 198,- heeft ontvangen. Het deel dat ziet op de huwelijkse periode is 37/365 maal € 198,- is € 20,- zodat aan de man een bedrag van € 10,- toekomt, dat door de vrouw moet worden vergoed
uit haar helft van het depotbedrag.
Pensioenrechten
4.12.
Partijen zullen, conform hun afspraak, toepassing geven aan een standaard verevening conform de WVPS. Omdat partijen geen duidelijkheid hebben in elkaars tijdens hun huwelijk eventueel opgebouwde pensioenrechten en in verband met de overschrijding van de tweejaarstermijn zal de rechtbank partijen verplichten elkaar inzicht te geven in de opgebouwde pensioenrechten via www.mijnpensioenoverzicht.nl. Nu de man evenwel inmiddels taal noch teken van zich laat horen richting voormalig advocaat respectievelijk de vrouw, ligt het niet in de rede te veronderstellen dat de man aan bovengenoemde verplichting (vrijwillig) zal meewerken. Dat niet meewerken kan leiden tot een proceseconomisch onnodige procedure die de vrouw slechts op kosten jaagt, reden waarom de rechtbank termen ziet een dwangsom te verbinden aan de afspraak tussen partijen.
Slotsom
4.13.
Per saldo geldt het volgende:
- de netto overwaarde van de voormalig echtelijke woning, thans in depot gestort onder de notaris van Het Notarieel in Zwolle, zal bij helfte tussen partijen worden gedeeld en door de notaris aan hen worden uitbetaald, vermeerderd met rente respectievelijk onder aftrek van (rente)kosten, uiterlijk 14 dagen na dagtekening van dit vonnis,
een en ander met inachtneming van het door de belastingdienst gelegde beslag op het aandeel van de man in het in depot staande bedrag;
  • de vrouw dient vanwege overbedeling uit haar in depot staande deel van de overwaarde aan de man te vergoeden:
  • € 593,02 ter zake het verkoop klaar maken van de woning;
  • € 2.284,50, zijnde de helft van de aanslag Inkomstenbelasting 2013 met aanslagnummer 1385.98.381.H3601 van in totaal € 4.569,-;
  • € 18,65, zijnde de helft van de aanslag Inkomstenbelasting 2014 met aanslagnummer 1385.98.381.H4601 van in totaal € 368,- die ziet op de periode 1 januari tot 6 februari 2014, oftewel het 37/365e deel;
  • € 1.894,50, zijnde de helft van de aanslag Omzetbelasting 2013 met aanslagnummer 1385.98.381.F013120 van in totaal € 3.789,-;
  • € 58,-, zijnde de helft van de Verzuimboete 2013 met aanslagnummer 2013.18.982.800166 van in totaal: € 116,-;
  • € 133,50, zijnde de helft van de aanslag Motorrijtuigenbelasting 2014 met aanslagnummer 1385.98.381.Y35 van in totaal € 267,-;
  • € 125,50, zijnde de helft van de aanslag Motorrijtuigenbelasting 2014 met aanslagnummer 1385.98.381.Y37 van in totaal € 251,-;
  • € 1.995,50, zijnde de helft van de gecorrigeerde aanslag Omzetbelasting 2016 van in totaal € 3.991,-;
  • € 10,-, zijnde de helft van de door de vrouw over het jaar 2014 ontvangen teruggave Inkomstenbelasting van in totaal € 198,- die ziet op de periode 1 januari tot 6 februari 2014, oftewel het 37/365e deel,
in totaal een bedrag van € 7.113,17;
- aan ieder van partijen worden toegedeeld de inboedelgoederen waarover hij/zij feitelijk reeds beschikt zonder vergoeding wegens over-/onderbedeling;
- partijen zullen, conform hun afspraak, toepassing geven aan een standaard verevening conform de WVPS, zoals door de rechtbank nader omschreven in beslissing 5.1.
Proceskosten
4.14.
Gelet op de relatie tussen partijen als ex-echtgenoten zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
stelt de verdeling van de tussen partijen ontbonden huwelijksgoederengemeenschap als volgt vast:
  • veroordeelt partijen binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis hun medewerking te verlenen aan verdeling c.q. uitbetaling van het bij Het Notarieel in depot staande bedrag, vermeerderd met de hierover verkregen rente en onder aftrek van de kosten van het depot, aan ieder van partijen binnen twee weken na betekening van dit vonnis, met dien verstande dat dit vonnis na het verstrijken van die datum in de plaats komt van de ontbrekende medewerking en handtekening indien de man dan wel de vrouw weigert zijn/haar medewerking daartoe te verlenen;
  • veroordeelt de vrouw vanwege overbedeling tot vergoeding aan de man, uit haar helft van het in depot staande deel van de overwaarde, van een bedrag van € 7.113,17;
  • bepaalt dat aan ieder van partijen worden toegedeeld de inboedelzaken waarover hij/zij feitelijk reeds beschikt, zonder vergoeding wegens over-/onderbedeling;
  • veroordeelt partijen over en weer mee te werken aan pensioenverevening volgens de WVPS en bepaalt dat partijen binnen 30 dagen na dagtekening van dit vonnis elkaar inzicht moeten geven in hun opgebouwde pensioenrechten via www.mijnpensioenoverzicht.nl, beide verplichtingen op straffe van een dwangsom over en weer voor ieder van partijen van (maximaal en in totaal) € 50,- per dag met een totaal maximum van € 10.000,-;
5.2.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Rijksen en in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2022.