In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 25 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de rechtsgeldigheid van een bestuurlijk rechtsoordeel dat verweerder op 1 juli 2021 heeft afgegeven. Dit rechtsoordeel betrof de vraag of belanghebbende, een melkveehouderij, een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) nodig had voor haar bedrijfsvoering, na een melding op grond van het Programma Aanpak Stikstof (PAS) in 2015. Verweerder concludeerde dat de bedrijfsvoering conform de PAS-melding was en dat er geen vergunning nodig was. Eisers, waaronder de Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. en de Vereniging Leefmilieu, maakten bezwaar tegen deze conclusie, maar dit bezwaar werd door verweerder niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank oordeelde dat de brief van 1 juli 2021 geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was, omdat deze geen rechtsgevolg had en geen wijziging in de rechtspositie van belanghebbende teweegbracht. De rechtbank verwees naar eerdere jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd gesteld dat een bestuurlijk rechtsoordeel geen besluit is, tenzij in uitzonderlijke situaties. De rechtbank concludeerde dat het indienen van een handhavingsverzoek bij verweerder en het afwachten van een besluit omtrent handhaving voor eisers niet als een onevenredig bezwarende weg kon worden aangemerkt.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.