ECLI:NL:RBOVE:2022:2418

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
24 augustus 2022
Zaaknummer
9819855 \ CV EXPL 22-1490
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake consumentenrecht en ambtshalve toetsing van kredietovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, heeft de kantonrechter op 12 juli 2022 een tussenvonnis gewezen in een geschil tussen Alektum B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. Alektum, vertegenwoordigd door Van Lith Gerechtsdeurwaarders en Incasso, vordert een betaling van € 278,60 van de gedaagde, die een overeenkomst heeft gesloten met de aanbieder van de OK-app, Ok-it. De vordering is gebaseerd op een cessionaire relatie, waarbij Alektum de vordering van Ok-it op de gedaagde heeft overgenomen. De gedaagde heeft de OK-app geïnstalleerd en aankopen gedaan, maar heeft nagelaten de verschuldigde bedragen te betalen.

De kantonrechter heeft ambtshalve de verplichtingen van Ok-it onder de Wet op het financieel toezicht (Wft) en de Burgerlijke Wetboek (BW) onderzocht. De rechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst tussen Ok-it en de gedaagde als een kredietovereenkomst moet worden gekwalificeerd. Dit houdt in dat er essentiële informatieverplichtingen zijn waaraan voldaan moet worden. De kantonrechter heeft opgemerkt dat Alektum niet voldoende heeft aangetoond dat Ok-it deze verplichtingen is nagekomen, wat kan leiden tot een gedeeltelijke vernietiging van de betalingsverplichting van de gedaagde.

De kantonrechter heeft de zaak verwezen naar een rolzitting op 9 augustus 2022, waar Alektum in de gelegenheid wordt gesteld om nadere informatie te verstrekken over de kwalificatie van de overeenkomst en de naleving van de (pre)contractuele verplichtingen. De beslissing over de verdere procedure is aangehouden, wat betekent dat de rechter nog geen definitieve uitspraak heeft gedaan over de vordering van Alektum.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 9819855 \ CV EXPL 22-1490
Vonnis van 12 juli 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap
ALEKTUM B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
eisende partij, hierna te noemen Alektum,
gemachtigde: Van Lith Gerechtsdeurwaarders en Incasso,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde],
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het tegen [gedaagde] verleende verstek.
1.2.
Daarna is vonnis bepaald.

2.De vordering

2.1.
Alektum vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde], bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, om aan haar een bedrag te betalen van € 278,60 met rente en kosten. Een en ander zoals in de dagvaarding is omschreven.
2.2.
Kort weergegeven legt Alektum het navolgende ten grondslag aan haar vordering. Het betreft een vordering van Ok-it op [gedaagde] die aan haar is gecedeerd. Ok-it is aanbieder van een app die door haar klanten kan worden geïnstalleerd op hun smartphone. Klanten van OK-it kunnen met de OK app hun aankopen in (web)winkels betalen. Betaling aan de (web)-winkels geschiedt dan rechtstreeks door OK-it. Vervolgens brengt Ok-it aan de hand van een automatische incassomachtiging de aankopen van haar klant ten laste van een betaalrekening bij een Nederlandse bank van de klant van OK-it. [gedaagde] heeft op zijn smartphone de OK app geïnstalleerd. [gedaagde] heeft diverse aankopen bij (web)winkels gedaan die door OK-it rechtstreeks zijn betaald aan de (web)winkels. Het is OK-it niet gelukt om de door haar betaalde bedragen van de betaalrekening van [gedaagde] te incasseren. [gedaagde] is aangemaand om te betalen en in gebreke gesteld. [gedaagde] is in verzuim geraakt wat betreft de nakoming van de overeenkomst die [gedaagde] met OK-it heeft gesloten door de installatie van de OK app op zijn smartphone. Alektum doet een beroep op de algemene voorwaarden van Ok-it.

3.De beoordeling

ambtshalve toetsen
3.1.
Uit de overgelegde dagvaarding met stukken volgt dat [gedaagde] als consument een overeenkomst is aangegaan met OK-it.
3.2.
Op grond van de uitspraak van de Hoge Raad van 12 november 2021, ECLI:NL: HR:2021:1677, moet (1) de rechter in zaken met consumenten ambtshalve onderzoeken of aan bepaalde essentiële informatieplichten is voldaan en (2) dat als sprake is van een voldoende ernstige schending van zo’n verplichting, de rechter een sanctie moet toepassen.
kredietovereenkomst
3.3.
Om te kunnen bepalen aan welke essentiële informatieverplichtingen moet zijn voldaan, dient de overeenkomst tussen OK-it en [gedaagde] juridisch gekwalificeerd te worden.
3.4.
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is sprake van een overeenkomst tussen OK-it als handelaar en [gedaagde] als consument betreffende krediet, zoals bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Door gebruikmaking van de OK app betaalt OK-it immers het aankoopbedrag van haar klant aan de (web)winkel en uit artikel 5.1 van de overgelegde algemene voorwaarden volgt dat OK-it door automatische incasso binnen drie dagen het aankoopbedrag afschrijft van een aan de overeenkomst gekoppelde bankrekening van haar klant.
3.5.
Op grond van artikel 7:58 lid 2 sub e BW is titel 7.2A van het BW niet van toepassing op de kredietovereenkomst van OK-it en [gedaagde]. Uit de overgelegde dagvaarding met stukken volgt dat OK-it op basis van de overeenkomst geen rente in rekening brengt en geen andere kosten dan een éénmalig bedrag van € 0,01. Verder is gebleken dat het door OK-it aan de (web)winkel betaalde aankoopbedrag binnen drie dagen na de aankoop zal worden afgeschreven van de bankrekening van de klant van OK-it. De kantonrechter zal Alektum in de gelegenheid stellen zich over de kwalificatie van de overeenkomst uit te laten.
(pre)contactuele informatieplichten
3.6.
Uit het bepaalde in artikel 6:230h lid 2 BW, artikel 6:230g lid 1 onder o BW, artikel 6:230w BW en artikel 1:1 Wft volgt dat op deze kredietovereenkomst de paragrafen 1 en 6 van afdeling 6.5.2B van het BW van toepassing zijn. Daarbij is in het bijzonder paragraaf 6 van belang.
3.7.
Verder zijn van toepassing artikel 4:20 van de Wet op het financieel toezicht en de paragrafen 8.1.1, 8.1.4, 8.1.6 en 8.1.7 van het Besluit Gedragstoezicht financiële onder-nemingen (BGfo). Ook deze voorschriften moeten ambtshalve worden getoetst door de kantonrechter, want deze voorschriften vloeien voort uit consumentenbeschermende Europese richtlijnen.
3.8.
Uit artikel 6:230x lid 1 BW volgt dat de consument het recht heeft de overeenkomst veertien dagen na het aangaan van de overeenkomst zonder boete en zonder opgave van reden te ontbinden, dan wel veertien dagen nadat alle informatie die op grond van artikel 4:20 Wft dient te worden verstrekt, is ontvangen door de consument. Op grond van artikel 77 lid 1 onder o BGfo moet de consument bij het afsluiten van de overeenkomst op afstand, zoals de overeenkomst tussen Ok-it en [gedaagde], worden gewezen op dit herroepingsrecht.
3.9.
Alektum heeft niet (voldoende) toegelicht en onderbouwd dat OK-it bij het sluiten van de overeenkomst deze voorschriften heeft nageleefd. De kantonrechter kan daarom op dit moment niet vaststellen dat op de juiste wijze is voldaan aan de (pre)contractuele verplichtingen. Alektum zal in de gelegenheid worden gesteld om hierover nadere informatie te verschaffen.
vermindering betalingsverplichting
3.10.
De kantonrechter is voornemens om de overeenkomst gedeeltelijk te vernietigen als blijkt dat niet op juiste wijze is voldaan aan de (pre)contractuele verplichtingen en wel door de betalingsverplichting van [gedaagde] te verminderen met 25% van de hoofdsom. De kantonrechter zal Alektum in de gelegenheid stellen zich hierover uit te laten.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
dinsdag 9 augustus 2022voor het indienen van een akte door Alektum als bedoeld onder 3.5, 3.9 en 3.10;
4.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2022. (mjd)