In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, heeft de kantonrechter op 12 juli 2022 een tussenvonnis gewezen in een geschil tussen Alektum B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. Alektum, vertegenwoordigd door Van Lith Gerechtsdeurwaarders en Incasso, vordert een betaling van € 278,60 van de gedaagde, die een overeenkomst heeft gesloten met de aanbieder van de OK-app, Ok-it. De vordering is gebaseerd op een cessionaire relatie, waarbij Alektum de vordering van Ok-it op de gedaagde heeft overgenomen. De gedaagde heeft de OK-app geïnstalleerd en aankopen gedaan, maar heeft nagelaten de verschuldigde bedragen te betalen.
De kantonrechter heeft ambtshalve de verplichtingen van Ok-it onder de Wet op het financieel toezicht (Wft) en de Burgerlijke Wetboek (BW) onderzocht. De rechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst tussen Ok-it en de gedaagde als een kredietovereenkomst moet worden gekwalificeerd. Dit houdt in dat er essentiële informatieverplichtingen zijn waaraan voldaan moet worden. De kantonrechter heeft opgemerkt dat Alektum niet voldoende heeft aangetoond dat Ok-it deze verplichtingen is nagekomen, wat kan leiden tot een gedeeltelijke vernietiging van de betalingsverplichting van de gedaagde.
De kantonrechter heeft de zaak verwezen naar een rolzitting op 9 augustus 2022, waar Alektum in de gelegenheid wordt gesteld om nadere informatie te verstrekken over de kwalificatie van de overeenkomst en de naleving van de (pre)contractuele verplichtingen. De beslissing over de verdere procedure is aangehouden, wat betekent dat de rechter nog geen definitieve uitspraak heeft gedaan over de vordering van Alektum.