In deze zaak vordert de stichting Humankind betaling van € 487,67 van gedaagde, die een overeenkomst had gesloten voor de dagopvang van zijn dochter. De overeenkomst werd door gedaagde opgezegd in oktober 2021, maar volgens de algemene voorwaarden gold er een opzegtermijn van één maand. Dit betekent dat gedaagde nog steeds verplicht was om te betalen voor de opvang in november 2021, ongeacht of de opvang daadwerkelijk is afgenomen. Gedaagde heeft de betaling voor deze maand nog niet verricht.
Humankind heeft gedaagde meerdere keren herinnerd aan de openstaande factuur en heeft betwist dat een medewerker van Humankind zou hebben gezegd dat gedaagde niet meer hoefde te betalen. De kantonrechter heeft de vordering van Humankind toegewezen, omdat de opzegging van de overeenkomst niet tijdig was en gedaagde de kosten voor de opvang in november 2021 verschuldigd bleef. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente toegewezen, en gedaagde is veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de opzegtermijnen in overeenkomsten en de gevolgen van het niet betalen van verschuldigde bedragen, zelfs als de diensten niet zijn afgenomen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde niet heeft aangetoond dat hij niet hoefde te betalen en heeft de vordering van Humankind volledig toegewezen.