ECLI:NL:RBOVE:2022:2415

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
24 augustus 2022
Zaaknummer
9796794 \ CV EXPL 22-819
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van opvangkosten na opzegging van de overeenkomst

In deze zaak vordert de stichting Humankind betaling van € 487,67 van gedaagde, die een overeenkomst had gesloten voor de dagopvang van zijn dochter. De overeenkomst werd door gedaagde opgezegd in oktober 2021, maar volgens de algemene voorwaarden gold er een opzegtermijn van één maand. Dit betekent dat gedaagde nog steeds verplicht was om te betalen voor de opvang in november 2021, ongeacht of de opvang daadwerkelijk is afgenomen. Gedaagde heeft de betaling voor deze maand nog niet verricht.

Humankind heeft gedaagde meerdere keren herinnerd aan de openstaande factuur en heeft betwist dat een medewerker van Humankind zou hebben gezegd dat gedaagde niet meer hoefde te betalen. De kantonrechter heeft de vordering van Humankind toegewezen, omdat de opzegging van de overeenkomst niet tijdig was en gedaagde de kosten voor de opvang in november 2021 verschuldigd bleef. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente toegewezen, en gedaagde is veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de opzegtermijnen in overeenkomsten en de gevolgen van het niet betalen van verschuldigde bedragen, zelfs als de diensten niet zijn afgenomen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde niet heeft aangetoond dat hij niet hoefde te betalen en heeft de vordering van Humankind volledig toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 9796794 \ CV EXPL 22-819
Vonnis van 28 juni 2022
in de zaak van
de stichting
STICHTING HUMANKIND,
gevestigd te Vught,
eisende partij, hierna te noemen Humankind,
gemachtigde: AGIN Otten,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] c.s.,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 31 maart 2022 met producties,
- de conclusie van antwoord van 12 april 2022,
- de conclusie van repliek van 3 mei 2022 met producties.
1.2.
[gedaagde] c.s. heeft hierna, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, niet meer gereageerd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 9 juli 2021 heeft [gedaagde] c.s. een overeenkomst met Humankind gesloten voor de dagopvang van zijn dochter. Op de overeenkomst zijn de Algemene voorwaarden voor Kinderopvang Dagopvang en Buitenschoolse opvang 2017 van toepassing verklaard.
2.2.
In artikel 10, lid 4, van deze algemene voorwaarden staat:
“4. Opzegging vindt plaats door middel van een aan de andere Partij gerichte gemotiveerde Schriftelijke verklaring en
a.
met inachtneming van een opzegtermijn van één maand, in geval van opzegging door de Ouder;
(…)”
2.3.
In de betalingstabel die met de overeenkomst is meegezonden, staat dat de opvang in juli 2021 € 79,38 kost en dat de opvang in de maanden augustus tot en met december 2021 € 409,96 per maand kost.
2.4.
Op 12 oktober 2021 heeft Humankind een factuur van € 409,96 naar [gedaagde] c.s. gestuurd voor de opvang in de maand november 2021.
2.5.
Op 13 december 2021 heeft Humankind per brief aan [gedaagde] c.s. bevestigd dat de overeenkomst is beëindigd. In de bijlage staat als einddatum van de overeenkomst 30 november 2021 vermeld.
2.6.
Op 24 december 2021 heeft Humankind een betalingsherinnering naar [gedaagde] c.s. gestuurd voor de factuur voor de opvang in november 2021 en op 7 januari 2022 heeft zij een ingebrekestelling gestuurd.
2.7.
Op 14 januari 2022 heeft Humankind [gedaagde] c.s. per brief gesommeerd om de factuur binnen veertien dagen na ontvangst van die brief te betalen.

3.Het geschil

3.1.
Humankind vordert betaling van een bedrag van € 487,67 (bestaande uit een bedrag van € 409,96 aan hoofdsom, € 3,31 aan wettelijke rente tot 22 maart 2022 en € 74,40 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2022. Daarnaast vordert zij dat [gedaagde] c.s. worden veroordeeld in de proceskosten.
3.2.
Humankind legt aan haar vordering ten grondslag dat zij een overeenkomst heeft gesloten met [gedaagde] c.s. voor de opvang van zijn dochter en dat [gedaagde] c.s. op grond daarvan een bedrag van € 409,96 verschuldigd is voor de opvang in de maand november 2021.
3.3.
[gedaagde] c.s. voert verweer.

4.De beoordeling

Hoofdsom

4.1.
Als uitgangspunt geldt dat uit de algemene voorwaarden van Humankind volgt dat [gedaagde] c.s. de overeenkomst kan beëindigen met een opzegtermijn van één maand. Aangezien [gedaagde] c.s. stelt dat hij de overeenkomst in oktober 2021 heeft opgezegd, moet hij de opvang voor de maand november 2021 dus nog betalen.
4.2.
De kantonrechter zal voorbij gaan aan het argument van [gedaagde] c.s. dat een medewerker van Humankind hem telefonisch zou hebben laten weten dat hij niet hoefde te betalen voor de maand november 2021. Humankind heeft dit namelijk gemotiveerd betwist en een e-mail overgelegd van 21 december 2021 waarin zij aan [gedaagde] c.s. heeft medegedeeld dat hij nog voor deze maand moet betalen. Daarnaast heeft zij een overzicht van telefoonnotities overgelegd waaruit blijkt dat partijen op 18 oktober 2021 en
7 januari 2022 telefonisch contact hebben gehad. Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit de inhoud van deze notities dat Humankind weldegelijk heeft medegedeeld dat er nog voor de maand november 2021 betaald moest worden. Alhoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [gedaagde] c.s. hier niet (meer) inhoudelijk op gereageerd, zodat de kantonrechter deze lezing van Humankind zal volgen.
4.3.
De omstandigheid dat [gedaagde] c.s. al ongeveer € 1.300,00 heeft betaald, betekent niet dat hij ook al voor de maand november 2021 heeft betaald. Uit het door Humankind overgelegde betaaloverzicht blijkt dat [gedaagde] c.s. in totaal een bedrag van (€ 899,30 + € 409,96 =) € 1.309,26 heeft betaald. Hiermee is de opvang voor de maanden juli tot en met oktober 2021 betaald (want € 79,38 + € 409,96 + € 409,96 + € 409,96 = € 1.309,26). [gedaagde] c.s. heeft het bedrag van € 409,96 voor de maand november 2021 dus nog niet betaald.
4.4.
Ook de stelling van [gedaagde] c.s. dat hij zijn dochter in totaal maar drie keer naar de opvang heeft gebracht, betekent niet dat hij niet hoeft te betalen voor de maand november 2021. Humankind heeft immers onbetwist gesteld dat zij het overeengekomen aantal uren voor de opvang van de dochter van [gedaagde] c.s. heeft gereserveerd. Daarvoor moet betaald worden, ongeacht of deze uren daadwerkelijk worden afgenomen.
4.5.
Op grond van het voorgaande concludeert de kantonrechter dat [gedaagde] c.s. € 409,96 aan Humankind moet betalen voor de opvang in de maand november 2021.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.6.
Humankind maakt aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. De door Humankind verzonden aanmaning van 14 januari 2022 die ziet op de onbetaalde factuur voor de opvang in november 2021, voldoet aan de in artikel 6:96, lid 6, van het Burgerlijk Wetboek (BW) gestelde eisen. Het gevorderde bedrag van € 74,40 aan buitengerechtelijke kosten inclusief btw komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal dan ook worden toegewezen.
Wettelijke rente
4.7.
Humankind vordert betaling van de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW. De rente is op de wet gegrond en zal worden toegewezen over de hoofdsom en de buitengerechtelijke incassokosten vanaf de datum van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling. De gevorderde rente over rente zal worden afgewezen, omdat deze rente pas verschuldigd is na verloop van een jaar.
Proceskosten
4.8.
[gedaagde] c.s. wordt in deze procedure in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten van Humankind worden begroot op:
  • dagvaarding € 134,45
  • griffierecht € 128,00
  • salaris gemachtigde € 150,00(2,0 punt x tarief € 75,00)
totaal € 412,45

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] c.s. hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 487,67 (bestaande uit een bedrag van € 409,96 aan hoofdsom, € 74,40 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 3,31 aan wettelijke rente ex artikel 6:119 BW tot 22 maart 2022) aan Humankind te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 484,36 vanaf 31 maart 2022 tot en met de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] c.s. in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van Humankind begroot op € 412,45,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Louter, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2022.
(L.B.)