ECLI:NL:RBOVE:2022:2397

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
23 augustus 2022
Zaaknummer
8558350 \ CV EXPL 20-2337
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor tekortkomingen bij de bouw van een betonnen vijver

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 9 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Preston Palace B.V. en een gedaagde partij over de bouw van een betonnen vijver. Preston Palace vorderde schadevergoeding van de gedaagde partij, die de vijver had gebouwd, omdat de vijver lekte. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst en aansprakelijk was voor de gevolgschade die Preston Palace had geleden. De schadevergoeding werd vastgesteld op € 4.450,00 exclusief btw, het bedrag dat door een deskundige was begroot voor het opnieuw coaten van de vijver. De kantonrechter wees ook een vermeerdering van eis van Preston Palace af, omdat deze in strijd was met de goede procesorde. De gedaagde partij werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 9.566,49 werden begroot. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van aannemers bij het bouwen van constructies en de noodzaak van een correcte berekening van de benodigde wapening in betonconstructies.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 8558350 \ CV EXPL 20-2337
Vonnis van 9 augustus 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PRESTON PALACE B.V.,
gevestigd te Almelo,
eisende partij, hierna te noemen Preston Palace,
gemachtigde: mr. S.J.M. Masselink
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. L.M. Goeree.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 augustus 2021, waarbij een deskundigenonderzoek is gelast;
- het op 17 februari 2022 uitgebrachte deskundigenbericht;
- de beslissing van 6 april 2022 (begroting loon deskundige);
- de conclusie na deskundigenbericht van 13 april 2022, tevens akte overlegging producties van de zijde van [gedaagde] ;
- de akte uitlaten producties tevens houdende akte vermeerdering van eis van 3 mei 2022 van de zijde van Preston Palace, waarbij producties zijn gevoegd.
1.2.
[gedaagde] heeft bij brief bezwaar gemaakt tegen het meenemen van laatstgemelde akte. Preston Palace heeft bij daar bij e-mailbericht op gereageerd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald, onder mededeling aan partijen dat daarin ook op hun debat over het al dan niet meenemen van de laatstgenomen akte zal worden beslist.

2.Inleiding

Waar deze zaak over gaat
2.1.
Deze zaak gaat over een betonnen vijver die Preston Palace door [gedaagde] heeft laten bouwen. Het beton van de wanden van de vijver vertoont scheuren. Preston Palace heeft gesteld dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door [gedaagde] en zij vordert de gevolgschade van € 9.175,00 die zij heeft geleden doordat zij na het herstel van de scheuren de wanden opnieuw heeft moeten coaten. De vraag in dit geschil is of [gedaagde] aansprakelijk is voor deze gevolgschade.
De beslissing van de kantonrechter
2.2.
In deze zaak werd al een aantal tussenvonnissen gewezen. Naar aanleiding van het laatste tussenvonnis heeft een onafhankelijk deskundigenonderzoek plaatsgehad.
In dit eindvonnis komt de kantonrechter tot het oordeel dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst met Preston Palace en dat zij aansprakelijk is voor de (gevolg-)schade die Preston Palace daardoor heeft geleden. [gedaagde] hoeft niet het door Preston Palace gevorderde bedrag te betalen, maar het door de deskundige voor het opnieuw coaten van de vijver begrote bedrag van € 4.450,00 exclusief btw. [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten.
3. Beoordeling
Het bezwaar tegen het meenemen van de akte van 3 mei 2022
De kantonrechter zal allereerst de bezwaren van [gedaagde] tegen het meenemen van de laatstgenomen akte van Preston Palace beoordelen. Die bezwaren treffen naar het oordeel van de kantonrechter grotendeels doel. De kantonrechter motiveert dit als volgt.
De vermeerdering van eis
3.1.
De van de akte deel uitmakende vermeerdering van eis komt in strijd met de goede procesorde en wordt om die reden niet toegelaten. Preston Palace heeft haar eis vermeerderd vanwege het ontstaan van nieuwe scheuren in het beton. Gelet op het deskundigenbericht, waarin geconcludeerd wordt dat de oorzaak van de scheuren in de constructie van de vijver ligt, stelt Preston Palace reden te hebben om te veronderstellen dat er in de toekomst meer schade zal ontstaan. Preston Palace heeft echter op de rol van 12 april 2022 de gelegenheid gehad om een akte na deskundigenbericht te nemen heeft die gelegenheid laten passeren. Het ontstaan van nieuwe scheuren was op dat moment al bekend bij Preston Palace, zoals zij zelf aangeeft in haar akte: zij stelt de nieuwe scheuren al in januari 2021 te hebben geconstateerd. Desondanks heeft Preston Palace pas op 3 mei 2022, ruim een jaar nadat zij bekend raakte met de nieuwe scheuren, haar vermeerdering van eis ingediend. Bovendien deed Preston Palace dat op het moment dat zij door de kantonrechter in de gelegenheid was gesteld om – enkel nog – te reageren op de twee nieuwe producties van de zijde van [gedaagde] . Het nemen van een akte vermeerdering van eis in dit stadium van de procedure, leidt naar het oordeel van de kantonrechter dan ook tot onredelijke vertraging van het geding.
Daarnaast geldt dat de nieuwe informatie niet is meegenomen in de vragen voor de deskundige, dan wel in het deskundigenrapport zelf. Het staat niet zonder meer vast dat de informatie in het deskundigenbericht ook van toepassing is op de scheuren die nu zijn ontstaan en zeker niet of deze informatie ook van toepassing is op scheuren die nog zullen ontstaan. De kantonrechter zal de vermeerdering van eis bij de verdere beoordeling van dit geschil dan ook buiten beschouwing laten en de vordering beoordelen zoals deze in de dagvaarding is omschreven.
De reactie op producties 11 en 12
3.2.
Met betrekking tot de in de bewuste akte opgenomen reactie van Preston Palace op de producties 11 en 12 van [gedaagde] geldt het volgende.
Productie 11 van [gedaagde] bevat een brief van [gedaagde] aan de deskundige van 10 februari 2022. Deze brief maakt onderdeel uit van de correspondentie met partijen met de deskundige naar aanleiding van zijn conceptrapport. Nu de deskundige de reacties van partijen in zijn eindrapport heeft verwerkt en [gedaagde] niet stelt dat de deskundige heeft verzuimd haar standpunt mee te wegen of haar standpunt niet goed heeft begrepen, valt niet in te zien dat aan deze brief, los van het deskundigenbericht nog betekenis toekomt. Zowel de productie als de in randnummers 1 tot en met 9 van de gewraakte akte opgenomen reactie, die naar het oordeel van de kantonrechter te dicht in de buurt van het alsnog (tardief) nemen van een conclusie na deskundigenbericht komt, blijven hierna bij de beoordeling buiten beschouwing.
Productie 12 van [gedaagde] betreft een e-mail van Preston Palace aan [gedaagde] van 26 oktober 2017, waaruit volgens [gedaagde] blijkt dat Preston Palace zelf voor de tekeningen van de vijver heeft gezorgd. Preston Palace mocht daarop reageren en dat heeft zij in randnummer 10 van de gewraakte akte gedaan. In zoverre zal de akte dan ook worden meegenomen in de beoordeling.
De nadere producties
3.3.
De aan de gewraakte akte gehechte producties 16 tot en met 22 worden buiten beschouwing gelaten, aangezien Preston Palace nog enkel in de gelegenheid was gesteld om te reageren op de producties van [gedaagde] . Ook op dit punt geldt dat het meenemen van deze stukken in dit stadium in strijd komt met de goede procesorde, temeer nu Preston Palace de gelegenheid om naar aanleiding van het deskundigenbericht nog een akte te nemen ongebruikt voorbij heeft laten gaan. Dat de bewuste stukken nieuw zijn en niet op een eerder moment naar voren hadden kunnen worden gebracht, is niet gesteld en evenmin gebleken.
Conclusie met betrekking tot het bezwaar tegen de akte van 3 mei 2022
3.4.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat van de bewuste akte enkel de reactie op productie 12, neergelegd bij randnummer 10, zal worden meegenomen in de beoordeling en dat de kantonrechter de akte voor het overige terzijde legt
De verdere beoordeling
Oorzaak van de scheurvorming
3.5.
Bij tussenvonnis van 24 augustus 2021 heeft de kantonrechter de heer M. de Jonker, verbonden aan SGS Intron B.V. in Culemborg tot deskundige benoemd ter beantwoording van de volgende vragen:
Waardoor is volgens u de scheurvorming in de betonconstructie van de vijver veroorzaakt?
Indien en voor zover sprake is van meerderde oorzaken, in welke mate hebben die oorzaken dan bijgedragen tot de scheurvorming?
In hoeverre is – gelet op de oorzaak/oorzaken van de lekkage – de (blauwe) coating te vroeg aangebracht? En indien de coating te vroeg is aangebracht, wat is dan het advies ten aanzien van de wachttijd voor het aanbrengen van de coating na het storten van de vijver?
Is de vijver als gevolg van de lekkage geheel of gedeeltelijk gecoat? En indien sprake is van gehele coating in hoeverre was dit dan noodzakelijk als gevolg van de lekkage? Had ook kunnen worden volstaan met pleksgewijze coating of was er dan sprake geweest van kleurverschil in de coating?
Welke kosten zijn gemoeid met de gedeeltelijke dan wel gehele coating van de vijver?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de kantonrechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
3.6.
De deskundige heeft de vragen als volgt beantwoord:
“3.1. Vraag 1
Waardoor is volgens u de scheurvorming in de betonconstructie van de vijver veroorzaakt?
De min of meer verticale scheuren in de wanden van de vijver zijn het kenmerkende beeld van de gevolgen van verhardings-, drogings- en/of thermische krimp, in combinatie met het verhinderen van deze vormverandering(en):
  • Een betonspecie wordt met water aangemaakt. Bij het verharden van het beton wordt een deel van dit water chemisch gebonden (verhardings- of chemische krimp); het andere deel wordt in de poriën van het beton opgeslagen. Wanneer in de loop der tijd dit water kan uittreden, zal het verharde beton verder krimpen: de (uit-)drogingskrimp.
  • Beton dat in de buitenlucht is geëxposeerd wordt door wisselende temperaturen belast, zoals zonnestralen in de zomer en vorst in de winter. Als gevolg van deze thermische invloeden zet het beton uit (bij opwarmen), respectievelijk krimpt het beton (bij afkoelen): thermische krimp.
  • Door de aanwezigheid van een laag water in de vijver en door het gecoate vloeroppervlak droogt deze vloer niet of nauwelijks uit; ook is de temperatuurgradiënt in de vloer hierdoor over een jaar beschouwd relatief klein. De wandoppervlakken (die niet in het water staan) en direct door de weersomstandigheden worden belast, zullen dan ook meer uitzetten en meer krimpen dan de vloeren. Deze thermische vormveranderingen van de wanden worden (ter hoogte van de vloer) verhinderd door de starre verbinding tussen wand en vloer. Door het verhinderen van deze vormverandering ontstaan spanningen in de betonnen wanden. Wanneer het beton krimpt (door daling van de temperatuur) en de hierdoor optredende spanningen in de wanden groter worden dan de treksterkte van het beton, dan ontstaan er scheuren in de wanden. Een scheur kan aan de bovenzijde van de wanden ontstaan en min of meer verticaal naar beneden “doorgroeien”. Als de temperatuur weer toeneemt, zet het beton weer uit en worden de scheuren weer (enigszins) dichtgedrukt.
De wanden zijn relatief kort na het storten van het beton afgewerkt met deze coating. Deze oppervlaktebehandeling heeft een voor- en een nadeel in relatie tot de kans op het ontstaan van scheuren:
  • Door het afsluiten van het betonoppervlak met een coating wordt de snelheid van drogen van het beton van de wanden vertraagd en daarmee wordt de kans op drogingskrimp kleiner.
  • Wanneer het oorspronkelijke grijze betonoppervlak wordt voorzien van een donker kleurige coating dan neemt de temperatuurgradiënt in het beton over een cyclus van een jaar toe; het beton zal hierdoor meer uitzetten, maar de invloed op de kans op het ontstaan scheuren (bij krimp) is beperkt.
Met deze materiaaltechnische wetmatigheden als uitgangspunt, moet de kans op het ontstaan van scheuren worden beheerst door een goed ontwerp van de betonnen bouwdelen. Beton is goed in staat om drukspanningen, zoals veroorzaakt door het uitzetten bij opwarming, op te nemen. Trekspanningen (zoals optreedt bij krimp) kunnen minder goed door beton worden opgenomen. Om deze reden wordt in betonconstructies wapeningsstaal verwerkt, dat een veel grotere treksterkte heeft.
Gerelateerd aan de te verwachten spanningen in een betonnen bouwdeel moet een wapeningsconfiguratie (de grootte van de diameter van de wapeningsstaven en de onderlinge afstanden) worden ontworpen, waarbij de optredende scheurwijdte bij krimp wordt beperkt en wordt voldaan aan de eisen aan de maximale scheurwijdte zoals vastgelegd in de betonvoorschriften. Wanneer een betonnen vijver wordt ontworpen die waterdicht moet zijn (en blijven) dan moeten aanvullende (zwaardere) eisen worden gehanteerd.
Uit de berekening van IJsseldijk Bouwadvies leid ik af dat voornamelijk is gerekend aan de hand van de benodigde sterkte van de betonnen wanden en de maximaal toegestane scheurwijdte bij de gehanteerde milieuklasse XD2/XD3.
Voor de berekening van de hoofdwapening in de wanden is vermeld “scheurvorming volgens art. 7.3.3.”. Dit artikel in NEN-EN 1992-1-1:2011 (nl) behandelt het onderwerp “Scheurbeheersing zonder directe berekening”, waarbij wordt uitgegaan van een voorgeschreven wapeningsdiameter en een maximaal toegestane staafafstand. Deze basisberekening is niet toereikend, wanneer in een buitenexpositie een waterdichte vijver moet worden gerealiseerd. Aanvullende berekeningen om het ontstaan van scheuren in deze specifieke toepassing te voorkomen zijn niet aangetroffen. Wanneer geen extra scheurwijdte beperkende wapening is aangebracht, is de kans op het ontstaan van relatief wijde en over de gehele dikte van de wanden doorgaande (en dus watervoerende) scheuren relatief groot, wat bij een met water gevulde bak lekkage tot gevolg heeft.
Aanvullend op de bovenstaande beschouwingen merkt ik het volgende op:
  • Door het aanbrengen van een donkerblauwe coating op de wanden van de vijver neemt de teperatuurgradiënt in het beton bij een buitenexpositie toe. Vooral het verschil tussen het deel van de wand boven en onder het waterniveau wordt groter. Dit zorgt in de zomerperiode voor meer drukspanning in de bovenzijde van de wand en trekspanning in het deel van de wand onder het waterniveau (of afgedekt door grond). Dit onderste deel van de wand komt dan meer onder trekspanning te staan, met een grotere kans op het ontstaan van scheuren.
  • De drukspanning aan de bovenzijde van de wand heeft als voordeel dat reeds aanwezige scheuren (enigszins) worden dichtgedrukt. De opgebouwde drukspanning neemt in de tijd door relaxatie (kruip) af. Wanneer daarna de buitentemperatuur snel daalt, dan komt het deel van de wand dat boven het water en de grond uitsteekt onder trekspanning te staan, waardoor het bovenste deel van de wand kan gaan scheuren. Met name in de lange wand 3, die door de aansluitende wanden wordt verhinderd te vervormen, nemen de trekspanningen toe, hetgeen de aanwezigheid van meerdere scheuren verklaart. De donkere kleur van de coating heeft hier weinig invloed op, omdat bij koudere buitentemperaturen ook het effect van zoninstraling minder krachtig is.
  • Ook de kwaliteit van de uitvoering heeft invloed op de kans op het ontstaan van scheuren. Is de wapening aangebracht zoals ontworpen? Voldoet de geleverde betonkwaliteit aan de ontwerpeisen? Is de constructie goed bekist en is het beton goed verdicht? Over deze uitvoeringsaspecten is in het projectdossier geen informatie aangetroffen en zijn bij de schouwing op locatie geen bijzonderheden vastgesteld. Alleen nader (destructief) materiaalonderzoek zou hierover gedetailleerde informatie kunnen opleveren.
Het geheel overziende zijn naar mijn oordeel de scheuren in de betonconstructie van de vijver in hoofdzaak veroorzaakt doordat de wapeningconfiguratie (zonder directe berekening) in de betonnen wanden niet in staat is om de optredende thermische krimpspanningen op te vangen. Hierbij spelen onder andere de verhinderde vervorming (die te verwachten is bij een wand-vloeraansluiting en de rondgaande plattegrond van de wanden), de expositie in de buitenlucht en (in geringe mate) een verhoogde temperatuurgradiënt door het afwerken met een donkere kleur coating, een rol. Wijde scheuren in de wanden van een vijverbak die waterdicht hoort te zijn hebben lekkages tot gevolg.
3.2.
Vraag 2
Indien en voor zover er sprake is van meerdere oorzaken, in welke mate hebben die oorzaken dan bijgedragen tot de scheurvorming?
De verschillende vormen van krimp van nieuw vervaardigd beton zijn min of meer vaststaande vaste materiaalkenmerken, die ten tijde van het ontwerp en de uitvoering bekend waren of in ieder geval bekend behoorden te zijn. [gedaagde] heeft aangegeven voor de wanden “schoonwerk” te leveren, dat volgens aanvullende informatie “geschikt is voor het aanbrengen van een coating”. De invloeden van het aanbrengen van een coating op het beton mag algemeen bekend worden verondersteld.
Daarmee ben ik, op basis van de beschikbare informatie, van oordeel dat de belangrijkste oorzaak van de scheuren is te herleiden naar een onvoldoende uitgewerkt ontwerp van de wapeningsconfiguratie. Bij dit ontwerp kunnen de optredende materiaalspanningen in het beton niet in voldoende mate door het wapeningsstaal worden opgenomen, met scheuren als gevolg.
3.3.
Vraag 3
In hoeverre is – gelet op de oorzaak/oorzaken van de lekkage – de (blauwe) coating te vroeg aangebracht? En indien de coating te vroeg is aangebracht, wat is dan het advies ten aanzien van de wachttijd voor het aanbrengen van de coating na het storten van de vijver?
Ik onderschrijf de opmerking van [gedaagde] dat “het juiste moment waarop de coating kan worden aangebracht wordt bepaald door het coatingbedrijf, met name aan de hand van metingen naar het vochtgehalte van de ondergrond (droging)”.
Het grootste risico bij het te vroeg aanbrengen van een coating (dus op een te natte ondergrond) is het onthechten van de afwerklaag van het betonoppervlak. Van het onthechten wordt in het procesdossier geen melding gemaakt en dit schadebeeld is bij het onderzoek op locatie ook niet aangetroffen. Ook aan de randen van de scheuren is geen onthechting van de coating vastgesteld.
Hieruit leidt ik af dat de coating dus niet te vroeg is aangebracht; het vroegtijdig aanbrengen van een coating verkleint bovendien de kans op snelle droging van het beton en de als gevolg hiervan optredende krimp.
Op basis van deze overwegingen acht ik de kans dat het vroegtijdig aanbrengen van de coating een oorzakelijk verband heeft met het ontstaan van de scheuren nihil.
Naar aanleiding van vragen op mijn conceptrapport merk ik nog het volgende op:
  • De coating is in april aangebracht. De verhardings- / chemische krimp vindt plaats in de eerste veertien dagen na het storten van het beton. Aannemelijk is dat deze vorm van krimp op het moment van aanbrengen van de coating al heeft plaatsgevonden. Het aanbrengen van de coating heeft als (positief) effect dat de kans op drogingskrimp wordt verkleind. Resteert de krimp als gevolg van thermische belastingen. Aannemelijk is dat in de maanden na het aanbrengen de omgevingstemperaturen voornamelijk hoger zijn geweest. Hogere temperaturen betekent dat het beton wil uitzetten. Bij het verhinderen van deze vervorming ontstaan drukspanningen, zodat het ontstaan van scheuren in de zomermaanden niet is te verwachten.
  • Omdat niet eenduidig vast staat op welke dag met het aanbrengen van de coating is begonnen, kan ook niet objectief worden vastgesteld of het beton op dat moment al de beoogde sterkteklasse had bereikt. In de betonvoorschriften wordt hiervoor uitgegaan van een periode van 28 dagen na het storten van het beton. Wel lijkt aannemelijk dat de verhardings- / chemische krimp op het moment van aanbrengen van de coating al had plaatsgevonden. De constatering dat ook ná het repareren van scheuren in het beton (ongeveer een jaar na de betonstort) nog nieuwe scheuren ontstaan wijst erop dat deze scheuren voornamelijk het gevolg zijn van thermische vormveranderingen (krimp).
3.4.
Vraag 4
Is de vijver als gevolg van de lekkage geheel of gedeeltelijk gecoat? En indien sprake is van gehele coating in hoeverre was dit dan noodzakelijk als gevolg van de lekkage? Had ook kunnen worden volstaan met pleksgewijze coating of was er dan sprake geweest van kleurverschil in de coating?
Door Preston Palace en door [gedaagde] is aangegeven dat de vijver in april 2018 geheel (vloer en wanden) is gecoat en dat in juli 2019 alleen de wanden (geheel) opnieuw van een coating zijn voorzien.
Voorafgaande aan deze werkzaamheden in juli 2019 zijn de scheuren in de wanden geïnjecteerd en aan de boven- en waterzijde voorzien van een afdichtingsband op het betonoppervlak. Wanneer de op deze wijze afgedichte scheuren alleen pleksgewijs waren voorzien van een nieuwe coating, dan hadden deze herstelde plekken zich nadrukkelijk afgetekend in de wandoppervlakken door dan onvermijdelijke kleurverschillen.
3.5.
Vraag 5
Welke kosten zijn gemoeid met de gedeeltelijke dan wel gehele coating van de vijver?
Bij het beantwoorden van deze vraag ben ik uitgegaan van:
 het geheel coaten van de buiten-, boven-, en waterzijde van de wanden;
 het schuren van deze te behandelen oppervlakken en aanbrengen van twee lagen coating (waaraan geen elastische en scheuroverbruggende eigenschappen worden gesteld).
De hieraan verbonden kosten zijn geraamd op 178 m2 (bijlage 2) á € 25,00 = € 4.450,00, exclusief btw (prijspeil 2019, indexering anno 2022 plus ca. 10-15%).
Daarnaast moet rekening worden gehouden met de kosten verbonden aan het:
 zonodig (afhankelijk van het jaargetijde) treffen van voorzieningen om de coatingswerkzaamheden onder gunstige omstandigheden te kunnen uitvoeren;
 waterdicht maken van de scheuren (uitvoeringsklasse I-2w volgens CUR-Aanbeveling 119), zodanig dat de thermische vormveranderingen duurzaam kunnen worden opgenomen
 buiten bedrijf stellen/zijn van de vijver gedurende de werkzaamheden.
3.6.
Vraag 6
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de kantonrechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
Ik acht de volgende punten van belang bij een verdere beoordeling door de kantonrechter:
 Namens [gedaagde] is door IJsseldijk Bouwadvies in juli 2018 vastgesteld dat de scheuren zijn veroorzaakt door “verhinderde uitdrogings- en/of thermische krimp”; het is opmerkelijk dat deze voorzienbare oorzaak van de scheuren niet is betrokken bij de ontwerpberekening van IJsseldijk Bouwadvies.
 Het aanbrengen van een coating kan op basis van materiaaltechnische gegevens nimmer tot doel hebben om het ontstaan van scheuren in beton te voorkomen. De in het materiaal beton optredende spanningen kunnen alleen door het aanbrengen van voldoende wapeningsstaal worden opgenomen. Bij een ontoereikende wapeningsconfiguratie scheurt het beton. Dit is ook de verklaring voor het ontstaan van nieuwe scheuren in het beton. Dit is ook de verklaring voor het ontstaan van nieuwe scheuren in het beton, na het uitvoeren van de herstelwerkzaamheden maart 2019.
 Scheuren in het beton kunnen aan het oppervlak worden gemaskeerd door het aanbrengen van een coating (esthetische functie). Wanneer een coating aanwezig is op het moment dat het beton scheurt, zet deze scheur zich door in de coating. Wanneer een scheur in het beton aanwezig is en de scheurwijdte in de tijd varieert door bijvoorbeeld thermische vormveranderingen (temperatuurswisselingen) kan een scheur alleen duurzaam aan het zicht worden onttrokken met een speciaal type coatingsysteem, zoals ook na constatering van de scheuren is geadviseerd door IJsseldijk Boudwadvies “een flexibele coating aan te brengen om de optredende spanningen op te vangen”.
 Om een waterdichte vijver te verkrijgen moeten de scheuren worden gedicht. Bestaande technieken hiervoor zijn het injecteren van de scheuren met een geschikte injectiehars (zie antwoord op vraag 5) en/of het aanbrengen van een elastisch afdichtingsband aan het betonoppervlak. De vaststelling dat het in maart 2019 uitgevoerde herstelwerk geen duurzaam resultaat heeft opgeleverd toont aan dat de elastische eigenschappen van de toegepaste materialen en de grootte van de in het beton optredende vormveranderingen onvoldoende op elkaar zijn afgestemd.
 Wanneer langdurig water uit de vijver door de scheuren treedt, hierbij kalk uit het beton meeneemt en aan het oppervalk afzet, is het ontstaan van corrosie van de wapeningsstaven die de scheuren doorkruizen niet uit te sluiten. Hierdoor is het zichtbaar worden van de betonschade (corrosie van het wapeningsstaal en als gevolg daarvan het afdrukken van de betondekking) binnen een periode van 5 á 10 jaar te verwachten. Hierdoor worden de onderhoudskosten hoger en wordt de technische levensduur van de betonconstructie verkort.”
Toerekenbaarheid
3.7.
Uit deze beantwoording komt naar het oordeel van de kantonrechter duidelijk naar voren dat er naar deskundig oordeel sprake is van een ontoereikende wapeningsconfiguratie en dat dit een voorzienbare oorzaak van de scheuren was, die ten onrechte niet bij de ontwerpberekening is betrokken.
3.8.
Daarnaast volgt uit de beantwoording dat de invloed van de door Preston Palace aangebrachte coating op de scheurvorming te verwaarlozen, zo niet nihil is.
Het vroegtijdig aanbrengen van de coating, zo daar al sprake van is geweest, heeft het scheuringsproces volgens de deskundige niet beïnvloed.
In haar conclusie na deskundigenbericht komt [gedaagde] op tegen het deskundig oordeel dat de afwerking met een donkere kleur coating slechts in geringe mate een rol speelt. Zij stelt dat daar bij de constructie-berekening geen rekening mee is gehouden, vraagt zich af in hoeverre de scheuren zich ook zouden hebben gemanifesteerd als er geen blauwe coating zou zijn aangebracht en stelt dat de deskundige dit in het midden laat.
Dit commentaar treft naar het oordeel van de kantonrechter geen doel. Ten eerste niet omdat de deskundige dit commentaar van [gedaagde] in zijn eindrapport heeft meegenomen en daarin uitlegt waarom de aangebrachte coating naast de aanwezigheid van een ontoereikende wapeningsconfiguratie geen rol van betekenis speelt. Waar het volgens de deskundige om gaat is dat de wapeningsconfiguratie in de betonnen wanden niet in staat is om de (door verschillende oorzaken) optredende thermische krimpspanningen op te vangen.
Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] zich niet achter het door haar gestelde gebrek aan wetenschap van de donkere kleur van de coating kan verschuilen. Tussen partijen is niet in geschil dat het van aanvang af de bedoeling was dat de vijver van een gekleurde coating zou worden voorzien en gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] ten aanzien van de donkerte van die kleur een voorbehoud heeft gemaakt. Voor zover er toch nog sprake zou kunnen zijn van enige invloed door het gebruiken van een donkerblauwe coating moet dat daarom, mede gelet op de bij [gedaagde] op dit punt te verwachten expertise, tot haar risicosfeer worden gerekend.
3.9.
De kantonrechter neemt de beoordeling van de deskundige over en maakt die tot de hare. Daarmee staat vast dat de oorzaak van de scheuringen in de vijver moet worden gevonden in een onjuiste berekening met betrekking tot het toe te passen bewapeningsstaal.
Bouwbedrijf [gedaagde] stelt dat de miscalculatie aan Preston Palace zelf te wijten is, aangezien zij bij haar offerte-verzoek zelf de uitgangspunten en tekeningen heeft aangeleverd. Bovendien is het ontwerp specifiek afgestemd met Tekening Bouwburo Preston Palace. Preston Palace heeft in haar e-mail van 26 oktober 2017 aangegeven dat haar voorkeur uitging naar de constructie van [gedaagde] en zij heeft die constructie, waarin de hoeveelheid wapeningsstaal duidelijk is benoemd, gecontroleerd, aldus [gedaagde] .
Preston Palace heeft aangevoerd dat zij niet over de berekening gaat. De verantwoordelijkheid van de berekening ligt volledig bij [gedaagde] als opdrachtnemer. [gedaagde] heeft IJsseldijk Bouwbedrijf (hierna: IJsseldijk) ingeschakeld. IJsseldijk heeft de berekeningen gemaakt. Dat staat los van het aanleveren van haar ontwerpschets, aldus Preston Palace.
3.10.
De kantonrechter overweegt dat tussen partijen vast staat dat Preston Palace tekeningen heeft aangeleverd en bij haar verzoek om een offerte uitgangspunten heeft genoemd over de wapening van het beton. Ook staat vast dat IJsseldijk in opdracht van [gedaagde] de berekeningen heeft gemaakt. [gedaagde] stelt immers in haar conclusie van antwoord: “ [gedaagde] heeft de berekening van het beton uitbesteed aan IJsseldijk.”
[gedaagde] heeft gesteld dat de berekening is gebaseerd op het ontwerp van Preston Palace en dat er sprake is van een ontwerpfout aan de zijde van Preston Palace. Naar het oordeel van de kantonrechter is het echter aan [gedaagde] en de door haar ingeschakelde firma IJsseldijk om een correcte berekening te maken. De deskundige heeft in zijn rapport vermeld dat de basisberekening die IJsseldijk heeft gemaakt niet toereikend is wanneer in een buitenexpositie een waterdichte vijver moet worden gerealiseerd. De kantonrechter is van oordeel dat het maken van berekeningen ligt in de expertisesfeer van de aannemer, en, in dit geval zeker in de expertisesfeer van constructeur IJsseldijk. Van belang is ook dat IJsseldijk door [gedaagde] is ingeschakeld en dat Preston Palace heeft benadrukt dat IJsseldijk voor de berekening moest zorgen. [gedaagde] heeft niet gesteld dat het tekenbureau van Preston Palace de juiste expertise had om de wapening van beton te berekenen. Dat de berekening zou zijn gebaseerd op een fout ontwerp, betekent dan ook niet dat het niet aan [gedaagde] toe te rekenen zou zijn dat de berekeningen niet goed zijn. Het is aan de aannemer en de constructeur om een correcte berekening te maken voor een vijver die buiten gelegen is en waterdicht moet zijn. Preston Palace mocht erop rekenen dat [gedaagde] en/of IJsseldijk juiste berekeningen zou maken en zou waarschuwen als haar tekeningen zouden leiden tot constructieve gevaren of gebreken. De tekortkomingen zijn daarom toe te rekenen aan de berekeningen van IJsseldijk. Nu vaststaat dat IJsseldijk als hulppersoon van [gedaagde] handelde, is de tekortkoming toe te rekenen aan [gedaagde] .
3.11.
Het beroep van [gedaagde] op het e-mail bericht van Preston Palace van 26 oktober 2017 (de hiervoor bij 3.2. bedoelde productie 12) kan haar niet baten. [gedaagde] stelt dat daaruit blijkt dat (het tekenbureau van) Preston Palace de constructie eigenhandig heeft gecontroleerd. [gedaagde] doelt daarbij in het bijzonder op de zinsnede: “Bouwkundig gaat onze voorkeur uit naar uw constructie de enige dissonant is uw prijs”. Dit is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende om de conclusie dat Preston Palace het ontwerp van [gedaagde] heeft getoetst en gecontroleerd te schragen. De conclusie dat zonder eigen controle werd vertrouwd op de door [gedaagde] voorgestelde constructie is net zo pleitbaar: het bericht concentreert zich immers op de “verdere afhandeling qua prijs”.
3.12.
[gedaagde] heeft verder gesteld dat de tekortkoming niet aan haar kan worden toegerekend, omdat zij op grond van artikel 15 van de Algemene Voorwaarden voor Aanneming van werk 2013 (AVA) het werk van Preston Palace niet over hoefde te doen. In artikel 15 is het volgende vermeld:
“ 1. De opdrachtgever draagt de verantwoordelijkheid voor de juistheid van de door of namens hem verstrekte gegevens.
(…)
4. De opdrachtgever draagt de verantwoordelijkheid voor de door of namens hem voorgeschreven constructies en werkwijzen, daaronder begrepen de invloed, die daarop door de bodemgesteldheid wordt uitgeoefend, alsmede voor de door of namens hem gegeven orders en aanwijzingen.”
[gedaagde] beroept zich in dit verband ook op de toelichting bij de AVA, waarin is vermeld dat de aannemer het werk van de architect of constructeur niet over hoeft te doen.
Tussen partijen is niet in geschil dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomst. De kantonrechter is van oordeel dat deze bepalingen [gedaagde] in dit geval niet kunnen vrijwaren van aansprakelijkheid. Dat Preston Palace bij haar offerte-aanvraag een ontwerp heeft gevoegd en uitgangspunten voor de constructie heeft aangeleverd, maakt op zichzelf nog niet dat [gedaagde] daar blind op kon varen. Dat klemt temeer nu [gedaagde] naar aanleiding van de door Preston Palace aangeleverde schetsen klaarblijkelijk zelf ook nadere ontwerpberekeningen noodzakelijk achtte. In die zin is het uiteindelijke ontwerp niet door Preston Palace, maar door IJsseldijk aangeleverd. Het voert in dit geval te ver om het wensenpakket van Preston Palace als door de opdrachtgever voorgeschreven constructies, orders of aanwijzingen in bovenbedoelde zin te kwalificeren.
Daarnaast geldt ten aanzien van de door [gedaagde] in stelling gebrachte toelichting op de AVA dat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien dat Preston Palace die toelichting kende of had moeten kennen.
De gevorderde schadepost; causaal verband ?
3.13.
Nu vaststaat dat [gedaagde] voor de scheurvorming verantwoordelijk kan worden gehouden, is de vraag aan de orde of er causaal verband bestaat tussen die tekortkoming en de door Preston Palace in dit geding gevorderde schade.
Hoewel het deskundigenbericht ruimte biedt voor de veronderstelling dat Preston Palace verdere (gevolg)schade lijdt, zal de kantonrechter zich, zoals hiervoor al is overwogen, in dit geding beperken tot de beoordeling van in de dagvaarding gepresenteerde schadepost. Dat Preston Palace zich inmiddels het recht wil voorbehouden om te zijner tijd verdere schade te vorderen is duidelijk, haar dagvaarding in deze betreft echter enkel de schade die zij heeft geleden doordat zij de wanden van de vijver opnieuw heeft moeten laten coaten.
Deze schadepost houdt naar het oordeel van de kantonrechter voldoende oorzakelijk verband met de scheurvorming, nu (ook) de deskundige (in zijn antwoord op vraag 4) aangeeft dat de wanden na het repareren/injecteren van de toen bestaande scheuren volledig opnieuw moesten worden gecoat om kleurverschillen te voorkomen. Aldus is er sprake van voldoende causaal verband tussen deze kostenpost en de scheurvorming.
In het tussenvonnis van 5 januari 2021 is reeds overwogen dat Preston Palace [gedaagde] niet meer in gebreke hoefde te stellen, omdat [gedaagde] de kans heeft gekregen om de schade te herstellen, maar dat zij heeft aangegeven de kosten van het opnieuw coaten niet te zullen betalen.
De conclusie is dat [gedaagde] met succes kan worden aangesproken om deze schadecomponent te vergoeden.
De gevorderde schadepost; hoogte van het te vergoeden bedrag
3.14.
[gedaagde] verzet zich tegen de hoogte van de schadepost.
Zij stelt allereerst dat zij op grond van artikel 16.1 en 16.3 van de AVA niet gehouden is om de volledige schade die Preston Palace lijdt te vergoeden.
In artikel 16.1 en 16.3 van de AVA is het volgende vermeld:
“16.1 Ontwerpaansprakelijkheid
In geval van tekortkomingen in het ontwerp, is de aannemer hiervoor slechts aansprakelijk voor zover deze tekortkomingen hem kunnen worden toegerekend.
De aansprakelijkheid van de aannemer op grond van het vorige lid is beperkt tot het voor het verrichten van de ontwerpwerkzaamheden overeengekomen bedrag. Indien geen bedrag is overeengekomen, is de aansprakelijkheid van de aannemer beperkt tot 10% van de aanneemsom.
16.3
Aansprakelijkheid na oplevering
1. Na de dag waarop het werk als opgeleverd geldt, is de aannemer niet meer aansprakelijk voor tekortkomingen aan het werk.
2. Het in het eerste lid bepaalde lijdt uitzondering indien sprake is van een gebrek:
a. (…)
b. dat na afloop van de onderhoudstermijn aan de dag is getreden, dat redelijkerwijs niet bij oplevering door de opdrachtgever onderkend had kunnen worden en waarvan de opdrachtgever aannemelijk maakt dat het gebrek met grote mate van waarschijnlijkheid moeten worden toegeschreven aan een omstandigheid, die aan de aannemer kan worden toegerekend.”
3.15.
De kantonrechter is van oordeel dat de beperking van de aansprakelijkheid van [gedaagde] in artikel 16.1 lid 2 hier geen effect sorteert. Voor beperking van de aansprakelijkheid tot het voor de ontwerpwerkzaamheden overeengekomen bedrag geldt dat niet is gebleken dat er specifiek voor de ontwerpwerkzaamheden een bedrag van € 300,00 is overeengekomen. Voor de beperking van de aansprakelijkheid tot een bedrag van 10% van de aanneemsom geldt het volgende. Naar het oordeel van de kantonrechter is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar als [gedaagde] haar aansprakelijkheid in dit geval op deze manier zou kunnen uitsluiten. Daartoe overweegt de kantonrechter dat de vijver door de fout in de van [gedaagde] afkomstige berekeningen gebrekkig is op een wijze die aan het gebruik als vijver in de weg saat. Daarnaast is van belang dat [gedaagde] , althans IJsseldijk, niet alleen heeft gezorgd voor de berekeningen en het ontwerp van de wanden, maar ook de wanden heeft gestort. Bij het storten van de wanden heeft [gedaagde] het ontwerp niet gecorrigeerd. Tot slot geldt dat over de toepassing van de AVA en de afzonderlijke bedingen daarin niet door partijen is onderhandeld. Een beding dat de aansprakelijkheid van [gedaagde] voor 90% uitsluit, kan naar het oordeel van de kantonrechter onder deze omstandigheden redelijkerwijs geen toepassing vinden.
Met betrekking tot artikel 16.3 heeft [gedaagde] betoogd dat de uitzondering van artikel 16.3 lid 2 onder b niet van toepassing is, omdat de scheuren haar niet zijn toe te rekenen. Nu hiervoor is geoordeeld dat dat juist wel het geval is, is de uitzondering van lid 2 onder b dus van toepassing en geldt de uitsluiting van aansprakelijkheid zoals vermeld in lid 1 niet.
3.16.
Daarnaast trekt [gedaagde] de hoogte van het gestelde schadedrag in twijfel. Preston Palace vordert vergoeding van haar betaling van een factuur van [A] B.V. ter hoogte van € 9.175,00 exclusief btw. [gedaagde] betwist dat het coaten voor dat bedrag is uitgevoerd. Zij voert daarbij terecht aan dat de factuur niet aangeeft welke werkzaamheden hebben plaatsgevonden. De factuur vermeldt immers alleen “conform offerte”. Wat die offerte inhield, is niet helder. Gelet op dit door [gedaagde] bij antwoord al gevoerde verweer had het op de weg van Preston Palace gelegen om hier meer duidelijkheid te scheppen, bijvoorbeeld door de offerte in het geding te brengen. Dat Preston Palace daadwerkelijk een nieuwe coating heeft laten aanbrengen is echter duidelijk. De kantonrechter zal voor de begroting van de schade aansluiting zoeken bij het rapport van de deskundige, aan wie op dit punt een concrete vraag werd voorgelegd.
De deskundige raamt de met het volledig opnieuw elastisch coaten van de wanden van de vijver gemoeide kosten op € 4.450,00 (exclusief btw). De deskundige vermeldt wel dat er nog bijkomende kosten kunnen zijn, zoals het conform CUR-Aanbeveling 119 waterdicht maken van scheuren, het treffen van voorzieningen om de coatingwerkzaamheden onder gunstige omstandigheden te kunnen uitvoeren en het tijdelijk buiten bedrijf stellen van de vijver. Daarop is door partijen niet gereageerd. Of die bijkomende kosten ook daadwerkelijk zijn gemaakt, is ongewis; zoals hiervoor is overwogen heeft Preston Palace de gemaakte kosten en de uitgevoerde werkzaamheden niet specifiek toegelicht. Die onvolkomenheid komt voor rekening van Preston Palace. De kantonrechter gaat daarom uit van het door de deskundige begrote bedrag van € 4.450,00 exclusief btw. [gedaagde] zal dit bedrag aan Preston Palace moeten betalen.
Rente en kosten
3.17.
De gevorderde wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW zal worden afgewezen. De verplichting tot betaling van wettelijke handelsrente ziet alleen op de geldelijke tegenprestatie voor geleverde goederen of diensten op grond van een handelsovereenkomst (de primaire betalingsverplichting) en niet op de verplichting tot betaling van schadevergoeding. De wettelijke rente ex artikel 6:119 BW zal wel worden toegewezen. Op grond van artikel 6:83 onder b BW treedt het verzuim zonder ingebrekestelling in wanneer de verbintenis strekt tot schadevergoeding op grond van artikel 6:74 BW. Dat is hier het geval. De wettelijke rente zal dus, zoals is gevorderd, worden toegewezen over het bedrag van € 4.450,00 vanaf 7 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling.
3.18.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen. Preston Palace heeft niet voldoende gesteld dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden hebben plaatsgevonden.
Proceskosten
3.19.
[gedaagde] wordt in deze procedure overwegend in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten aan de zijde van Preston Palace betalen. Deze worden tot op heden begroot op:
Kosten dagvaarding: € 87,99
Griffierecht: € 499,00
Kosten deskundige: € 8.046,50
Salaris gemachtigde: € 933,00 (3 punten x € 311,00)
Totaal: € 9.566,49
De kantonrechter heeft daarbij geen punten toegekend aan de akte van 3 mei 2022, aangezien deze (zoals uit rechtsoverweging 3.1. tot en met 3.4. volgt) nagenoeg volledig terzijde is gelegd.
3.20.
De nakosten worden begroot op € 124,00 (0,5 punt van het liquidatietarief met een maximum van € 124,00)

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Preston Palace te betalen een bedrag van € 4.450,00 (exclusief btw), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 7 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Preston Palace begroot op € 9.566,49;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de nakosten, begroot op € 124,00;
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2022.