ECLI:NL:RBOVE:2022:2384

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
19 augustus 2022
Zaaknummer
9761493 \ CV EXPL 22-674
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurprijsverlaging en schadevergoeding in huurgeschil

In deze zaak hebben eisers, huurders van een woning, een vordering ingesteld tegen hun verhuurder, gedaagde, naar aanleiding van een beslissing van de Huurcommissie. De Huurcommissie heeft op 1 december 2021 vastgesteld dat de huurprijs van de woning met terugwerkende kracht verlaagd moet worden vanwege ernstige gebreken in de woonruimte. De huurprijs werd verlaagd van € 735,00 naar € 294,00 per maand, met ingang van 1 juni 2021. Eisers vorderen nu de terugbetaling van het teveel betaalde huurbedrag van € 2.646,00, alsook een schadevergoeding van € 474,35 voor schade aan de vloer en muur van de woning.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat eisers recht hebben op de terugbetaling van de te veel betaalde huur, omdat gedaagde niet heeft aangetoond dat hij niet op de hoogte was van de uitspraak van de Huurcommissie. De kantonrechter heeft de vordering tot schadevergoeding voor de vloer en muur afgewezen, omdat eisers de schade niet hebben laten herstellen en derhalve geen schade hebben geleden. De kantonrechter heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van het teveel betaalde huurbedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten van eisers.

De uitspraak is gedaan door mr. A. Smedes, kantonrechter, op 12 juli 2022, en is openbaar uitgesproken in de zittingsplaats Almelo.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 9761493 \ CV EXPL 22-674
Vonnis van 12 juli 2022
in de zaak van

1.[eiser] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] c.s.,
gemachtigde: IkinkBekman Incasso & Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.Samenvatting

1.1.
[eiser] c.s. huurden een woning van [gedaagde] . De Huurcommissie heeft met terugwerkende kracht beslist dat de huurprijs tijdelijk is verlaagd vanwege ernstige gebreken in de woonruimte. [eiser] c.s. vorderen (terug)betaling van het bedrag dat zij te veel aan huur hebben betaald. Daarnaast vorderen zij betaling van een vergoeding voor schade aan de vloer en muur van de woning. De kantonrechter wijst het gevorderde bedrag aan te veel betaalde huur toe. De schade aan de vloer en muur hebben [eiser] c.s. niet laten herstellen, zodat zij geen schade hebben geleden. De gevorderde schadevergoeding wordt daarom afgewezen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 april 2022,
- de akte aanvullende stukken van [eiser] c.s. van 14 juni 2022,
- de mondelinge behandeling op 14 juni 2022, waarbij [eiser] c.s. zijn verschenen, bijgestaan door de heer [A] , en waarbij [gedaagde] is verschenen in persoon.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Vanaf 26 juni 2020 hebben [eiser] c.s. de woning aan [het adres] in [woonplaats] van [gedaagde] gehuurd.
3.2.
Op 1 december 2021 heeft de Huurcommissie beslist dat vanwege ernstige gebreken in de woonruimte de huurprijs vanaf 1 juni 2021 tijdelijk wordt verlaagd van € 735,00 per maand tot € 294,00 per maand.
3.3.
Op diezelfde datum hebben [eiser] c.s. per brief een overzicht naar [gedaagde] gestuurd van de schade die volgens hen is ontstaan aan de vloer en muur van de woning vanwege nalatigheid van [gedaagde] . De totale schade bedraagt volgens hen € 474,35.
3.4.
Op 8 december 2021 en 10 januari 2022 hebben [eiser] c.s. [gedaagde] per brief verzocht om binnen veertien dagen een bedrag van € 2.646,00 aan te veel betaalde huur terug te betalen. Daarnaast hebben zij [gedaagde] op 10 januari 2022 per brief verzocht om het schadebedrag van € 474,35 binnen veertien dagen te betalen.
3.5.
Op 21 februari 2022 hebben [eiser] c.s. [gedaagde] per brief gesommeerd om het totaalbedrag van € 3.120,35 te betalen binnen veertien dagen na ontvangst van de brief.
3.6.
Inmiddels is de huurovereenkomst beëindigd.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] c.s. vorderen dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt om een bedrag van € 3.654,98 aan hen te betalen (bestaande uit een bedrag van € 3.120,35 aan hoofdsom, € 5,81 aan wettelijke rente, € 437,04 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 91,78 aan btw over de buitengerechtelijke incassokosten), vermeerderd met de wettelijke rente over € 3.120,35 vanaf 18 maart 2022 tot de dag van volledige betaling, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en nakosten.
4.2.
[eiser] c.s. stellen dat de Huurcommissie heeft bepaald dat de huur die zij aan [gedaagde] moeten betalen vanaf 1 juni 2021 is verlaagd van € 735,00 naar € 294,00 per maand. Zij stellen dat zij van 1 juni tot 1 december 2021 (€ 735,00 – € 294,00 =) € 441,00 per maand te veel aan huur hebben betaald. Dit komt volgens hen neer op een totaalbedrag van (6 maanden x € 441,00 =) € 2.646,00. Daarnaast stellen zij dat zij schade hebben gehad aan de vloer en muur van de woning en dat de kosten voor de herstelwerkzaamheden € 474,35 bedragen. In totaal vorderen zij daarom betaling van een bedrag van (€ 2.646,00 + € 474,35 =) € 3.120,35 aan hoofdsom.
4.3.
[gedaagde] voert verweer. Hierna komt de kantonrechter op de ingenomen stellingen terug.

5.De beoordeling

Te veel betaalde huur

5.1.
[gedaagde] erkent dat [eiser] c.s. van 1 juni tot 1 december 2021 € 735,00 per maand aan huur aan hem hebben betaald. Hij is het echter niet eens met de beslissing van de Huurcommissie. Hij stelt dat hij niet is betrokken bij de procedure en dat hij niet in kennis is gesteld van de uitspraak. Daarnaast stelt hij dat [eiser] c.s. schade hebben gemaakt aan de schoorsteen en kozijnen van de woning.
5.2.
[eiser] c.s. hebben een kopie van de uitspraak van de Huurcommissie overgelegd waarin staat dat deze op 1 december 2021 door de Huurcommissie aan [gedaagde] is verzonden. Daarnaast hebben [eiser] c.s. [gedaagde] op 8 december 2021 een aangetekende brief gestuurd waarin zij verwijzen naar de uitspraak. Aan de stelling van [gedaagde] dat hij niet in kennis is gesteld van de uitspraak zal daarom voorbij worden gegaan. Indien [gedaagde] de aangetekende brief niet in ontvangst heeft genomen of de brief niet heeft opgehaald, komt dat voor zijn rekening. Dat [gedaagde] zowel de uitspraak van de Huurcommissie als de brief van [eiser] c.s. niet zou hebben ontvangen, is op geen enkele manier onderbouwd en is ook niet geloofwaardig.
5.3.
Als [gedaagde] het niet eens was met de uitspraak van de Huurcommissie, dan had hij bij de Huurcommissie in verzet moeten gaan binnen de daarvoor gestelde termijn. Aangezien hij dat niet heeft gedaan, is de uitspraak van de Huurcommissie bindend geworden. De kantonrechter zal daarom uitgaan van de door de Huurcommissie bepaalde huurprijs.
5.4.
Aangezien [eiser] c.s. vanaf 1 juni tot 1 december 2021 € 735,00 per maand aan huur aan [gedaagde] hebben betaald, terwijl zij maar € 294,00 per maand verschuldigd waren, hebben zij in totaal dus (6 maanden x € 441,00 =) € 2.646,00 te veel en daarmee onverschuldigd betaald. De kantonrechter zal [gedaagde] dan ook veroordelen tot (terug)betaling van dit bedrag.
5.5.
Voor zover [gedaagde] heeft bedoeld een beroep te doen op verrekening van de door hem gestelde schade aan de schoorsteen en kozijnen, oordeelt de kantonrechter dat [gedaagde] deze schade op geen enkele wijze heeft onderbouwd, zodat daaraan voorbij zal worden gegaan. Bovendien heeft [gedaagde] zich bij de oplevering op het standpunt gesteld dat de door hem geleden schade met de borg was verrekend en dat het daarna goed was. Welke schade nu nog zou moeten worden verrekend, heeft hij niet onderbouwd.
Schade aan de vloer en muur
5.6.
[eiser] c.s. vorderen betaling van een bedrag van € 474,35 voor de schade die volgens hen is ontstaan aan de vloer en muur van de woning door nalatigheid van [gedaagde] . Zij hebben een overzicht overgelegd waaruit blijkt hoe dit bedrag is opgebouwd.
5.7.
De heer [A] heeft ter zitting verklaard dat het overzicht door hem is opgesteld. Dit zijn de kosten die hij in rekening zou brengen indien hij de schade aan de woning zou herstellen. [eiser] c.s. hebben ter zitting verklaard dat de schade aan de woning niet is hersteld en dat zij de woning inmiddels hebben verlaten en ergens anders wonen.
5.8.
Aangezien [eiser] c.s. de schade niet hebben laten herstellen, hebben zij ook geen kosten gemaakt en dus ook geen schade geleden. De vordering tot betaling van € 474,35 zal daarom worden afgewezen.
Wettelijke rente
5.9.
[eiser] c.s. vorderen betaling van de wettelijke rente ex artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW) over de hoofdsom. De rente is op de wet gegrond en zal worden toegewezen over het bedrag van € 2.646,00 vanaf 23 december 2021 (het moment van verzuim, gelet op de brief van 8 december 2021) tot de dag van volledige betaling.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.10.
[eiser] c.s. maken aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. De door [eiser] c.s. verzonden sommatiebrief van 21 februari 2022 die ziet op de te veel betaalde huur, voldoet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen. De buitengerechtelijke incassokosten zijn daarom toewijsbaar. De kantonrechter zal een bedrag van € 471,42 inclusief btw toewijzen, conform het in het Besluit bepaalde tarief.
Proceskosten
5.11.
[gedaagde] wordt in deze procedure grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten van [eiser] c.s. worden begroot op:
  • dagvaarding: € 129,74
  • griffierecht: € 244,00
  • salaris gemachtigde: € 436,00(2,0 punt x tarief € 218,00)
totaal € 809,74
5.12.
De door [eiser] c.s. apart gevorderde nakosten zijn toewijsbaar en worden zoals gebruikelijk begroot op een half punt van het toegewezen salaris, met een maximum van € 124,00. Dat leidt in dit geval tot toewijzing van een bedrag van € 109,00.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 3.117,42 (bestaande uit € 2.646,00 aan hoofdsom en € 471,42 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw) aan [eiser] c.s. te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 2.646,00 vanaf 23 december 2021 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser] c.s. begroot op € 809,74, en in de nakosten begroot op € 109,00,
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Smedes, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2022.