Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.1. [eiser] ,2. [eiseres] ,beiden wonende te [woonplaats] ,
1.[gedaagde sub 1] ,wonende te [woonplaats] ,
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
1.De procedure
2.De inleiding: waar gaat het over?
3.De feiten
[gedaagde] executoriaal beslag gelegd onder [X] B.V., de werkgever van [eiseres] .
‘(…)
Dwangsom of niet, uw cliënten dienen het vonnis na te leven. Dit geldt tevens voor het afgraven van de tuin. Aangezien het einde van de termijn met rasse schreden nadert, adviseer ik uw cliënten om met de werkzaamheden aan te vangen, om te voorkomen dat zij nog een dwangsom verbeuren van in totaal € 20.000 euro.(…)’.
‘(…)
Afgelopen woensdag, 9 februari 2022, ben ik wederom bij u geweest (…).(…)Toen ik bij u was heb ik vastgesteld dat u een strook aan de zijkant hebt afgegraven tot helemaal achteraan. De grens aan de achterzijde was echter nog niet afgegraven en hier ligt uw perceel nog altijd hoger dan dat van [gedaagde] . Op basis daarvan staat dus vast dat u tot nu toe nog niet aan het vonnis hebt voldaan. [gedaagde] maakt dan ook aanspraak op de dwangsom a € 1.000,00 per week vanaf 25 januari 2022 tot het moment dat u aan dit vonnis hebt voldaan.(…)Na uw toelichting, de toelichting van de advocaat van [gedaagde] en bestudering van het vonnis bestaat er voor mij geen onduidelijkheid over het vonnis. De enige onduidelijkheid die er was had betrekking op de aanwezige tuinhuisjes binnen de anderhalve meter vanaf de erfafscheiding. Daarvan heeft [gedaagde] gezegd dat deze wat hem betreft mogen blijven staan.(…)’.
4.4. Het geschil
1) [gedaagde] veroordeelt om het onder de werkgever van [eiseres] gelegde executoriale beslag binnen twee dagen na betekening van dit vonnis op te heffen, op straffe van een dwangsom;
2) [gedaagde] veroordeelt tot terugbetaling aan [eiser] van een bedrag van
€ 2.866,82 welk bedrag middels voornoemd derdenbeslag op het salaris van [eiseres] is ingehouden, te voldoen binnen twee dagen na betekening van dit vonnis;
3) [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
25 oktober 2021 en de aan de veroordeling verbonden dwangsommen niet zien op het egaliseren van een strook grond van anderhalve meter gelegen aan de achterzijde van het perceel. Ter onderbouwing van dit standpunt brengt [eiser] naar voren dat aan de achterzijde door het hoogteverschil van het perceel van [eiser] geen druk op de bestaande schutting wordt uitgeoefend. Ook zou aan de achterzijde van het perceel geen sprake zijn van hoogteverschil in de buurt van de schutting. Ten slotte heeft de discussie over het plaatsen van een nieuwe schutting nooit betrekking heeft gehad op de achterzijde van het perceel. Volgens [eiser] blijkt uit de offertes die in het geding zijn gebracht dat de discussie uitsluitend betrekking heeft op het plaatsen van een 30 meter lange schutting aan de zijkant. [eiser] vindt dat zij geen dwangsommen heeft verbeurd. Het executoriale derdenbeslag en de executie van dwangsommen is volgens [eiser] onrechtmatig. Volgens [eiser] is sprake van misbruik van recht.
5.De beoordeling
een strook grond van anderhalve meter aan zijn kant van de schutting af te graven en op gelijke hoogte te brengen met het perceel van [gedaagde]’. Naar het oordeel van de kantonrechter spreekt deze zinsnede voor zich: het gaat immers over een strook grond van anderhalve meter aan zijn kant (lees: de kant van [eiser] ) van de schutting. Er is dus géén onderscheid gemaakt tussen de zijkant en de achterkant van de schutting. In het genoemde vonnis van 25 oktober 2021 is ook duidelijk uiteengezet dat de grond van [eiser] is verhoogd en dat daardoor druk wordt uitgeoefend op de schutting.
Ook is overwogen dat het hoger liggen van het perceel van [eiser] een ongewenste situatie oplevert, wat als onrechtmatig handelen kan worden aangemerkt. Een andere conclusie dan dat [eiser] een strook grond van anderhalve meter aan zowel de zijkant als aan de achterkant moest afgraven, is naar het oordeel van de kantonrechter niet mogelijk.
10 september 2021 (productie 7 en 9 aanvullende stukken [eiser] ), waaruit volgens [eiser] volgt dat het enkel om de zijkant van de schutting gaat, leidt niet tot een ander oordeel. Dat klemt temeer omdat deze offertes gedateerd zijn voordat het vonnis van
25 oktober 2021 heeft voldaan en dat de dwangsommen zijn verbeurd. Blijft over de vraag of de executie van de dwangsommen misbruik van recht oplevert ex artikel 3:13 lid 2 BW. Van misbruik van recht kan sprake zijn indien enerzijds de beslaglegger geen redelijk belang heeft bij voortzetting van de executie en de beslagene anderzijds aannemelijk maakt dat sprake is van een noodtoestand/onredelijk wordt gedupeerd. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat ook van misbruik van recht geen sprake is en hij motiveert dat als volgt.
heeft aangevoerd is de kantonrechter van oordeel dat hij een in redelijkheid te respecteren belang heeft bij handhaving van het gelegde beslag. Handhaving van het beslag levert naar het oordeel van de kantonrechter geen misbruik van recht op. [gedaagde] heeft immers een gerechtvaardigd belang bij het uitoefenen van de executiebevoegdheid.
498,00