Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
beiden wonende in [woonplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
1.De procedure
2.Het geschil en de beoordeling daarvan
De kern van het geschil
2.[gedaagde] (…) hierna ook te noemen: “geldnemer”;
(…)
€ 57.317,50 (bestaande uit: € 56.750,- aan hoofdsom plus € 567,50 aan rente) te betalen.
€ 7.000,- heeft overgemaakt voor de inrichting van de woning van [gedaagde] en de dochter van [eiser 1] c.s.
bevestigingof
illustratievan de partijafspraken moet worden gezien, en niet zozeer de
brondaarvan. De vraag naar de echtheid van de daaronder opgenomen handtekening is daarmee niet van (doorslaggevend) belang. Aan bewijslevering met betrekking tot de echtheid van de handtekening wordt daarom niet toegekomen.
€ 567,50 aan rente. Zij beroepen zich hierbij op artikel 2 van het document. Daarnaast vorderen [eiser 1] c.s. over het bedrag van € 57.317,50 (€ 56.750,- plus € 567,50) wettelijke rente, gerekend vanaf 1 juni 2019 tot de dag van volledige betaling.
2.228,00(2 punten x tarief € 1.114,00)