ECLI:NL:RBOVE:2022:2307

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 augustus 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2022
Zaaknummer
284029 KGRK 337/22
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een wrakingsverzoek tegen een rechter in een civiele zaak

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel op 8 augustus 2022 het verzoek tot wraking van mr. R.P. van Eerde toegewezen. Het verzoek werd ingediend door mr. D.F. Briedé, de advocaat van de betrokkene, die zich zorgen maakte over de onpartijdigheid van de rechter. De aanleiding voor het wrakingsverzoek was een eerdere zitting op 22 juli 2022, waar mr. Briedé had verzocht om de behandeling van een verzoek tot verlenging van de rechterlijke machtiging buiten aanwezigheid van de betrokkene te laten plaatsvinden. Dit verzoek werd door mr. Van Eerde afgewezen, wat leidde tot een gespannen situatie tijdens de mondelinge behandeling.

Tijdens de zitting raakte de betrokkene geïrriteerd door de gang van zaken, en mr. Briedé voelde zich genoodzaakt om het wrakingsverzoek in te dienen. De wrakingskamer oordeelde dat de vrees voor partijdigheid van mr. Van Eerde objectief gerechtvaardigd was, gezien de omstandigheden tijdens de zitting. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter de partijen de gelegenheid moet geven om vragen te stellen en dat de opstelling van mr. Van Eerde in deze zaak niet in lijn was met de vereiste zorgvuldigheid.

De beslissing van de wrakingskamer werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De zaak benadrukt het belang van de waarborging van de onpartijdigheid van rechters en de noodzaak voor rechters om een open en constructieve dialoog met de partijen te onderhouden.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: 284029 KGRK 337/22
Beslissing van 8 augustus 2022
in de zaak van
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1939 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats] ,
verblijvende bij [zorginstelling] ,
verzoeker tot wraking,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. D.F. Briedé te Almelo.

1.De procedure

1.1.
Op 22 juli 2022 heeft mr. Briedé namens betrokkene het verzoek tot wraking gedaan van mr. R.P. van Eerde, rechter in deze rechtbank, belast met de zaak die is geregistreerd onder zaaknummer C/08/283407 / FA RK 22-1731.
1.2.
Bij e-mail van 22 juli 2022 heeft mr. Briedé het wrakingsverzoek van betrokkene nader toegelicht.
1.3.
Bij brief van 27 juli 2022 heeft mr. Van Eerde gereageerd op het wrakingsverzoek.
1.4.
Het wrakingsverzoek van betrokkene is op dinsdag 2 augustus 2022 in het openbaar behandeld. Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- mr. Briedé, namens betrokkene;
- mr. Van Eerde.
1.5.
De besissing is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Op 22 juli 2022 heeft de behandeling plaatsgevonden van het verzoek tot verlenging van de rechterlijke machtiging op grond van de Wet Zorg en Dwang met betrekking tot betrokkene, bijgestaan door mr. Briedé. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling van het verzoek heeft mr. Briedé, mede namens de zoon van betrokkene, aan mr. Van Eerde gevraagd het verzoek buiten aanwezigheid van betrokkene te behandelen, vanwege de onrust die hierdoor bij betrokkene teweeg wordt gebracht. De zoon van betrokkene merkte daarbij op dat de vorige zitting voor betrokkene een zeer traumatische ervaring is geweest, welke ervaring hij tot op heden niet heeft verwerkt. M.P. Lutje, specialist ouderengeneeskunde, heeft gezegd dat betrokkene altijd onrustig is.
2.2.
Mr. Van Eerde heeft het verzoek niet gehonoreerd. De mondelinge behandeling heeft vervolgens in aanwezigheid van betrokkene plaatsgevonden. De zoon heeft afgezien van deelname aan de mondelinge behandeling.

3.Het wrakingsverzoek en het verweer

3.1.
Mr. Briedé stelt dat mr. Van Eerde, ondanks het uitdrukkelijke verzoek van de zoon van betrokkene om dat niet te doen, heeft besloten om de mondelinge behandeling in groot verband te houden. Tijdens de mondelinge behandeling raakte betrokkene zeer geïrriteerd, waarop mr. Briedé heeft aangegeven het zeer te betreuren dat de mondelinge behandeling toch op deze manier plaatsvond. Mr. Briedé stelt dat hij, na het relaas van de arts, aan haar heeft gevraagd wat de instelling gaat doen om betrokkene te helpen om deze zitting goed te verwerken. Mr. Van Eerde heeft bij herhaling aangegeven deze vraag niet relevant te vinden. Mr. Briedé vindt dat hij over de door hem te stellen vragen gaat, temeer omdat betrokkene vanwege geestelijke stoornis daartoe niet (meer) in staat is. Mr. Briedé stelt dat hij mr. Van Eerde vervolgens alle gelegenheid heeft gegeven om hem alsnog de vraag te laten stellen, hetgeen hem wederom werd geweigerd. Mr. Van Eerde vroeg hem geïrriteerd om een standpuntbepaling, kennelijk ervan uitgaande dat hij geen verdere vragen had. Mr. Briedé stelt dat hij nog andere vragen had maar dat mr. Van Eerde hem hiervoor dus geen ruimte liet. Dit was voor hem het moment om mr. Van Eerde te wraken. Mr. Briedé stelt dat hij uit het feit dat hij geen vragen meer mag stellen, moet afleiden dat de rechter al een oordeel heeft geveld en de inbreng namens betrokkene op voorhand niet (meer) relevant vindt. Daarmee schaart de rechter zich kennelijk achter het standpunt van de officier van justitie, namelijk dat de gedwongen opname voor de maximale periode van vijf jaren voortgezet dient te worden.
3.2.
Mr. Van Eerde heeft laten weten niet in de wraking te berusten. Hij heeft schriftelijk gemotiveerd gereageerd op het wrakingsverzoek en ter mondelinge behandeling een toelichting gegeven. De reactie van mr. Van Eerde wordt hierna voor zover nodig besproken.

4.De beoordeling

4.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
4.2.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
4.3.
De wrakingskamer is van oordeel dat deze omstandigheden zich tijdens de mondelinge behandeling van 22 juli 2022 hebben voorgedaan, waardoor de vrees van betrokkene voor vooringenomenheid bij de rechter objectief gerechtvaardigd is.
4.4.
Het verzoek tot wraking kan niet los worden gezien van het verzoek voorafgaand aan de mondelinge behandeling om betrokkene niet aanwezig te laten zijn bij de mondelinge behandeling van 22 juli 2022. Mr. Van Eerde heeft dit verzoek, na de specialist ouderengeneeskunde, mw. Luttje, hieromtrent gehoord te hebben, afgewezen.
4.5.
Uit de aantekeningen van de griffier blijkt dat tijdens de mondelinge behandeling eerst betrokkene en de specialist ouderengeneeskunde zijn gehoord. Daarna is blijkens die aantekeningen het volgende gezegd.
Mr. Briedé: Ik betreur het dat het gaat zoals het gaat. Ik vind het ook jammer dat u mijn signaal niet goed heeft opgepakt. Meneer zit hier erg gestresst en ondergaat dit met veel spanning.
Mr. Van Eerde:Dat punt heeft u gemaakt. Wilt u een standpunt innemen?
Mr. Briedé: Ik wil daar wel wat over zeggen. Want ik zit hier voor meneer en niet voor de rechtbank. Ik heb u voorafgaand hierover gesproken. Ik vind het echt heel slecht dat het zo gaat. Een klacht bij de vorige zitting was, ook van de zoon, dat het niet goed is opgepakt en dat hij er veel last van heeft gehad dat er een zitting was. Mijn vraag is wat de instelling gaat doen om meneer tot rust te brengen.
Mr. Van Eerde:Dat heeft niets met de RM te maken. Wilt u een standpunt innemen?
Mr. Briedé: Ik vind dat wel. Ik stel deze vraag aan de instelling. Zo gek is dat toch niet.
Mr. Van Eerde:Ik bepaal of de vraag relevant is. U zet de vraag toch door terwijl ik zeg dat de vraag niet relevant is.
Mr. Briedé: Ik sta op het punt u te wraken. Ik stel gewoon een vraag. Ik wil graag weten wat er gaat gebeuren als meneer uit de zitting komt. Staat u mij toe die vraag te stellen namens mijn cliënt?
Mr. van Eerde:De vraag is niet relevant want u vraagt wat er gebeurt als de RM gegeven wordt. Dat is niet relevant want die is nog niet gegeven.
Mr. Briedé:Ik wraak u nu. U vroeg mij vragen te stellen en ik stel een vraag maar ik krijg van u niet de gelegenheid.
4.6.
Bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft mr. Briedé toegelicht dat de door hem gestelde vraag als openingsvraag diende voor andere vervolgvragen, die alle zagen op de vraag in hoeverre betrokkene zich actief verzet tegen de opname.
4.7.
Uit de zittingsaantekeningen blijkt dat mr. Van Eerde niet (nader) heeft gemotiveerd waarom hij de gestelde vraag voor de beslissing op het verzoek niet relevant vond. Evenmin heeft hij mr. Briedé gevraagd om toe te lichten waarom de vraag wel relevant zou kunnen zijn. In zijn verweerschrift stelt mr. Van Eerde dat hij normaliter wellicht meer ruimte geboden zou hebben gegeven bij het stellen van de vragen, maar dat hij, gelet op de opstelling en de uitlatingen van mr. Briedé, in dit geval een beperking passend vond. In dat verband heeft mr. Van Eerde in zijn verweerschrift ook gesteld dat mr. Briedé woorden als schandalig, onacceptabel en zeer kwalijk zou hebben gebruikt. Mr. Briedé ontkent dit en de aantekeningen van de griffier maken daarvan geen melding zodat de wrakingskamer daaraan voorbijgaat. Waarom een beperking passend zou zijn, kan de wrakingskamer derhalve niet vaststellen.
4.8.
In zaken over rechterlijke machtigingen op grond van de WZD hoort het tot de taak van de rechter om de betrokkene en zijn advocaat de gelegenheid te geven vragen te stellen aan de arts. Natuurlijk kan de rechter irrelevante vragen beletten, maar met die bevoegdheid moet hij zorgvuldig omgaan. Toen de allereerste vraag van mr. Briedé hem irrelevant voorkwam, had mr. Van Eerde hem kunnen vragen de relevantie van de vraag toe te lichten, bijvoorbeeld door uitdrukkelijk te vragen wat de betekenis van een antwoord van de arts op de vraag zou kunnen zijn voor de beslissing op het verzoek. Maar uit de aantekeningen van de griffier blijkt dat mr. Van Eerde geen ruimte heeft gegeven voor een toelichting op de vraag en evenmin voor verdere vragen. Hij heeft de vraag van mr. Briedé stellig en zonder de gelegenheid te geven voor een (kort) gesprek over zijn opvatting belet en geen gelegenheid gegeven voor verdere vragen door er bij mr. Briedé op aan te dringen zijn standpunt te verwoorden.
4.9.
Door zijn opstelling heeft mr. Van Eerde mr. Briedé de mogelijkheid ontnomen vragen te stellen die hij voor het verweer van betrokkene tegen het verzoek relevant achtte. Deze gang van zaken is zo ongelukkig dat de vrees bij mr. Briedé (en betrokkene) voor partijdigheid van mr. Van Eerde objectief gerechtvaardigd is. Dit leidt ertoe dat het verzoek tot wraking wordt toegewezen.

5.De beslissing

De wrakingskamer:
wijst het verzoek tot wraking toe.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. U. van Houten, voorzitter, W.M.B. Elferink en H. Stam in tegenwoordigheid van de griffier en in openbaar uitgesproken op 8 augustus 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.