ECLI:NL:RBOVE:2022:2306

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 augustus 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2022
Zaaknummer
C/08/284212 / KG RK 22-338
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring wrakingsverzoek tegen rechter in kort geding

Op 3 augustus 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel het verzoek tot wraking van mr. A. Koene ongegrond verklaard. Verzoekers, die betrokken zijn bij een kort geding, hebben op 27 juli 2022 een wrakingsverzoek ingediend, omdat zij twijfels hadden over de onpartijdigheid van mr. Koene. Zij voerden aan dat de rechter mogelijk een band had met de eisers in de onderliggende zaak en dat hun rechten niet goed gewaarborgd waren. Mr. Koene heeft echter aangegeven dat zij de eisers niet kent en dat haar beslissingen zijn genomen op basis van de processtukken en het spoedeisende karakter van de zaak.

Tijdens de mondelinge behandeling op 2 augustus 2022 heeft de wrakingskamer de argumenten van verzoekers en de reactie van mr. Koene gehoord. De wrakingskamer oordeelde dat de door verzoekers aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van partijdigheid of vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De beslissing van mr. Koene om het uitstelverzoek niet te honoreren werd als een procesbeslissing beschouwd en niet als een aanwijzing voor partijdigheid.

De wrakingskamer concludeerde dat de vrees voor partijdigheid van mr. Koene niet objectief gerechtvaardigd was en dat de wrakingsgrond onvoldoende was onderbouwd. De beslissing om het wrakingsverzoek ongegrond te verklaren werd openbaar uitgesproken, waarbij de griffier en de voorzitter aanwezig waren. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer: C/08/284212 / KG RK 22-338
Beslissing van 3 augustus 2022
in de zaak van
[verzoekers]
,
feitelijk wonende/verblijvende te [woonplaats] ,
verzoekers tot wraking,

1.De procedure

1.1.
Bij mailbericht van 27 juli 2022 hebben verzoekers het verzoek tot wraking gedaan van mr. A. Koene, rechter in deze rechtbank en in hoedanigheid van voorzieningenrechter belast met de behandeling van de zaak die is geregistreerd onder 10012431 CV EXPL
22-621.
1.2.
Mr. J.S. Staijen, de advocaat van de eisers in de onderliggende procedure, heeft bij e-mailbericht van 28 juli 2022 gereageerd op het wrakingsverzoek.
1.3.
Mr. Koene heeft niet berust in de wraking en heeft op bij brief van 29 juli 2022 schriftelijk gereageerd.
1.4.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft op 2 augustus 2022 via een videoverbinding plaatsgevonden. Bij die mondelinge behandeling zijn mevrouw [verzoekers] verschenen. Mr. Koene heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Volgens verzoekers lijkt het er sterk op dat in de onderliggende zaak alleen het recht van eisers geldt. Het spoedeisend belang is niet goed of onvoldoende afgewogen. Om een verkorting van de dagvaardingstermijn te verkrijgen moet sprake zijn van zwaarwegende omstandigheden en daarvan is geen sprake. Verder heeft de advocaat van eisers in de hoofdprocedure binnen 24 uur voorafgaand aan de mondelinge behandeling in die procedure een stuk ingediend. Dat stuk heeft de voorzieningenrechter ten onrechte toegelaten. Daarnaast is een door verzoekers gedaan uitstelverzoek ten onrechte niet gehonoreerd. Ten slotte vermoeden verzoekers dat mr. Koene en eisers in de hoofdzaak elkaar mogelijk zouden kunnen kennen of met elkaar in contact zouden kunnen zijn geweest, gezien de nevenfuncties van mr. Koene en het schoolverleden van en het werkterrein waarop één van de eisers in de onderliggende zaak werkzaam is. Om deze redenen hebben verzoekers er geen vertrouwen in dat hun rechten in goede handen zijn bij mr. Koene. Daarom hebben zij haar gewraakt.

3.Het standpunt van mr. Koene

3.1.
Mr. Koene heeft niet berust in de wraking. Zij heeft naar voren gebracht dat een collega-rechter eisers in de onderliggende zaak op 25 juli 2022 verlof heeft gegeven om verzoekers op verkorte termijn - en met voorbijgaan aan ieders verhinderdata - te dagvaarden voor de zitting van 28 juli 2022, zodat de zitting nog voor de in de dagvaarding centraal gestelde datum van 1 augustus 2022 zou kunnen plaatsvinden. Daarmee werd de onderliggende zaak een zogenoemd spoed-kort-geding. Dat betekent dat daarop volgende verzoeken om de zitting aan te houden extra kritisch worden bekeken. Dat laatste is hier gebeurd. Aanvankelijk via hun toenmalige advocaat en vervolgens zelfstandig hebben verzoekers verzocht de zitting in de onderliggende zaak te verplaatsen en alsnog rekening te houden met hun verhinderdata, die erop neerkomen dat zij pas vanaf 15 augustus 2022 beschikbaar zijn. De eisers in de onderliggende zaak hebben zich verzet tegen verplaatsing naar een datum na 1 augustus 2022. Gezien het spoedeisende karakter van de zaak is het uitstelverzoek niet gehonoreerd. Dit betreft een procesbeslissing. Het is volgens mr. Koene invoelbaar dat verzoekers het allemaal erg snel vinden gaan, maar dit hoge tempo is nu eenmaal eigen aan dit soort procedures. Daarnaast is in haar ogen geen sprake van (de schijn van) partijdigheid. Zij kent de eisers in de onderliggende zaak niet en van hun achtergrond is zij niet op de hoogte. Haar procesbeslissing loopt op geen enkele manier vooruit op de uiteindelijke afloop van de zaak. Of de eisers in de onderliggende zaak daadwerkelijk een spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen, of zij de huur op de juiste wijze hebben beëindigd, of er sprake is van een huurachterstand en of ontruiming op zijn plaats is, wordt pas door de voorzieningenrechter beoordeeld nadat beide partijen daarover ter zitting hun standpunten hebben kunnen verdedigen. Hetzelfde geldt voor de vraag of de ingezonden stukken al dan niet buiten beschouwing moeten blijven. Mr. Koene benadrukt dat het antwoord op die vragen nog helemaal open ligt.

4.De beoordeling

4.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
4.3.
De beslissing om verkorting van de dagvaardingstermijn toe te staan levert geen grond voor wraking van mr. Koene op, omdat een dergelijke procesbeslissing genomen wordt op basis van het gevorderde in de dagvaarding en niet op basis van het verweer. Daarmee is nog niet beoordeeld of de eisers in de onderliggende procedure daadwerkelijk een spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen.
4.4.
Wat betreft het argument van verzoekers dat mr. Koene het door of namens hen gedane verplaatsings- dan wel uitstelverzoek niet heeft gehonoreerd, overweegt de wrakingskamer dat ook deze beslissing van mr. Koene een procesbeslissing is. Een dergelijke beslissing is op zichzelf onvoldoende grond voor wraking, ook als die beslissing voor een partij negatief uitvalt of anderszins onwelgevallig is. Dat kan anders zijn indien de beslissing of de motivering daarvan zo onbegrijpelijk is, dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter partijdig is dan wel tegen verzoekers een vooringenomenheid koestert. Daarvan is naar het oordeel van de wrakingskamer geen sprake. Nadat het verplaatsings- dan wel uitstelverzoek was ontvangen door de griffie van de rechtbank, is de wederpartij verzocht om daarop te reageren. Dat heeft de wederpartij gedaan en zij heeft zich verzet tegen uitstel van de mondelinge behandeling. Gelet op het spoedeisend karakter van de zaak heeft mr. Koene het uitstelverzoek niet gehonoreerd. De wrakingskamer acht deze beslissing, gezien de aard van het gevorderde in de onderliggende zaak, niet onbegrijpelijk, zodat die beslissing geen zwaarwegende aanwijzing kan opleveren voor (de schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid van mr. Koene. Voor zover verzoekers hebben gewezen op hun gezondheidssituatie, rechtvaardigt dit naar het oordeel van de wrakingskamer geen andere conclusie. Ook personen die te maken hebben met (ernstige) medische problematiek kunnen worden geconfronteerd met een spoedeisende vordering van een andere partij. Het is dan aan hen of hun omgeving om adequate maatregelen te treffen, waarbij het ook mogelijk is om zich te laten vertegenwoordigen in een procedure.
4.5.
Verzoekers hebben daarnaast naar voren gebracht dat in een e-mailbericht van de griffie van de rechtbank ten onrechte niet is ingegaan op hun opmerking dat eisers in de onderliggende zaak een processtuk te laat hebben ingediend en hun verzoek om het desbetreffende stuk buiten beschouwing te laten. De wrakingskamer overweegt dat zij uit de gang van zaken niet kan afleiden dat er een definitieve beslissing is genomen over het al dan niet meenemen van ingezonden stukken door de eisers in de onderliggende zaak. Het is op zichzelf niet ongebruikelijk om daarover pas definitief te beslissen nadat partijen daarover hun standpunt ook mondeling naar voren hebben kunnen brengen, dus tijdens of na de mondelinge behandeling. Ook dit argument van verzoekers kan dan ook niet leiden tot een geslaagd wrakingsverzoek.
4.6.
Met betrekking tot de grond dat er sprake kan zijn van belangenverstrengeling door de nevenfuncties van mr. Koene overweegt de wrakingskamer als volgt. Naar het oordeel van de wrakingskamer had het op de weg van verzoekers gelegen om deze wrakingsgrond nader te concretiseren en onderbouwen, te meer nu mr. Koene in haar schriftelijke reactie heeft vermeld dat zij de eisers in de onderliggende zaak niet kent en dat zij van hun achtergrond niet op de hoogte is. Dat hebben verzoekers niet (voldoende) gedaan. Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek is door mevrouw [verzoekers] gewezen op de nevenfuncties van mr. Koene bij de Rijksuniversiteit Groningen en het Medisch Tuchtcollege. Het is de wrakingskamer ambtshalve gebleken dat mr. Koene in het verleden nevenfuncties bij de Rijksuniversiteit Groningen en het Medisch Tuchtcollege heeft vervuld. Het enkele feit dat mr. Koene, gezien het (gestelde) schoolverleden en het werkterrein van (één van de) eisers in de hoofdzaak, uit hoofde van deze nevenfuncties mogelijkerwijs in het verleden raakvlakken heeft gehad, is onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat mr. Koene en eisers in de onderliggende zaak elkaar kennen, laat staan dat sprake is van (de schijn van) vooringenomenheid of partijdigheid bij mr. Koene. Uit de gedane navraag van mr. Staijen bij verzoekers komt hetzelfde naar voren: zij kennen
mr. Koene evenmin.
4.7.
Gelet op alles wat hiervoor is overwogen is de wrakingskamer van oordeel dat de door verzoekers aangevoerde omstandigheden geen concrete feiten of omstandigheden opleveren waaruit de vooringenomenheid of partijdigheid van mr. Koene, dan wel de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan worden afgeleid.
4.8.
De slotsom is dat de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond zal verklaren.

5.De beslissing

De wrakingskamer
5.1.
verklaart het verzoek ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. U. van Houten, A.M. Rikken en L.M. Rijksen in tegenwoordigheid van de griffier mr. I.A.M. Booijink en in openbaar uitgesproken op
3 augustus 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.