Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
22-621.
2.Het wrakingsverzoek
3.Het standpunt van mr. Koene
4.De beoordeling
mr. Koene evenmin.
5.De beslissing
3 augustus 2022.
Rechtbank Overijssel
Op 3 augustus 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel het verzoek tot wraking van mr. A. Koene ongegrond verklaard. Verzoekers, die betrokken zijn bij een kort geding, hebben op 27 juli 2022 een wrakingsverzoek ingediend, omdat zij twijfels hadden over de onpartijdigheid van mr. Koene. Zij voerden aan dat de rechter mogelijk een band had met de eisers in de onderliggende zaak en dat hun rechten niet goed gewaarborgd waren. Mr. Koene heeft echter aangegeven dat zij de eisers niet kent en dat haar beslissingen zijn genomen op basis van de processtukken en het spoedeisende karakter van de zaak.
Tijdens de mondelinge behandeling op 2 augustus 2022 heeft de wrakingskamer de argumenten van verzoekers en de reactie van mr. Koene gehoord. De wrakingskamer oordeelde dat de door verzoekers aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van partijdigheid of vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De beslissing van mr. Koene om het uitstelverzoek niet te honoreren werd als een procesbeslissing beschouwd en niet als een aanwijzing voor partijdigheid.
De wrakingskamer concludeerde dat de vrees voor partijdigheid van mr. Koene niet objectief gerechtvaardigd was en dat de wrakingsgrond onvoldoende was onderbouwd. De beslissing om het wrakingsverzoek ongegrond te verklaren werd openbaar uitgesproken, waarbij de griffier en de voorzitter aanwezig waren. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.