ECLI:NL:RBOVE:2022:2268

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 juli 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
9493412 \ CV EXPL 21-4332
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van opleidingskosten op grond van dwaling door eiseressen tegen opleidingsorganisatie met christelijke principes

In deze zaak vorderen twee eiseressen, werkzaam als zelfstandige dienstverleners, de terugbetaling van opleidingskosten van een organisatie genaamd Saminc. De eiseressen stellen dat zij zich hebben ingeschreven voor een opleiding die gebaseerd zou zijn op christelijke principes, zonder dat dit vooraf duidelijk was gemaakt. De kantonrechter heeft de vorderingen van de eiseressen afgewezen, oordelend dat er geen sprake was van dwaling. De rechter concludeert dat de eiseressen niet voldoende hebben aangetoond dat de organisatie en de opleiding daadwerkelijk op christelijke principes zijn gebaseerd. De rechter wijst erop dat de eiseressen niet hebben aangetoond dat zij bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomsten niet zouden zijn aangegaan. De kantonrechter benadrukt dat de mededelingsplicht van Saminc niet is geschonden, omdat de eiseressen niet hebben aangetoond dat de organisatie hen op cruciale wijze op het verkeerde been heeft gezet. De vorderingen worden afgewezen, en de eiseressen worden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 9493412 \ CV EXPL 21-4332
Vonnis van 26 juli 2022
in de zaak van

1.[eiseres 1] , h.o.d.n. Zo Waardevol Communicatie,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres 2], h.o.d.n. ZinCom,
wonende te [woonplaats] ,
eiseressen,
gemachtigde: mr. R.P.A. Stulemeijer,
tegen
de besloten vennootschap
KENNISCENTRUM SAMINC B.V.,
gevestigd te Vriezenveen en kantoorhoudende te Deventer,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. S.O. Voogt.
Partijen zullen hierna
[eiseres 1],
[eiseres 2], en
Samincworden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 oktober 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bevolen, en de in dat vonnis genoemde processtukken;
- de mondelinge behandeling van 8 maart 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden, en de op die zitting voorgedragen pleitnota van [eiseres 1] en [eiseres 2] .
1.2.
Partijen hebben geen regeling getroffen, en daarom is bepaald dat vandaag vonnis wordt gewezen.

2.De feiten

2.1.
[eiseres 1] en [eiseres 2] zijn beiden, ieder voor zich, als zelfstandige werkzaam als dienstverleners op het gebied van communicatie, human resources en verandermanagement.
2.2.
Saminc is eind 2017 opgericht door mevrouw [A] , en heeft als missie om het gedachtengoed van “Samensturing” – een door [A] ontwikkeld organisatieprincipe waarbij hiërarchisch gestuurd leiderschap of zelfsturing wordt ingeruild voor zogenoemd samensturend leiderschap – te verspreiden in heel de samenleving.
2.3.
Saminc biedt de mogelijkheid aan om tegen betaling een zogeheten practitioneropleiding Samensturing te volgen (hierna: de
Opleiding), die opleidt tot specialist (oftewel practitioner) Samensturing.
2.4.
[eiseres 1] en [eiseres 2] hebben zich aangemeld voor en deelgenomen aan een zogeheten oriëntatie-tweedaagse, georganiseerd door Saminc, op 6 en 7 februari 2020, tegen een bedrag van € 906,29 (incl. btw) per persoon. Tijdens deze oriëntatie-tweedaagse werd onder meer dieper ingegaan op de Opleiding.
2.5.
[eiseres 1] en [eiseres 2] hebben zich eind februari 2020 ingeschreven voor de Opleiding, tegen een bedrag van € 3.872,00 (incl. btw) per persoon, waarbij het bedrag van de oriëntatie-tweedaagse (excl. btw) als korting van het inschrijfgeld is afgegaan. De Opleiding is voor [eiseres 1] en [eiseres 2] in maart 2020 van start gegaan. Ook de Opleiding startte met een tweedaagse. In een e-mail van [A] van 2 maart 2020 aan de deelnemers aan de Opleiding (lichting voorjaar 2020) – waaronder [eiseres 1] en [eiseres 2] – met betrekking tot het programma voor de start van de Opleiding staat onder meer het volgende:
“Beste mensen,
Ontzettend leuk dat jullie deelnemen aan de opleiding tot practitioner Samensturing!
(…) Er komt 1 nieuwe deelnemer bij vanuit het team waarmee we Samensturing in de kerk/christelijke organisaties gaan brengen, dat is (…).
Samensturingsprincipes zijn universeel en juist door ze in een breed scala van jullie eigen praktijksituaties toe te passen, gaan we dat ontdekken.
De tweedaagse start op 5 maart (…). Na het gezamenlijk diner is er een keuzeblok voor mensen die dat willen over de bijbelse onderbouwing van de principes. Mocht je overwegen om iets te gaan doen in christelijke organisaties of kerken, dan is dit blok van maximaal een uur zeker aan te raden. Mocht je er niets mee hebben, dan ben je ook volledig vrij dit aan je voorbij te laten gaan. Het reguliere programma is algemeen van aard en focust op de universele principes. (…)”
2.6.
In een op 14 mei 2020 gedateerde e-mail (hierna: de
e-mail van 14 mei 2020) stuurde [B] – de echtgenoot van [A] – onder meer aan [eiseres 1] en [eiseres 2] (voor zover hier van belang) het volgende:

Goedemiddag allemaal,
Ik ben door het OT gevraagd om als initiator van het leiderschapsteam een stuk proces begeleiding / opstart van het adviesbureau[op dat moment werd er onder bij Saminc betrokken personen gesproken over plannen om, onder meer, naast Saminc een adviesbureau op te richten; toelichting kantonrechter]
op me te nemen voor nadere uitwerking/inrichting met jullie. (…)
Naar aanleiding van het overleg van vorige week met specialisten die al jaren bij Saminc betrokken zijn en de mensen die nu in de opleiding zitten en alles er tussenin , zijn er vorige week in het overleg diverse vragen gesteld vanuit diverse invalshoeken. (…). Om de kaders wat meer te verduidelijken heb ik samen met [A] en OT een opzet gemaakt hoe we op dit moment deze situatie zien en van waaruit we op een goede manier verder kunnen bouwen aan een helder, krachtig en veilig adviesbureau. (…)
In de bijlage:
(…)
3) De identiteitsverklaring en 4) de geheimhoudingsverklaring
Voor de mensen die reeds toegetreden zijn is dit niet nieuw (hoeven ook niet opnieuw te tekenen), maar conform beleid vraagt Saminc (en daarmee ook het verbonden adviesbureau), dat we mensen die nog niet toegetreden zijn maar wel mee willen denken en/of een leiderschapsrol vervullen vragen om dezelfde waarborg te geven. Dit valt onder het normale toetredingsbeleid en hier dien je dus vooraf van op de hoogte te zijn, of je nu een rol wilt, of later in het proces. (…)”
2.7.
Bij de e-mail van 14 mei 2020 zat als bijlage een “identiteitsverklaring” (hierna: de
Identiteitsverklaring). Dat is een uit zes pagina’s bestaand document dat, naast een inleiding, drie delen kent, te weten ‘deel 1. De gedragscode’; ‘deel 2. Omgangsregels’; en ‘deel 3. Beschermen van de bron’. Dat derde deel bevat – integraal weergegeven – de volgende tekst:
DEEL 3 BESCHERMEN VAN DE BRON
De principes van Samensturing hebben een bijbelse herkomst en het succes van Saminc hangt mede af van de zegen die God eraan verleent. Dit is een kostbaar gegeven en daar willen we zuinig op zijn. Samensturing is gegeven als een instrument om de eenheid te herstellen, machtsbolwerken te doorbreken en mensen tot hun bestemming te brengen. De principes die we daarvoor inzetten zijn terug te vinden in de bijbel. We erkennen dat we voor het slagen van onze missie uiteindelijk afhankelijk zijn van de kracht van God.
Dit betekent niet dat je gelovig hoeft te zijn om licentiehouder van Saminc te zijn. Juist vanuit deze geloofsbasis willen we openstaan voor iedereen ongeacht zijn afkomst, cultuur, leeftijd, geslacht of overtuiging. We verwachten wel dat je de principes zoals ook eerder in deze verklaring beschreven respecteert.
Ook betekent dat er binnen Saminc geen activiteiten plaatsvinden die de bijbelse basis geweld aandoen of afzwakken, bijvoorbeeld door het actief ontkennen of bespotten van de bijbelse basis. Ook het aanbieden van producten en programma’s met een duidelijke andere religieuze of spirituele grondslag is om die reden niet mogelijk onder de vlag van Saminc. In zijn vrije tijd kan iedereen uiteraard doen wij hij of zij wil.
Leiderschap
De leiders binnen de organisatie hebben hierin een bijzondere verantwoordelijkheid. De bescherming van de bron is namelijk de taak van de leiders. Van het (hart van het) leiderschapsteam wordt dan ook verwacht dat zij aangesloten zijn op de Bron aangezien zij deze moeten beschermen. Dit betekent dat zij erkennen dat Jezus de enige weg tot God is en de bijbel als het gezaghebbend Woord van God erkennen.
We zien het OT als het hart van het leiderschap, waar de eenheid bewaard moet blijven. Vanuit de verschillende teams/afdelingen van Saminc (kenniscentrum, adviesbureau) kunnen wel mensen aanhaken bij het leiderschapsteam met een andere (geloofs)basis en ook het leiderschapsteam binnen een afdeling hoeft niet (volledig) christelijk te zijn. Wel is er in elk leiderschapsteam een bewaker van het collectief doel, die ook vertegenwoordiger is in het OT.”
2.8.
Op enig moment in of vlak voor mei 2020 heeft [A] , niet vanuit Saminc, maar vanuit haar persoonlijke LinkedIn-account, een bericht geplaatst met de volgende inhoud:

Volgende week het eerste webinar van Samensturing in de kerk! Leer hoe je van je kerk weer een bloeiende gemeente maakt, die functioneert als een levend lichaam, met ruimte voor ieders gaven en talenten!
2.9.
Op 19 mei 2020 hebben eerst [eiseres 1] en later [eiseres 2] aangegeven zich als zakelijk professional en privé persoon alleen te willen verbinden aan organisaties die geen enkele religieuze en politieke binding hebben en ervoor zorgen dat privé overtuigingen van directeur/leiderschapsteam niet openlijk in zakelijke kanalen komen.
2.10.
Partijen hebben hierna nog gesproken over het verschil van inzicht dat is ontstaan na ontvangst van de e-mail van 14 mei 2020. Op 5 juni 2020 heeft [A] aan [eiseres 1] en [eiseres 2] per e-mail het volgende geschreven:
“Beste [eiseres 1] en [eiseres 2] ,
Graag ontvangen we van jullie een schriftelijk verzoek tot beëindiging van het opleidingstraject, zodat we die conform onze voorwaarden kunnen afhandelen.
Voor de volledigheid wil ik jullie nogmaals laten [weten] dat het opleidingsproces volledig losstaat van de toetreding van het adviesbureau en dat je die opleiding dus ook gewoon kunt afmaken, om er elders mee aan de slag [te gaan] of deel te nemen aan de community. In beide gevallen wordt in het geheel niets van je gevraagd op het gebied van welke verklaring dan ook.
Dinsdag bespreken we het e.e.a. verder in het OT. Hartelijke groet, [A] ”
2.11.
[eiseres 1] heeft hierop op bij e-mail van 8 juni 2020, met [eiseres 2] in de cc, het volgende geantwoord:
“Beste [A] ,
We zijn je onderstaande vraag niet vergeten. We zijn ons echter nog aan het beraden op de juiste formulering gezien de hoge investering die we hebben gedaan.
Met vriendelijke groet, [eiseres 1] en [eiseres 2] ”
2.12.
[eiseres 1] en [eiseres 2] zijn hierna niet verder gegaan met de Opleiding.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres 1] en [eiseres 2] vorderen dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
De overeenkomsten tussen [eiseres 1] en [eiseres 2] en Saminc ten aanzien van de oriëntatie-tweedaagse en de Opleiding voor vernietigd verklaart, dan wel de vernietiging daarvan uitspreekt;
Saminc veroordeelt om aan [eiseres 1] en [eiseres 2] te betalen een bedrag van € 10.332,00, dat uiteenvalt in een bedrag van € 9.556,60 (twee keer € 4778,29, waarbij laatstgenoemd bedrag bestaat uit € 3872 (kosten Opleiding) en € 906,29 (kosten oriëntatie), een door [eiseres 1] en [eiseres 2] becijferd bedrag van € 318,26 voor wettelijke handelsrente, en een bedrag van € 457,16 als schadevergoeding wegens onrechtmatige daad;
Saminc veroordeelt tot betaling van buitengerechtelijke kosten van € 875,14; en
Saminc veroordeelt in de proceskosten, waaronder nakosten, bij niet betaling te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Aan deze vorderingen leggen [eiseres 1] en [eiseres 2] het volgende ten grondslag. De overeenkomsten tussen hen en Saminc waar het betreft de oriëntatie-tweedaagse en de Opleiding (hierna: de
Overeenkomsten), zijn door middel van een buitengerechtelijke verklaring al rechtsgeldig vernietigd of moeten anders in elk geval door de kantonrechter worden vernietigd, omdat deze zijn gesloten onder een verkeerde voorstelling van zaken. [eiseres 1] en [eiseres 2] zouden, met andere woorden, hebben gedwaald. Daartoe stellen zij naar de kern dat Saminc heeft verzwegen dat Saminc en de Opleiding zijn gebaseerd op “christelijke principes” en dat verbinding aan de Identiteitsverklaring vereist was om in aanmerking te komen voor bepaalde posities binnen Saminc. Saminc had een en ander voor of tijdens het sluiten van de Overeenkomsten kenbaar moeten maken en als dat was gebeurd, dan waren [eiseres 1] en [eiseres 2] nooit met Saminc in zee gegaan. [eiseres 1] en [eiseres 2] hebben de Overeenkomsten bij brief van 27 november 2020 vernietigd op grond van dwaling. Daarvan is het gevolg dat zij (op grond van onverschuldigde betaling) recht hebben op teruggave van hetgeen zij op grond van de Overeenkomsten hebben betaald, aldus [eiseres 1] en [eiseres 2] .
Het op het verkeerde been zetten van [eiseres 1] en [eiseres 2] is daarnaast ook onrechtmatig, en Saminc moet dan ook bij wege van schadevergoeding de transportkosten vergoeden die [eiseres 1] en [eiseres 2] vanwege activiteiten in het kader van de Opleiding hebben gemaakt, stellen ten slotte [eiseres 1] en [eiseres 2] .
3.3.
Saminc concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna uitgebreider worden ingegaan, waar dat nodig is voor de beoordeling.

4.De beoordeling

4.1.
De vordering van [eiseres 1] en [eiseres 2] is naar de kern gebaseerd op de stelling dat zij hebben gedwaald bij het aangaan van de Overeenkomsten en zij die (hebben) kunnen vernietigen, en daarom recht hebben om de kosten van de Opleiding en de oriëntatie-tweedaagse terug te vorderen (zie hiervoor, rov. 3.2).
4.2.
De kantonrechter is echter van oordeel dat [eiseres 1] en [eiseres 2] zich niet terecht op dwaling kunnen beroepen. Dat zit als volgt.
4.3.
Voorop staat in dit kader dat uit artikel 6:228 van het Burgerlijk Wetboek (“
BW”) volgt dat een overeenkomst vernietigd kan worden wanneer die onder invloed van dwaling tot stand is gekomen, en bij een juiste voorstelling van zaken niet, of niet onder dezelfde voorwaarden, zou zijn gesloten. Dat is onder meer het geval wanneer – toegespitst op deze zaak – Saminc aan [eiseres 1] en [eiseres 2] inlichtingen had moeten verschaffen (artikel 6:228 BW lid 1, geval b). Een zodanige mededelingsplicht bestaat echter alleen wanneer (in dit geval) Saminc redelijkerwijs had moeten begrijpen dat de mee te delen feiten voor de dwalende van cruciaal belang waren (het zogenoemde kenbaarheidsvereiste). Daarnaast bepaalt de wet dat als de dwaling te maken heeft met zaken die zich (ten opzichte van het moment waarop de overeenkomst is aangegaan) louter in de toekomst voordoen, de overeenkomst dan toch in stand blijft (zie het tweede lid van artikel 6:228 BW).
4.4.
Het beroep op dwaling van [eiseres 1] en [eiseres 2] is allereerst gebaseerd op de stelling dat Saminc en de Opleiding in feite op christelijke principes zijn gebaseerd of daarvan zijn doortrokken, en dat zij daarover vooraf geïnformeerd hadden moeten worden. Zij hadden dan niet voor de Opleiding (of de oriëntatie daarop) gekozen. Dit gestelde gebaseerd zijn op christelijke principes blijkt dan met name uit de uitlating door [A] op LinkedIn (zie rechtsoverweging 2.8) en de e-mail van 14 mei 2020. In die e-mail wordt immers de christelijke identiteit van Saminc en de Opleiding duidelijk uit de doeken gedaan en wordt zelfs gevraagd die identiteit door middel van een verklaring aan te hangen of te ondersteunen. Daarnaast blijkt uit de toelichting op de Identiteitsverklaring dat Saminc een organisatie met een christelijke “bron” is die beschermd zou moeten worden en dat die bron ook doorwerkt in welke mogelijkheden er bestaan om door te groeien in (leiderschap van) die organisatie; aldus [eiseres 1] en [eiseres 2] .
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat deze gestelde omstandigheden geen beroep op dwaling kunnen dragen. Saminc heeft immers (onweersproken) gesteld dat de Identiteitsverklaring en de e-mail van 14 mei 2020 onderdeel waren van een proces waarin werd nagedacht over hoe de structuur rondom Saminc en de Opleiding zou moeten worden vormgegeven. Uiteindelijk is er van de structuur zoals die in de (bijlagen bij de) e-mail van 14 mei 2020 werd gepresenteerd, althans in die vorm, niets terechtgekomen. Saminc heeft daarbij onderbouwd dat het denken over voornoemde processen zich zo heeft ontwikkeld dat enkele maanden na deze e-mail definitief is besloten om geen binding aan de Identiteitsverklaring te gaan eisen en dat dit verder ook op geen moment daadwerkelijk als harde eis is gehanteerd.
4.6.
Juridisch vertaald betekent dit het volgende. Als het [eiseres 1] en [eiseres 2] te doen is om de e-mail van 14 mei 2020 zelf, dan geldt dat dit een omstandigheid is die ten tijde van het sluiten van de Overeenkomsten nog toekomstig was. De kantonrechter kan het zich – zonder daarbij een waardeoordeel uit te spreken – indenken dat
alshet voor [eiseres 1] en [eiseres 2] belangrijk was om bij een non religieuze organisatie aangesloten te zijn, het wellicht onaangenaam zal zijn geweest om in die e-mail te lezen dat het beschermen van een bepaald christelijk gedachtengoed aanleiding was om een Identiteitsverklaring voor te leggen en een andere organisatiestructuur na te streven. Maar ook dan: voor Saminc bestond er pas
nahet sluiten van de Overeenkomsten aanleiding om tot die stap – het verder concretiseren van haar plannen door de e-mail van 14 mei 2020 te versturen – over te gaan, en dat was ten tijde van het sluiten van de Overeenkomsten dus een toekomstige omstandigheid als bedoeld in artikel 6:228 BW lid 2, en dat kan dus niet tot vernietiging van de overeenkomsten leiden.
4.7.
Daarbij komt dat het voor Saminc naar het oordeel van de kantonrechter niet duidelijk heeft moeten zijn dat een en ander een breekpunt voor [eiseres 1] en [eiseres 2] zou opleveren. Er is dus ook niet aan het kenbaarheidsvereiste voldaan. Hierbij geldt als uitgangspunt dat vaststaat dat tussen partijen niet is besproken dat het voor [eiseres 1] en [eiseres 2] heel belangrijk was dat Saminc of de Opleiding geen enkele religieuze connotatie hadden. Verder is het zo dat de e-mail van 14 mei 2020 het aanvaarden van de Identiteitsverklaring niet als eis stelde voor het worden van specialist, datgene waartoe de Opleiding opleidde. Voor Saminc had dan ook niet duidelijk hoeven zijn dat het voor [eiseres 1] en [eiseres 2] belangrijk, of zelfs cruciaal was, dat een betrokkenheid bij de organisatie van Saminc
in rollen of functies anders dan het zijn van specialistwellicht een christelijke affiniteit vergde. Die andere functies (dan specialist) had Saminc redelijkerwijs niet hoeven te relateren aan de interesse van [eiseres 1] en [eiseres 2] in
de Opleiding, en Saminc had het doen van mededelingen over die andere rollen of over toekomstplannen met de organisatie rondom Saminc dan ook niet hoeven te begrijpen als noodzakelijk voor [eiseres 1] en [eiseres 2] .
Als [eiseres 1] en [eiseres 2] zich op het standpunt stellen dat het enkele gegeven dat [A] op LinkedIn een webinar over Samensturing in de kerk heeft aangeprezen, meegedeeld had moeten worden, dan gaat dat evenmin op. Naast dat dit, als gezegd, een omstandigheid in de toekomst was, heeft het voor Saminc niet op voorhand duidelijk moeten zijn waarom [eiseres 1] en [eiseres 2] dit belangrijk zouden vinden; dit betrof immers een leergang die als variant op de algemene Samensturingsprincipes door Saminc werd aangeboden en waarover Saminc ook niet geheimzinnig deed, zoals blijkt uit de vermelding daarvan in het programma bij de start van de Opleiding (zie rechtsoverweging 2.5).
4.8.
Voor zover [eiseres 1] en [eiseres 2] het standpunt innemen dat Saminc en de Opleiding
als zodanigzijn gebaseerd op “christelijke principes” en dat dat vooraf meegedeeld had moeten worden, geldt dat ook dit niet leidt tot een succesvol beroep op dwaling. Waar het Saminc betreft, geldt dat [eiseres 1] en [eiseres 2] onvoldoende hebben onderbouwd dat Saminc gebaseerd is op christelijke principes. Saminc heeft dat namelijk gemotiveerd betwist, en voor een voldoende onderbouwing van die stelling van [eiseres 1] en [eiseres 2] is onvoldoende dat [A] een christelijke overtuiging aanhangt, of dat er op enig moment plannen hebben gecirculeerd om Saminc in te bedden in een organisatiestructuur waarvan het leiderschap een christelijke overtuiging heeft, temeer nu Saminc onweersproken heeft gesteld dat ook weer van die plannen is afgezien.
Waar het de Opleiding betreft, geldt dat ook daarvan [eiseres 1] en [eiseres 2] onvoldoende hebben onderbouwd dat deze een christelijk karakter heeft. Saminc heeft gemotiveerd naar voren gebracht dat de Samensturingsprincipes zoals ontwikkeld door [A] weliswaar mede door haar christelijke levensopvatting zijn geïnspireerd, maar dat deze niet bedoeld zijn als religieus concept en door een ieder en overal kunnen worden toegepast, los van geloof (of andere identiteitskenmerken). Dat de Opleiding, waarin het werken met de Samensturingsprincipes wordt onderwezen, daarmee christelijk is, is onvoldoende vast komen te staan. Maar ook als het gegeven dat [A] haar inspiratie voor de Samensturingsprincipes in de Bijbel ziet gelegen al wel tot de conclusie zou leiden dat de Opleiding op christelijke principes is gebaseerd, dan kunnen [eiseres 1] en [eiseres 2] niet geacht worden op dat punt te hebben gedwaald. Juist van deze door [A] gevoelde inspiratie is door ( [A] namens) Saminc geen geheim gemaakt, zoals Saminc heeft gesteld en [eiseres 1] en [eiseres 2] niet (voldoende gemotiveerd) hebben betwist. [eiseres 1] en [eiseres 2] kunnen daarover dan ook niet hebben gedwaald. En voor Saminc heeft het ook niet kenbaar kunnen zijn dat dit voor cursisten aan de Opleiding een probleem zou kunnen zijn, ook omdat Saminc naar eigen zeggen juist een niet-religieuze opleiding in het werken met universele (en niet religie-gebonden) Samensturingsprincipes meent aan te bieden.
4.9.
De conclusie van het voorgaande is dat [eiseres 1] en [eiseres 2] geen beroep kunnen doen op dwaling in de zin van artikel 6:228 BW en dat zij dus niet terecht een beroep hebben gedaan op vernietiging van de Overeenkomsten. Het inschrijfgeld kunnen zij dan ook niet terugvorderen van Saminc. Voor zover [eiseres 1] en [eiseres 2] voor hun vorderingen een beroep hebben gedaan op onrechtmatige daad, wordt dit eveneens afgewezen, omdat zij onvoldoende hebben onderbouwd dat Saminc hen bewust op het verkeerde been heeft gezet.
4.10.
Ten overvloede wordt erop gewezen dat de voorgaande conclusie – uiteraard: het betreft een rechterlijke uitspraak – gebaseerd is op een juridische beoordeling van de gebeurtenissen die [eiseres 1] en [eiseres 2] aan hun vorderingen ten grondslag hebben gelegd. Dit oordeel spreekt geen waardeoordeel uit over de vraag of [eiseres 1] en [eiseres 2] wel of niet met de Opleiding hadden moeten verder gaan, nadat de e-mail van 14 mei 2020 hen bereikte, en die inhoud hen naar eigen zeggen onaangenaam verraste. Onder welke voorwaarden [eiseres 1] en [eiseres 2] zich in privé- of professioneel verband met organisaties willen verbinden, is een keuze die geheel aan hen is en waarover dit vonnis geen oordeel geeft. Dit vonnis gaat enkel in op de vraag of eiseressen in deze zaak een
juridisch geldigereden hadden om hun overeenkomsten met Saminc te vernietigen, en als gevolg daarvan het betaalde geld terug te krijgen, en concludeert, zoals we zagen, dat dit niet zo is.
4.11.
De slotsom is dat [eiseres 1] en [eiseres 2] in deze procedure geen gelijk hebben gekregen en daarom de proceskosten van Saminc moeten betalen. Die worden tot op heden begroot op € 746,00 voor salaris gemachtigde (2 punten, tegen het tarief van € 373,00).

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiseres 1] en [eiseres 2] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Saminc tot op heden begroot op € 746,00;
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Essed, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2022.