ECLI:NL:RBOVE:2022:2256

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 augustus 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
08/021827-22 en 08/710028-18 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor stalking, bedreiging en mishandeling met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 2 augustus 2022 heeft de rechtbank Overijssel een 54-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, voor het stalken van zijn ex-partner. De man heeft zijn ex-partner gedurende een periode van vier maanden lastiggevallen door haar veelvuldig berichten te sturen via WhatsApp en sms, en door ongevraagd foto's van haar kinderen en haar woonadres op zijn Facebookprofiel te plaatsen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster, wat heeft geleid tot een ernstige inbreuk op haar persoonlijke vrijheid.

Daarnaast is de verdachte ook veroordeeld voor bedreiging en mishandeling van twee andere personen. In de periode van 9 tot 10 oktober 2021 heeft hij een mes in de voordeur van de woning van de aangeefster gestoken en een rode substantie op de muur gesmeerd, wat door de rechtbank als een bedreiging werd gezien. Op 14 februari 2021 heeft hij een andere aangever mishandeld door deze tegen een verkeersbord te duwen en te slaan, en hem te bedreigen met de woorden dat hij zo nog eens tien jaar voor moord zou zitten. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan alle ten laste gelegde feiten en heeft de vordering van de officier van justitie tot een gevangenisstraf toegewezen, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met de aangeefster.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/021827-22 en 08/710028-18 (TUL) (P)
Datum vonnis: 2 augustus 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1968 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres] ,
nu verblijvende in de P.I. Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
3 mei 2022 en 19 juli 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M. Tromp en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.T. Brassé, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging op 19 juli 2022, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:gedurende een periode [aangever 1] heeft gestalkt;
feit 2:gedurende een periode [aangever 1] heeft bedreigd;
feit 3: [aangever 2] heeft mishandeld;
feit 4: [aangever 2] heeft bedreigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 3 september 2021 tot en met 23 januari 2022 te Zwolle, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangever 1] door:
- voornoemde [aangever 1] een foto van een kerkhof te sturen en/of
- voornoemde [aangever 1] veelvuldig (te weten aantal keer), althans eenmaal, WhatsApp-berichten en/of SMS-berichten te sturen en/of
- voornoemde [aangever 1] meerdere malen, althans eenmaal, berichten via Facebook te sturen en/of
- een Facebook (dating) profiel aan te maken op naam van voornoemde [aangever 1] en/of op dat Facebook profiel een foto van een vrouw in lingerie te plaatsen en/of op dat Facebook profiel het telefoonnummer van voornoemde [aangever 1] te plaatsen en/of (vervolgens) met zijn, verdachtes, eigen Facebook account onder deze foto reacties te plaatsen en/of
- een Facebook profiel aan te maken op naam van [aangever 1] , de zoon van voornoemde [aangever 1] , en/of met dat Facebook account reacties te plaatsen op verschillende Facebook pagina’s
- een Facebook profiel aan te maken op naam van [naam 1] en/of een met dat Facebook account reacties te plaatsen op verschillende Facebook pagina’s waardoor voornoemde [aangever 1] en/of haar familie in een kwaad daglicht worden gezet en/of
- op zijn, verdachtes, Facebook profiel foto's te plaatsen van de zoon van voornoemde [aangever 1] en/of
- zijn, verdachtes, profielfoto te wijzigen naar een foto waar de kinderen van voornoemde [aangever 1] op staan en/of
- kennissen van voornoemde [aangever 1] lastig te vallen, althans te benaderen en/of
- voor de woning van voornoemde [aangever 1] langs te rijden en/of te fietsen en/of te lopen en/of
- voornoemde [aangever 1] te volgen, althans een of meerdere malen naast voornoemde [aangever 1] te fietsen en/of met voornoemde [aangever 1] mee te fietsen
- voornoemde [aangever 1] -onder meer op/bij de school van haar kind(eren) - lastig te vallen en/of op te zoeken met het oogmerk die [aangever 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 9 oktober 2021 tot en met 10 oktober 2021 te Zwolle [aangever 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een mes in de voordeur van de woning van die [aangever 1] te steken en/of rondom dit mes een rode substantie op de muur te smeren;
3.
hij op of omstreeks 14 februari 2021 te Zwolle [aangever 2] heeft mishandeld door die [aangever 2] tegen een verkeersbord en/of een lantaarnpaal te duwen en/of vervolgens voornoemde [aangever 2] op/tegen zijn hoofd te stompen en/of te slaan;
4.
hij op of omstreeks 14 februari 2021 te Zwolle [aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door nadat hij die Bijl had geduwd tegen een lantaarnpaal/verkeersbord en/of hem een klap en/of stomp tegen zijn hoofd had gegeven die [aangever 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga zo nog een keer 10 jaar zitten voor moord", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zijn.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte bekent WhatsApp- en sms-berichten en een Facebook-bericht te hebben gestuurd naar [aangever 1] (hierna: [aangever 1] ). Ook heeft hij een Facebookprofiel aangemaakt op naam van [aangever 1] , haar zoon en [naam 1] en heeft hij daarmee reacties geplaatst op verschillende Facebookpagina’s. Verder bekent verdachte dat hij op zijn Facebookprofiel foto’s van de zoon van [aangever 1] heeft geplaatst, dat hij zijn profielfoto heeft gewijzigd naar een foto van de kinderen van [aangever 1] en dat hij enkele kennissen van [aangever 1] heeft benaderd. Volgens de raadsvrouw kunnen deze handelingen echter niet worden aangemerkt als een stelselmatige opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [aangever 1] . Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat weliswaar een DNA-profiel van verdachte is aangetroffen op het mes, maar dat niet duidelijk is hoe en wanneer dat op het mes is achtergelaten. Het dossier bevat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Over de feiten 3 en 4 heeft de raadsvrouw opgemerkt dat de getuigenverklaring van [aangever 1] de verklaring van aangever [aangever 2] (hierna: [aangever 2] ) weerspreekt en dat zijn verklaring niet wordt ondersteund door de medische verklaring. Tot slot is aangevoerd dat moet worden getwijfeld aan de betrouwbaarheid van de door getuigen [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) en [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) afgelegde verklaringen vanwege hun jonge leeftijd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feit 1
De vaststelling van feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte heeft in de periode van 3 september 2021 tot en met 23 januari 2022 in Nederland meerdere malen en op verschillende manieren contact opgenomen met zijn voormalig partner
[aangever 1] . Hij heeft haar meerdere WhatsApp- en sms-berichten gestuurd, waaronder een bericht met daarin een foto van een kerkhof met de vraag: ‘weet jij waar dit is?’. Ook heeft hij haar een bericht via Facebook gestuurd. Verder heeft hij een Facebookprofiel aangemaakt op naam van [aangever 1] waarna hij op dit profiel een foto plaatste van een vrouw in lingerie met daarbij het telefoonnummer van [aangever 1] . Vervolgens heeft hij met zijn eigen Facebook-account op die foto gereageerd. Verdachte heeft ook een Facebookprofiel aangemaakt op naam van [aangever 1] , de zoon van [aangever 1] , en een Facebookprofiel op naam van [naam 1] . Met deze accounts plaatste hij reacties op andere Facebookpagina’s. Hij heeft onder een post waarin de dader van een fietsendiefstal werd gezocht, het adres van [aangever 1] en de naam van haar zoon genoemd. Verder heeft verdachte op zijn Facebookprofiel foto’s van de zoon van [aangever 1] geplaatst en heeft hij zijn profielfoto op WhatsApp gewijzigd naar een foto van de kinderen van [aangever 1] . Daarnaast heeft hij [naam 2] , een ex-schoonzus van [aangever 1] , een zogenoemde STOP-brief gestuurd en heeft hij naar de werkgever van die [naam 2] een e-mail gestuurd waarin hij zich negatief uitlaat over haar rijstijl. Ook had verdachte meermalen contact met de ex-partner van [aangever 1] , te weten [naam 3] . Verdachte heeft erkend deze handelingen te hebben begaan.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank beziet de hiervoor vastgestelde gedragingen in onderlinge samenhang en overweegt als volgt. De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat de aard, duur, frequentie en intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van [aangever 1] zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is. Immers, verdachte heeft veelvuldig contact met [aangever 1] gezocht door haar via sms, WhatsApp en Facebook berichten te sturen. Deze berichten waren indringend en obsessief van aard. Daarnaast heeft hij [aangever 1] en haar zoon op Facebook in diskrediet gebracht door hun namen en adresgegevens onder bepaalde openbare posts te noemen. Ook heeft hij kennissen van [aangever 1] lastiggevallen. Daar komt bij dat de wijkagent op 6 november 2021 een zogenoemd STOP-gesprek met verdachte heeft gevoerd nadat hij ongevraagd contact met [aangever 1] bleef opnemen. Verdachte wist dus dat [aangever 1] geen contact met hem wenste. Door desondanks op indringende en obsessieve wijze contact met haar op te blijven nemen, heeft verdachte een aanmerkelijke en grove inbreuk op het persoonlijk leven van [aangever 1] teweeggebracht.
De rechtbank acht tevens bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het maken van die inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [aangever 1] en dat hij het oogmerk had om zijn handelingen door haar te laten dulden en om haar vrees aan te jagen. Immers, door het gedurende een periode van ruim vier maanden telkens sturen van berichten en het plaatsen van persoonlijke gegevens van [aangever 1] en haar kinderen op social media, heeft [aangever 1] er niet voor kunnen kiezen om aan die berichten te ontkomen. Enkele berichten waren bovendien dreigend van aard.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 ten laste heeft begaan. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte op enig moment in de periode van 3 september 2021 tot en met 23 januari 2022 langs de woning van [aangever 1] is gereden, gefietst of gelopen en dat hij haar bij de school van haar kinderen heeft opgezocht en lastiggevallen. De rechtbank acht ook niet bewezen dat verdachte langs [aangever 1] is gefietst en haar heeft gevolgd. Het dossier bevat hiervoor onvoldoende bewijs. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van deze onderdelen van de tenlastelegging.
4.3.2
Feit 2
De vaststelling van feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Tussen 9 en 10 oktober 2021 is een mes in de voordeur van de woning van [aangever 1] in Zwolle gestoken. Ook is de deur besmeurd met een rode vloeistof. Het mes is door de politie bemonsterd en er is een DNA-profiel verkregen dat overeenkomt met het DNA-profiel van verdachte. De kans dat het DNA-profiel op het mes afkomstig is van een willekeurige persoon is kleiner dan één op één miljard.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij het mes niet kent en dat [aangever 1] mogelijk zijn sperma, dat in haar slipje zou hebben gezeten, op het mes heeft gesmeerd. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij, toen hij bij [aangever 1] thuis was, een soortgelijk mes in zijn handen heeft gehad waardoor zijn sporen mogelijk nog op het mes hebben gezeten.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank ziet zich gezien de verklaringen van verdachte voor de vraag gesteld of het aantreffen van DNA op het heft van het mes, dat overeenkomt met dat van verdachte, kan dienen als bewijs dat verdachte degene is geweest die het mes in de voordeur van [aangever 1] heeft gestoken.
De rechtbank overweegt allereerst dat het mes rechtstreeks aan het delict en de dader is te relateren, zodat het DNA op het mes een daderspoor is. Verder acht de rechtbank de ter zitting afgelegde verklaring van verdachte, bij gebrek aan concrete en verifieerbare aanknopingspunten en in het licht van zijn eerdere verklaring bij de politie die in zijn geheel afwijkt van zijn verklaring ter zitting, ongeloofwaardig. De verklaring van verdachte is ook overigens niet aannemelijk geworden, zodat de rechtbank zijn verklaring als onaannemelijk en ongeloofwaardig terzijde zal schuiven.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het verdachte is geweest die het mes in de voordeur heeft gestoken en dat hij rondom dit mes een rode substantie heeft gesmeerd. Deze handeling is naar het oordeel van de rechtbank van dien aard geweest en onder zodanige omstandigheden geschied dat deze bij [aangever 1] een redelijke vrees heeft kunnen opwekken dat de bedreiging door verdachte ten uitvoer zou worden gelegd. [aangever 1] heeft zelf ook verklaard dat zij dit erg bedreigend vond en dat zij bang was voor de veiligheid van haarzelf en haar kinderen. De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan.
4.3.3
Feit 3 en 4
De betrouwbaarheid van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2]
Anders dan door de raadsvrouw is bepleit, is de rechtbank van oordeel dat het gegeven dat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] minderjarig zijn niet afdoet aan de betrouwbaarheid van hun verklaringen. Zij hebben uitgebreid, gedetailleerd en consistent verklaard. Daar komt bij dat de verklaringen elkaar op essentiële punten ondersteunen en voldoende aanknopingspunten vinden in de overige stukken in het dossier. Voor de door de raadsvrouw opgeworpen stelling dat [getuige 1] en [getuige 2] mogelijk door anderen zijn beïnvloed, heeft de rechtbank geen enkele aanwijzing gevonden. De rechtbank acht de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] daarom betrouwbaar en zal die verklaringen bezigen voor het bewijs. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
De vaststelling van feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 14 februari 2021 in Zwolle is een woordenwisseling ontstaan tussen verdachte en [aangever 2] . Verdachte heeft [aangever 2] hierbij tegen een verkeersbord/lantaarnpaal geduwd. Daarna heeft verdachte [aangever 2] met zijn vuist op het achterhoofd geslagen. [aangever 2] heeft als gevolg hiervan pijn ondervonden. Verder heeft verdachte, op het moment dat hij wegliep, naar [aangever 2] geroepen dat hij zo nog eens tien jaar voor moord gaat zitten. [aangever 2] heeft daarover verklaard dat hij zich bedreigd voelde en wist dat verdachte bedoelde dat hij hem zou willen vermoorden.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 3 september 2021 tot en met 23 januari 2022 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangever 1] , door:
- voornoemde [aangever 1] een foto van een kerkhof te sturen en
- voornoemde [aangever 1] veelvuldig WhatsApp-berichten en sms-berichten te sturen en
- voornoemde [aangever 1] een bericht via Facebook te sturen en
- een Facebook-profiel aan te maken op naam van voornoemde [aangever 1] en op dat Facebook-profiel een foto van een vrouw in lingerie te plaatsen en op dat Facebook- profiel het telefoonnummer van voornoemde [aangever 1] te plaatsen en met zijn, verdachtes, eigen Facebook-account onder deze foto reacties te plaatsen en
- een Facebook-profiel aan te maken op naam van [aangever 1] , de zoon van voornoemde [aangever 1] , en met dat Facebook-account reacties te plaatsen op verschillende Facebook-pagina’s en
- een Facebook-profiel aan te maken op naam van [naam 1] en met dat Facebook-account reacties te plaatsen op verschillende Facebook-pagina’s waardoor voornoemde [aangever 1] en haar familie in een kwaad daglicht worden gezet en
- op zijn, verdachtes, Facebook-profiel foto's te plaatsen van de zoon van voornoemde [aangever 1] en
- zijn, verdachtes, profielfoto te wijzigen naar een foto waar de kinderen van voornoemde [aangever 1] op staan en
- kennissen van voornoemde [aangever 1] te benaderen,
met het oogmerk die [aangever 1] te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen;
2.
hij in de periode van 9 oktober 2021 tot en met 10 oktober 2021 te Zwolle
[aangever 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door een mes in de voordeur van de woning van die [aangever 1] te steken en rondom dit mes een rode substantie op de muur te smeren;
3.
hij op 14 februari 2021 te Zwolle [aangever 2] heeft mishandeld door die [aangever 2] tegen een verkeersbord/lantaarnpaal te duwen en vervolgens voornoemde [aangever 2] tegen zijn hoofd te stompen;
4.
hij op 14 februari 2021 te Zwolle [aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door, nadat hij die [aangever 2] had geduwd tegen een lantaarnpaal/verkeersbord en hem een stomp tegen zijn hoofd had gegeven die [aangever 2] dreigend de woorden toe te voegen ‘Ik ga zo nog een keer 10 jaar zitten voor moord’.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 285, 285b en 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
belaging;
feit 2 en feit 4
telkens het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3
het misdrijf:
mishandeling.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd om aan het voorwaardelijk deel de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering te koppelen, te weten een meldplicht, ambulante behandeling en locatieverbod met elektronische monitoring. De officier van justitie heeft daarbij de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een vrijheidsbeperkende maatregel ingevolge artikel 38v Sr voor de duur van vijf jaren, inhoudende een contactverbod en locatieverbod waarbij iedere overtreding van deze verboden steeds een week voorlopige hechtenis oplevert. De officier van justitie heeft ook de dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel gevorderd. Tot slot heeft de officier van justitie de teruggave van de onder verdachte in beslag genomen goederen gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, in het geval van een bewezenverklaring, verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die hij in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft gedurende een periode van ruim vier maanden zijn voormalige partner [aangever 1] gestalkt. Verdachte stuurde haar vele WhatsApp- en sms-berichten. Ook plaatste hij ongevraagd foto’s van haar kinderen op zijn Facebook-profiel. Daarnaast heeft hij [aangever 1] en haar zoon op Facebook in diskrediet gebracht door hun namen en adresgegevens onder bepaalde openbare posts te noemen. Verdachte was in die periode obsessief bezig met [aangever 1] en haar kinderen, terwijl zij hem herhaaldelijk heeft laten weten geen contact meer te willen. Desondanks is verdachte daarmee doorgegaan, zelfs na een stop-gesprek met de wijkagent. Hierdoor moest [aangever 1] een lange periode de ongewenste aanwezigheid van verdachte in haar leven dulden. Verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer.
In diezelfde periode heeft verdachte [aangever 1] bedreigd door een mes in haar voordeur te steken en rondom het mes rode smurrie te smeren. Deze ervaring, mede gezien de eerdere veroordeling van verdachte voor stalking van een ex-partner waarvan [aangever 1] op de hoogte was geraakt, heeft ervoor gezorgd dat [aangever 1] zich ernstig bedreigd voelde. Uit de toelichting van [aangever 1] bij het verzoek om smartengeld blijkt dat de handelingen van verdachte niet alleen enorme impact hebben op haar, maar ook op haar kinderen. Zij is continu op haar hoede, durft niet meer alleen de deur uit en ziet zich genoodzaakt om haar kinderen met de taxi naar school te laten gaan. Zij heeft camera’s rondom haar woning geplaatst en via Veilig Thuis beschikt zij over een zogenoemde AWARE-knop. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij met zijn handelen geheel voorbij is gegaan aan de gevoelens van en gevolgen voor [aangever 1] en haar kinderen en slechts oog heeft gehad voor zichzelf en het uiten van zijn eigen gevoelens van frustratie en ongenoegen. Daarbij heeft hij de grenzen van het acceptabele ver overschreden.
Verder heeft verdachte [aangever 2] bedreigd en mishandeld. Daarmee heeft hij inbreuk gemaakt op diens lichamelijke integriteit. De mishandeling en bedreiging vond overdag plaats bij een vijver waar op dat moment door veel kinderen werd geschaatst. De feiten hebben bij omstanders, waaronder kinderen, onrust en gevoelens van onveiligheid veroorzaakt. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De persoon van verdachte
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 7 juni 2022 betreffende verdachte blijkt dat verdachte op 7 februari 2019 is veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder belaging en mishandeling. Aan verdachte is toen een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren opgelegd.
Over de persoon van verdachte is een Pro Justitia rapportage uitgebracht door psycholoog
T. ’t Hoen, gedateerd 8 juli 2022. Hierin is te lezen dat bij verdachte sprake is van een lacunaire gewetensontwikkeling. Hij heeft sterk de neiging zijn gedragingen te bagatelliseren. Ook valt een zekere neiging tot externaliseren op. Verder is bij verdachte sprake van antisociale en narcistische trekken in de persoonlijkheid. Verdachte komt erg berekenend over en is geneigd een sociaal wenselijk beeld van zichzelf te schetsen. Hij ontkent gevoelens van kwetsbaarheid, verongelijktheid, boosheid en onvrede. Dit alles duidt op een (narcistische) afweer van negatieve affecten. Dit maakt dat verdachte moeilijk in te schatten is. Er zijn aanwijzingen voor persoonlijkheidspathologie, maar vanwege de beperkingen van het onderzoek - verdachte heeft geen toestemming gegeven voor het benaderen van referenten en heeft niet alle testen ingevuld - kan dit evenwel niet worden vastgesteld of uitgesloten. De psycholoog heeft zich, gelet op de beperkingen in het onderzoek, onthouden van een advies over de mate waarin de ten laste gelegde feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend. Ook het risico op recidive kan wegens gebrek aan informatie niet worden ingeschat.
De reclassering heeft ook een rapport, gedateerd 13 juli 2022, over verdachte opgemaakt. Hierin is te lezen dat vanwege de houding van verdachte geen zicht is gekregen op de leefgebieden en de aanwezigheid van eventuele criminogene factoren. De kans op recidive kan niet worden ingeschat. Verdachte heeft wel te kennen gegeven bereid te zijn zich aan voorwaarden te houden. Er zijn op dit moment geen signalen dat er een verhoogde kans is dat hij zich hieraan zal onttrekken. Gelet hierop adviseert de reclassering om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling bij De Tender (Transfore) en een locatieverbod met elektronische monitoring (enkelband). Daarbij is de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden geadviseerd. Daarnaast is geadviseerd om aan verdachte een contactverbod met [aangever 1] als vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Sr op te leggen voor de duur van vijf jaren. Het advies is ook deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De rechtbank heeft ter zitting eenzelfde beeld van verdachte gekregen als uit de rapportages naar voren komt. Verdachte legt de schuld buiten zichzelf, neemt geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen en de gevolgen van zijn gedrag en lijkt ook geen werkelijke wroeging te voelen. Hij plaatst zichzelf in een slachtofferrol.
De straf en/of maatregel
Gelet op de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de eerdere veroordeling voor belaging van 7 februari 2019 en de omstandigheid dat verdachte op geen enkele manier verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden, is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden op zijn plaats is. De rechtbank heeft hierbij eveneens rekening gehouden met artikel 63 Sr. De rechtbank ziet in de hiervoor weergegeven rapportages wel aanleiding om een deel van de gevangenisstraf, te weten vijf maanden, voorwaardelijk op te leggen, zodat aan verdachte hulp, begeleiding en behandeling kan worden geboden. De rechtbank zal daarom aan het voorwaardelijke deel de volgende bijzondere voorwaarden verbinden: een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling bij De Tender (Transfore). Ook zal als bijzondere voorwaarde een contactverbod en een locatieverbod met elektronische monitoring worden opgelegd. De rechtbank heeft hierbij meegewogen dat verdachte ter zitting te kennen heeft gegeven hieraan zijn medewerking te zullen verlenen. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf zal de rechtbank een proeftijd van drie jaren verbinden.
De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank overweegt hiertoe dat hoewel het recidiverisico niet kan worden ingeschat, vaststaat dat verdachte eerder, in 2019, is veroordeeld voor belaging van een ex-partner. Daar komt bij dat verdachte veelal handelt vanuit zijn eigen belang, terwijl hij op dit moment onvoldoende vaardigheden lijkt te hebben om de gevolgen van zijn handelen te overzien. De rechtbank zal daarom bevelen dat de bijzondere voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Tot slot acht de rechtbank, gelet op het gedrag van verdachte jegens [aangever 1] en ter voorkoming van toekomstige strafbare feiten, het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr noodzakelijk. Deze maatregel zorgt voor een vangnet op grond waarvan verdachte geen contact mag opnemen met [aangever 1] , in het geval verdachte niet zou voldoen aan de hiervoor geformuleerde bijzondere voorwaarden. De rechtbank zal verdachte daarom een contactverbod opleggen met [aangever 1] gedurende een periode van vijf jaren. Daarbij zal de rechtbank bevelen dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van een week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden.
Omdat er - mede gelet op het eerder overwogene - ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen ten opzichte van [aangever 1] , beveelt de rechtbank dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank legt geen locatieverbod op als vrijheidsbeperkende maatregel omdat zij het locatieverbod met elektronische monitoring dat als bijzondere voorwaarde is opgelegd, in combinatie met een contactverbod als bijzondere voorwaarde en als vrijheidsbeperkende maatregel, voldoende acht om de veiligheid van [aangever 1] te waarborgen.
7.4
De in beslag genomen voorwerpen
Onder verdachte zijn de volgende goederen in beslag genomen: iPhone 7, Tablet Lenova, Tablet Apple, Tablet Samsung, computerkast Corsair, geprinte A4-vellen en een blauwe documentenmap.
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen goederen zoals hierboven vermeld, moeten worden teruggegeven aan verdachte.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[aangever 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding tot een totaalbedrag van € 5.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in het geheel dient te worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij
niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden gematigd.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Het recht op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen ontstaat, gelet op artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek, onder meer in geval van aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel, door het schaden van eer of goede naam of op andere wijze. De rechtbank is van oordeel dat is komen vast te staan dat de benadeelde partij door het onder de feiten 1 en 2 bewezen verklaarde op andere wijze in haar persoon is aangetast. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de normschending, aannemelijk is dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat. Ten aanzien van het gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding is de rechtbank van oordeel dat de omvang van de schade naar redelijkheid en billijkheid op dit moment vastgesteld kan worden op € 3.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de datum waarop de feiten zijn gepleegd. De rechtbank acht dit bedrag redelijk en billijk, gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en aansluitend bij wat in vergelijkbare gevallen in andere zaken is toegewezen. De benadeelde partij zal voor de overige gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, omdat vaststelling van de schade voor zover deze dit bedrag te boven gaat niet eenvoudig is en een uitgebreide procedure vraagt die onevenredig belastend is voor het strafproces. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht. Voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, kan gijzeling voor de duur van 40 dagen worden toegepast, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De vordering tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 08/710028-18

9.1
Inleiding
Bij vonnis van 7 februari 2019 van de meervoudige kamer van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk en een proeftijd van drie jaren, met de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering toe te wijzen.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
Door het plegen van de bewezen verklaarde feiten heeft verdachte de aan het vonnis in de strafzaak met bovengenoemd parketnummer verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, overtreden. In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf worden gelast. De rechtbank zal daar ook toe overgaan. De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 38w en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde onder feit 1, 2, 3 en 4 strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
belaging;
feit 2 en feit 4, telkens het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3, het misdrijf:
mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij reclassering Nederland, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang de reclassering dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen bij de polikliniek De Tender van Transfore of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de polikliniek zullen worden gegeven;
- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met [aangever 1] , geboren op [geboortedatum 2] in [geboorteplaats 2] , zo lang de reclassering dit nodig acht;
- zich niet bevindt in de wijk Holtenbroek in Zwolle, met uitzondering van de Middelweg en Zwartewaterallee. Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring (enkelband) van dit locatieverbod. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat verdachte in Nederland blijft. Het elektronisch toezicht duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- legt aan verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidals
bedoeld in artikel 38v Sr voor de duur van
5 (vijf) jaren;
- beveelt dat verdachte gedurende 5 (vijf) jaren op geen enkele wijze - direct of
indirect - contact heeft of zoekt met [aangever 1] , geboren op [geboortedatum 2] in [geboorteplaats 2] ;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel per overtreding wordt vervangen door
1 (een) week hechtenisen bepaalt daarbij dat de maximale hechtenis 6 (zes) maanden bedraagt;
- beveelt dat deze maatregel
dadelijk uitvoerbaaris, omdat er ernstig rekening mee moet
worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich
belastend zal gedragen jegens [aangever 1] ;
- toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte ter zake van het onder feit 1 en 2 bewezen verklaarde tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van een bedrag van in totaal
€ 3.000,-- (drieduizend euro), bestaande uit immateriële schade. Voormeld bedrag is te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 september 2021;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder feit 1 en 2 bewezen verklaarde tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 3.000,-- (drieduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 september 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
40 (veertig) dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor een deel van € 2.000,-- (tweeduizend euro) niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de teruggave van de iPhone 7, Tablet Lenova, Tablet Apple, Tablet Samsung, computerkast Corsair, geprinte A4-vellen en een blauwe documentenmap aan verdachte;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08/710028-18
- beveelt de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 7 februari 2019 in de zaak met parketnummer 08/710028-18 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. de Loor, voorzitter, mr. S.H. Peper en mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.R. Kuiper, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2022.
Mr. De Loor is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022015593. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 19 juli 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, de verklaring van verdachte:
In de periode van 3 september 2021 tot en met 23 januari 2022 heb ik [aangever 1] meerdere WhatsApp- en sms-berichten gestuurd. Ook heb ik haar via mijn Facebook-account ‘ [alias] ’ een bericht gestuurd. Verder heb ik haar via WhatsApp een foto van de ingang van een kerkhof gestuurd. Het klopt onder meer dat ik naar [aangever 1] de volgende berichten heb gestuurd: ‘Bah dus je heb [naam 4] vandaag gedumpt als vuil! Wat ben jij toch een waardeloze vrouw! Het woord moeder ben jij niet eens waard’, ‘Gewoon walgelijk wijf ben jij. Ik hoop dat ik je tegen komt en even recht in je bek zegt hoe walgelijk je wel dan niet bent’ en ‘Je creëert zelf je omgeving en nu zelf ook!’. Dit was fout van mij. Ik had moeten stoppen. Verder is het juist dat ik een foto heb geplaatst van een vrouw in lingerie op een Facebookprofiel op naam van [aangever 1] . Het klopt dat ik bij die foto het telefoonnummer van [aangever 1] heb gezet en dat ik met mijn eigen Facebook-account een reactie onder die foto heb geplaatst. Het is ook juist dat ik een Facebookprofiel heb aangemaakt op naam van de zoon van [aangever 1] , namelijk [aangever 1] . Het klopt ook dat ik een facebookprofiel op naam van [naam 1] heb aangemaakt. Met deze accounts heb ik reacties geplaatst op andere Facebookprofielen. Ik moest wel met andere accounts reacties plaatsen, omdat mijn eigen account anders zou worden geblokkeerd. Over een post op Facebook naar aanleiding van een diefstal van een fiets kan ik het volgende verklaren. Ik heb onder deze post gereageerd omdat men op zoek was naar de dader van die fietsendiefstal. Ik had een sterk vermoeden dat de diefstal door de oudste zoon van [aangever 1] was gepleegd. Ik heb daarom het adres van [aangever 1] en de naam van haar zoon, [aangever 1] , onder die post geplaatst. Verder is het zo dat ik altijd goed kon opschieten met de kinderen van [aangever 1] . Om die reden heb ik hun foto’s op mijn Facebookpagina geplaatst. Daarom heb ik ook mijn profielfoto op WhatsApp op enig moment veranderd in een foto van de zoon van [aangever 1] . Over [naam 2] kan ik zeggen dat ik een e-mail heb gestuurd naar haar werkgever. Dit omdat ik haar meermaals heb zien rijden. Ze liep te toeteren en haalde allerlei gekke capriolen uit met de auto waarin zij reed. Hier heb ik haar werkgever over ingelicht. Ook heb ik haar een STOP-brief gestuurd. Verder klopt het dat ik vaak contact had met [naam 3] , de ex-partner van [aangever 1] . Het contact vond over en weer plaats.
2.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 24 januari 2022, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende, pag. 373:
V: Wat is uw telefoonnummer?
A: [telefoonnummer]
3.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] van 20 oktober 2021, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende, pag. 25 tot en met 27:
Ik doe aangifte van stalking. [verdachte] stalkt mij nu geruime tijd. Ik heb in een krantenartikel gelezen dat hij zijn ex-vrouw mee het graf in wilde hebben. [verdachte] heeft mij op 20 september een foto gestuurd van de ingang van begraafplaats Kranenburg in Zwolle met de vraag: ‘weet jij waar dit is?' Toen ik afstand van hem had genomen kreeg ik vreemde berichten via Facebook binnen. Ik heb geprobeerd om op een normale manier aan te geven dat ik niet meer samen wilde fietsen. Ik stuurde hem meerdere berichtjes. Ik gaf aan dat ik bang was voor hem. Ik heb een logboek bijgehouden, ik voeg deze bij de aangifte. [verdachte] valt vriendinnen van mij lastig. Zijn gedrag is niet alleen gericht aan mij maar ook aan de mensen in mijn omgeving. Ik durf niet meer alleen over straat. Het beïnvloedt mijn hele leven. Ik wil dat hij stopt met het lastigvallen van mij en dat hij de foto’s van mijn kinderen niet meer plaatst op sociaal media en als profielfoto op WhatsApp.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [aangever 1] van 25 december 2021, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende, pag. 82:
Op 21 december 2021 zag ik op het account van [naam 5] , wat niet een account van mij is, dat er een reactie van ' [aangever 1] ' was geplaatst. Dit is de naam van mijn zoontje. Ik schrok hier van, want dat account is niet van mijn zoontje. De reactie was onder de lingeriefoto geplaatst. Ik zag dat in de reactie mijn adres wordt genoemd.
5.
Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [aangever 1] van 26 januari 2022, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende, pag. 88:
Ik zag een reactie van [naam 1] . Op de screenshots kan u zien dat iemand getuigen zoekt van de diefstal van diens fiets. Daar is een reactie onder geplaatst door account ‘ [naam 1] ', waarin mijn adres wordt genoemd en waarin mijn zoon met naam wordt genoemd en wordt aangewezen als dader. Dit is geplaatst op 17 januari 2022.
6.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] van 10 november 2021, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende, pag. 255:
Op 2 november 2021 ontving ik een bericht. Ik zag dat deze persoon zei dat er een profiel
was aangemaakt onder de naam [naam 5] op een datingsite van Facebook. Ik heb dit profiel nooit aangemaakt. Ik ben toen gaan kijken naar dit profiel. Ik zag dat op dit profiel een foto staat van een vrouw in lingerie. Ik zag dat mijn telefoonnummer boven deze foto stond. Bij de bewerkingsgeschiedenis kon ik zien dit profiel op 8 oktober 2021 is aangemaakt. Het plaatsen van mijn telefoonnummer is gebeurd op 2 november 2021.
7.
De als bijlage bij het hiervoor onder 3 genoemde proces-verbaal van aangifte, te weten: een bijgehouden logboek en WhatsApp-berichten, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende, pag. 46, 47, 52, 53, 56, 57, 58, 62, 70, 71 en 81:
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]
Feit 2
8.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] van 10 oktober 2021, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende, pag. 238:
Feit: bedreiging
Pleegdatum/tijd: tussen 9 oktober 2021 om 20:00 uur en 10 oktober 2021 om 10:00 uur
Op eerstgenoemde datum en tijdstip was alles nog in orde bij de voordeur. Op laatstgenoemde datum en tijdstip opende ik de voordeur en zag dat er allemaal rode vloeistof op de voordeur, kozijn en vloer bij mijn voordeur gespoten was. Er zat een mes in de deurstijl gestoken. Ik vind dit erg bedreigend en ben nu erg bang voor de veiligheid van mijzelf en mijn kinderen.
9.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van
14 oktober 2021, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende, pag. 245:
Op 10 oktober 2021 kwam ik, verbalisant [verbalisant 2] , ter plaatse in Zwolle in verband met een
melding van een bedreiging. Ik zag dat de deur besmeurd was met een donkerrode
substantie, met een voor mij bekende geur van ketchup. Ik zag dat een mes, met de
punt van het lemmet, in de deurpost gedrukt zat.
PL0600-2021475472-2608538 (mes).
10.
Het proces-verbaal vooronderzoek lab van verbalisant [verbalisant 3] van 9 november 2021, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende, pag. 247 en 248:
Sporendrager: PL0600-2021475472-2608538. Object: Mes.
Het spoor is veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AAOG3633NL, verpakt en verzegeld.
11.
Een NFI-rapport DNA-onderzoek van 26 november 2021, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende, pag. 250:
Tabel 1 Bemonsteringen van sporenmateriaal
SIN
Omschrijving bemonstering
AAOG3633NL#01
gehele heft
Het DNA-profiel van [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1968, is betrokken bij het
vergelijkend DNA-onderzoek.
Uit het DNA van bemonstering AA0G3633NL#01 is een DNA-profiel van minimaal één man verkregen. Het DNA in deze bemonstering kan afkomstig zijn van [verdachte] . De bewijskracht is meer dan 1 miljard.
Het DNA-profiel AA0G3633NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het
DNA afkomstig is van [verdachte] , dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige
niet-verwante persoon.
Feiten 3 en 4:
12.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 19 juli 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, de verklaring van verdachte:
Op 14 februari 2021 in Zwolle was ik bij het ijs. Mijn zoontje kwam naar mij toe. Hij vertelde dat [verdachte] aan hem had gezeten. Er is toen over en weer geduwd tussen mij en [verdachte] .
13.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] van 18 februari 2021, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende, pag. 439 en 440:
Op 14 februari 2021 was ik bij de schaatsvijver in Zwolle. Op een gegeven moment zag ik dat de vader van [mentor] naar mij toe kwam. Ik hoorde dat hij tegen mij zei: ‘Als je vindt dat mijn zoon hier niet mag spelen, dan rot je zelf maar op’. Ik zei toen tegen hem: ‘Ik rot niet op voor jou’. Ik zag dat [verdachte] vervolgens op mij af kwam lopen. Dit kwam dreigend op mij over. Voor ik het wist, stond [verdachte] voor mij. Ik voelde dat ik werd geduwd. Ik voelde dat
ik een duw tegen mijn borst kreeg. Ik voelde dat ik toen met mijn rug tegen een
verkeersbord aankwam. Daarna voelde ik dat ik werd geslagen. Ik voelde een klap tegen mijn achterhoofd. Ik zag vanuit mijn ooghoek dat [verdachte] zijn arm hief en ik zag dat zijn vuist richting mijn hoofd kwam. Ik voelde vervolgens een klap tegen de achterzijde van mijn hoofd. Toen ik thuiskwam begon ik last te krijgen van mijn hoofd en nek. Daarna zag ik dat [verdachte] wegliep. Ik hoorde dat hij vervolgens zei: ‘Ik ga zo nog een keer 10 jaar zitten voor moord’.
14.
Het proces-verbaal van verhoor aangever van 11 april 2021, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende, pag. 445 en 446.
V: Heeft u verder nog opmerkingen of aanvullingen over het incident met meneer
[verdachte] ?
A: Hij heeft mij met de dood bedreigd. Zijn opmerking dat hij al heeft gezeten voor
moord en dat hij zo nog een keer wilt gaan zitten voor moord, dat vat ik echt op
alsof hij in staat is en bereid is om nog een moord te plegen. En in dit geval
betekent dat dat hij mij zou gaan vermoorden. Ik wil bij deze ook aangifte doen van
bedreiging, als dat niet goed uit mijn vorige aangifte naar voren kwam.
Door zijn uitspraak voel ik mij bedreigd en weet ik dat hij bedoelt dat hij me zou
willen vermoorden.
15.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 7 april 2021, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende, pag. 455 en 457:
V: Wat heb jij gezien en gehoord op 14 februari 2021?
A: We stonden bij het ijs. Een jongentje kwam naar ons toe. Er werd netjes aan het jongetje gevraagd of hij weg wilde gaan, maar dat wilde hij niet. Ook door omstanders werd het gevraagd. Toen kwam de vader van het jongetje erbij. De vader had gelijk een grote mond tegen een andere man, [verdachte] , omdat [verdachte] had gevraagd aan [mentor] of hij weg wilde gaan. [verdachte] zei tegen die man dat hij normaal moest doen. Toen gaf die man een duw tegen [verdachte] . Door die duw kwam [verdachte] tegen een lantaarnpaal aan. Daarna gaf die man een klap op het achterhoofd van [verdachte] .
V: Hoe hard duwde hij?
A: Redelijk hard.
V: Wat deed die man verder, behalve duwen?
A: Hij zei dat hij had gezeten voor moord en dat hij zo weer tien jaar zou gaan zitten.
V: Kan je je nog herinneren hoe hij die klap gaf?
A: Met een vuist.
16.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 28 april 2021, zakelijk weergegeven, voor zover inhoudende, pag. 460:
V: Wat heb jij gezien en gehoord op 14 februari 2021?
A: We gingen naar het ijs. [mentor] kwam de hele tijd naar ons toe en ging ons uitdagen. [verdachte] kwam later ook bij ons staan. Even later kwam ook de vader van [mentor] . Hij zei tegen zijn zoon [mentor] dat hij daar gewoon mocht blijven staan. [verdachte] zei toen dat hij dat liever niet heeft. De vader van [mentor] zei toen tegen [verdachte] : ‘Wat wou je eraan doen dan? Hé, hé?’. Daarna gaf hij [verdachte] een duw en sloeg hij hem op het achterhoofd.
V: Hoe sloeg hij [verdachte] ?
A: Met zijn vuist. Hij sloeg redelijk hard.