ECLI:NL:RBOVE:2022:2242

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 augustus 2022
Publicatiedatum
1 augustus 2022
Zaaknummer
08-171464-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensensmokkel en drugshandel met betrekking tot Vietnamese vreemdelingen

Op 2 augustus 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 32-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden voor mensensmokkel van vijf Vietnamezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mensensmokkel, waarbij hij de Vietnamese vreemdelingen hielp bij hun wederrechtelijke toegang tot Nederland en Duitsland. Dit werd bewezen door het aantreffen van hennepresten in het voertuig van de verdachte, chatgesprekken over afval en de vermoeide toestand van de Vietnamezen. De rechtbank concludeerde dat de Vietnamezen mogelijk crimineel werden uitgebuit in de hennepteelt. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan het aanwezig hebben van 2.624 joints en hennepgruis. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het telen van hennep, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank legde een lagere straf op, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor de bewezen feiten en dat er geen redenen waren om de strafbaarheid uit te sluiten. De voorlopige hechtenis van de verdachte werd opgeheven, gezien de ernst van de feiten en de opgelegde gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-171464-21 (P)
Datum vonnis: 2 augustus 2022
Verstekvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 juli 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. D.M. Noordzij.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:zich al dan niet samen met een of meer anderen schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel, terwijl verdachte daar een beroep of gewoonte van heeft gemaakt;
feit 2:hennep en/of hennepgruis heeft geteeld, althans aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 28 juni t/m 29 juni 2021 te Enschede en/of elders
in Nederland en/of elders in Duitsland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere perso(o)n(en), en/of alleen,
(een) ander(en), te weten:
- [naam 1] en/of
- [naam 2] en/of
- [naam 3] en/of
- [naam 4]
- [naam 5] en/of
behulpzaam is/zijn geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door
Nederland en/of Duitsland (zijnde andere lidstaten van de Europese Unie),
of voornoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft
verschaft, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige
redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk
was,
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- contacten onderhouden en/of afspraken gemaakt over de wijze van
(smokkel)transport van bovengenoemde perso(o)n(en) en/of
- ( vervolgens) met een voertuig (een Mercedes Benz met het kenteken [kenteken] )
naar de (verblijf)plaats (van bovengenoemde perso(o)n(en)) in Nederland en/of
Duitsland gereden om hen in voornoemd voertuig te laten plaatsnemen en/of
- voornoemde perso(o)n(en) in voornoemd voortuig vervoerd/gereden door
Duitsland en/of door Nederland,
terwijl verdachte daarvan een beroep of gewoonte heeft gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 29 juni 2021 te Enschede opzettelijk heeft geteeld en/of bereid
en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een
pand aan [adres 1] en/of een voertuig, te weten een Mercedes Sprinter
met het kenteken [kenteken] ) ongeveer 787.2 gram hennep en/of 304 gram
hennepgruis, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal
bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 wettig en overtuigend kan worden bewezen, met uitzondering van het bestanddeel ‘tezamen en in vereniging’.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het telen, dan wel aanwezig hebben van hennep zoals ten laste gelegd onder 2, en dat verdachte van het bereiden, bewerken of verwerken van hennep moet worden vrijgesproken.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Op 29 juni 2021 vond omstreeks 00.10 uur een controle plaats op de N35 in Enschede door de Koninklijke Marechaussee in het kader van het mobiel toezicht vreemdelingen, op grond van de Vreemdelingenwet. De verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee zagen tijdens de controle een witte Mercedes Sprinter, voorzien van het Duitse kenteken [kenteken] , de grens vanuit Duitsland naar Nederland passeren, waarna het voertuig ter controle is staande gehouden. Verdachte was de bestuurder van het voertuig. Het voertuig was door verdachte gehuurd bij een Duits verhuurbedrijf. Naast verdachte zaten in vijf andere personen in het voertuig, waarvan één persoon als bijrijder en vier personen in de laadruimte, te weten:
  • [naam 2] (hierna: [naam 2] );
  • [naam 3] (hierna: [naam 3] );
  • [naam 4] (hierna: [naam 4] );
  • [naam 1] (hierna: [naam 1] ) en
  • [naam 5] (hierna: [naam 5] ).
De eerstgenoemde vier personen beschikten niet over geldige reisdocumenten of verblijfstitel. [naam 5] zat in een lopende asielprocedure in Nederland en als gevolg daarvan mocht hij Nederland niet verlaten. De vijf personen hebben de Vietnamese nationaliteit. Daarmee is verdachte behulpzaam geweest bij het wederrechtelijk verschaffen van de toegang tot of doorreis door Duitsland en Nederland aan [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 1] en [naam 5] .
Wetenschap van de wederrechtelijke doorreis
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat de toegang tot of doorreis door Duitsland en Nederland voor [naam 2] ,
[naam 3] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 1] wederrechtelijk was.
Verdachte was tijdens de controle zenuwachtig en heeft op de vraag van verbalisanten wat achter in de bus lag, verklaard dat daar rotzooi in lag. In de laadruimte werden vervolgens hennepafval en vier personen aangetroffen. Na het aantreffen van de vier personen in de laadruimte heeft verdachte enkel verklaard dat hij de Vietnamese inzittenden ergens had opgehaald en weg moest brengen. Verdachte heeft zich in de politieverhoren beroepen op zijn zwijgrecht. Verdachte heeft bij de raadkamer op 14 juli 2021 alleen verklaard dat hij niet wist dat de personen die hij in de auto had meegenomen, illegaal waren.
De Vietnamese inzittenden hebben verklaard dat zij na een dagje Amsterdam in Duitsland terecht waren gekomen en daar waren verdwaald. [naam 2] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 1] hebben verklaard dat verdachte hen niet heeft gevraagd naar hun documenten toen verdachte hen vanuit Duitsland een lift naar Nederland aanbood. [naam 3] heeft verklaard dat verdachte heeft gevraagd naar documenten, maar dat zij hebben gezegd dat ze dakloos zijn en in Nederland wonen.
Verdachte was op 28 juni 2021 omstreeks 5.12 uur met [naam 2] , [naam 5] en [naam 4] de grens overgereden van Nederland naar Duitsland en passeerde vervolgens de grens omstreeks 6.58. Op diezelfde dag passeerde verdachte omstreeks 22.21 uur weer de grens van Nederland naar Duitsland, waarna verdachte bij het passeren van de grens van Duitsland naar Nederland op 29 juni 2021 omstreeks 00.10 uur is gecontroleerd en de Vietnamese inzittenden bij hem in het voertuig werden aangetroffen.
Op 28 juni 2021 heeft verdachte vroeg in de ochtend gechat met [naam 2] waarin werd geschreven over onder andere afval, bladeren en takken en ’s avond heeft verdachte vier keer telefonisch contact gehad met [naam 2] die zich toen in Duitsland bevond.
De rechtbank overweegt dat uit de vele telefonische contacten volgt dat het bijna niet anders kan dat verdachte wist van de wederrechtelijkheid van de toegang of doorreis, maar sowieso een ernstig vermoeden had moeten hebben. Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel.
Ten aanzien van het bestanddeel “het beroep of gewoonte maken” en het medeplegen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier niet kan worden bewezenverklaard dat de verdachte een beroep of gewoonte heeft gemaakt van mensensmokkel, zodat de rechtbank verdachte daarvan partieel zal vrijspreken. Hoewel er aanwijzingen zijn in het dossier dat verdachte zich heeft ingelaten met zaken die het daglicht niet kunnen verdragen, valt niet in te zien op basis van welke bewijsmiddelen zou kunnen worden geoordeeld dat verdachte gewoonte of beroep heeft gemaakt van mensensmokkel. Het is immers niet uitgesloten dat verdachte er een gewoonte van maakt mensen naar hennepkwekerijen te brengen, zoals ook wordt beschreven in het rapport Organisatie-overschrijdend beeld van Vietnamezen in Nederland in relatie tot mensenhandel en mensensmokkel, dat door de officier van justitie aan het dossier is toegevoegd.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van medeplegen omdat uit het dossier niet blijkt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.
Feit 2
De rechtbank stelt op grond van het dossier het volgende vast. Op 29 juni 2021 zijn in de woning van verdachte, gelegen aan [adres 1] , 2.624 joints aangetroffen en 304 gram hennepgruis. Volgens informatie van het Trimbos Instituut bevat een joint gemiddeld 0,3 gram hennep, wat maakt dat de totale hoeveelheid hennep in de joints ongeveer 787,2 gram bedraagt. Verdachte heeft verklaard dat hij alleen in de woning woonde. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de hennep en dat verdachte de beschikkingsmacht had over deze hennep. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte hennep en hennepgruis opzettelijk aanwezig heeft gehad in zijn woning gelegen aan [adres 1] .
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van hennep en zal verdachte daarvan vrijspreken.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij van 28 juni t/m 29 juni 2021 in Nederland en Duitsland, anderen, te weten:
- [naam 1] en
- [naam 2] en
- [naam 3] en
- [naam 4] en
- [naam 5]
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door
Nederland en Duitsland (zijnde een andere lidstaat van de Europese Unie),
terwijl hij, verdachte, wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was, hebbende hij, verdachte:
- contacten onderhouden en/of afspraken gemaakt over de wijze van (smokkel)transport van bovengenoemde personen en
- ( vervolgens) met een voertuig (een Mercedes Benz met het kenteken [kenteken] )
naar de (verblijf)plaats (van bovengenoemde personen) in Nederland en Duitsland gereden om hen in voornoemd voertuig te laten plaatsnemen en
- voornoemde personen in voornoemd voortuig vervoerd/gereden door Duitsland en door Nederland;
2.
hij op 29 juni 2021 te Enschede opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan [adres 1] ongeveer 787.2 gram hennep en 304 gram hennepgruis, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 en feit 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 11 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
mensensmokkel, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, ter zake het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden onvoorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis gevorderd omdat verdachte een van de schorsingsvoorwaarden niet is nagekomen door niet ter zitting te verschijnen.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel van vijf Vietnamezen. Door mensensmokkel wordt het overheidsbeleid dat ziet op de bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere Europese landen doorkruist. Mensensmokkel draagt daarnaast bij aan het in standhouden van een illegaal circuit, dat maatschappelijk ongewenste effecten met zich brengt. Mensensmokkel heeft een ontwrichtend karakter waarbij de gesmokkelde personen vaak grote risico’s lopen en het slachtoffer kunnen worden van uitbuiting. Het aantreffen van de hennepresten in de bus, de chatgesprekken tussen verdachte en [naam 2] over afval, bladeren en takken, de vermoeide en hongerige toestand van de Vietnamezen en het feit dat drie van de vijf Vietnamezen eerder zijn aangetroffen in een (ontmantelde) hennepkwekerij, doet vermoeden dat de Vietnamezen tewerkgesteld zijn in de hennepteelt om op die wijze schulden ontstaan door de smokkel, in te lossen en dat sprake is van criminele uitbuiting. Verdachte heeft daaraan een bijdrage geleverd door deze kwetsbare personen te vervoeren..
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van 2.624 joints en een hoeveelheid hennepgruis. Hierdoor heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van de productie van en handel in softdrugs, aan de ondermijnende criminaliteit die daarmee gepaard gaat en aan de nadelige gevolgen van veelvuldig drugsgebruik voor de maatschappij in het algemeen en voor gebruikers in het bijzonder.
De persoon van verdachte
Blijkens een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 juni 2021 is verdachte in 2019 meermalen veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet.
Op 1 november 2021 heeft de reclassering een rapport uitgebracht over verdachte. Daaruit komt naar voren dat er op meerdere leefgebieden sprake is van instabiliteit. Verdachte heeft geen dagbesteding en hij heeft financiële problemen, die volgens verdachte zijn ontstaan doordat hij te weinig leefgeld van zijn bewindvoerder ontvangt. Verdachte heeft tegenover de reclassering verklaard dat alle problemen die hij ervaart, zijn veroorzaakt door zijn bewindvoerder en dat een eventuele gevangenisstraf hem rust geeft. De reclassering heeft geen advies over een op te leggen straf of bijzondere voorwaarden uitgebracht, omdat daarvoor te weinig informatie beschikbaar was.
Strafmodaliteit en de hoogte daarvan
Feiten als deze zijn zo ernstig dat uit het oogpunt van vergelding en juiste normhandhaving alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als passende straf kan worden beschouwd. Bovendien moet van de straf een afschrikwekkende, preventieve werking uitgaan om verdachte en anderen ervan te weerhouden dit soort feiten (nogmaals) te plegen, zeker omdat verdachte volgens het rapport van de reclassering geen dagbesteding heeft en ook financiële problemen heeft. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De straf is slechts lager dan geëist, omdat de rechtbank – anders dan de officier van justitie – overweegt dat het in vergelijking met soortgelijke zaken helaas niet gaat om mensensmokkel van de buitencategorie en niet bewezen is dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van mensensmokkel.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, moet worden opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
7.3
De voorlopige hechtenis
Op 11 augustus 2021 is de voorlopige hechtenis van verdachte onder voorwaarden geschorst.
Gezien de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de duur van de opgelegde gevangenisstraf en het feit dat de gronden voor de voorlopige hechtenis naar het oordeel van de rechtbank nog steeds aanwezig zijn, ziet de rechtbank redenen om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
mensensmokkel, meermalen gepleegd;
feit 2, het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
opheffing schorsing voorlopige hechtenis
- heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. van Campen, voorzitter, mr. B.T.C. Jordaans en mr. D. van den Berg, rechters, in tegenwoordigheid van A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2022.
Buiten staat
Mr. D. van den Berg en mr. R.P. van Campen zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Koninklijke Marechaussee, Landelijk Tactisch Commando, Brigade Oostgrens-Noord met nummer 045547. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1

1.

Het proces-verbaal van aanhouding van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 29 juni 2021, pagina 295, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
DATUM EN TIJD AANHOUDING:
Dinsdag 29 juni 2021 te 00:10 uur.
LOCATIE AANHOUDING:
PROVINGIALEWEG N35 te ENSCHEDE
Op 29 juni 2021, zagen wij, verbalisanten, een bestelauto zijnde een witte Mercedes Sprinter, voorzien van Duits kenteken [kenteken] , de grens Duitsland/Nederland passeren via de Provincialeweg N35 en hebben dit voertuig een volgteken gegeven.
De bestuurder gaf mij, 1e verbalisant, een Nederlandse ID-kaart voorzien van documentnummer [nummer] . Deze was voorzien van een goed gelijkende foto en op naam
gesteld van: [verdachte] , [geboortedatum 1] -1989.
De bijrijder gaf aan geen documenten bij zich te hebben waaruit zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke status bleek.
Tijdens het aanspreken zag ik, le verbalisant, dat de bestuurder [verdachte] erg zenuwachtig was. Dit bleek uit trillende handen en wegkijken. Ik, 1e verbalisant, vroeg aan de bestuurder van wie het voertuig waarin hij reed was. Ik, 1e verbalisant, hoorde dat [verdachte] zei dat het een huurvoertuig was en dat hij deze 2 dagen had gehuurd. Aangezien het voertuig een dichte achterbak had en wij niet konden zien of daar nog meer personen aanwezig waren, vroeg ik, 1e verbalisant, aan bestuurder [verdachte] , wat er achterin het voertuig lag. Ik, 1e verbalisant hoorde [verdachte] zeggen: rotzooi.
Op een gegeven moment deed [verdachte] alsnog de achterdeur open. Ik, 1e verbalisant, zag dat er nog 4 personen in de dichte achterbak zaten. Een van de deze personen had een verlopen W-document op naam van: [naam 1] , [geboortedatum 2] -1999 te Vietnam. De rest van de personen had geen documenten bij zich waaruit hun identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke status bleek. Alle inzittenden hadden volgens ons, verbalisanten, de Vietnamese nationaliteit.
Ik, 1e verbalisant, vroeg aan bestuurder [verdachte] hoe de mensen achterin zijn voertuig kwamen. Ik, 1e verbalisant, hoorde [verdachte] zeggen dat hij ze ergens had opgehaald en weg moest brengen. Waar, waarheen en voor wie wilde [verdachte] niet vertellen.

2.

Het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 3] van 30 juni 2021, pagina’s 27 en 28, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Tijdens de controle op 29 juni 2021 zaten in het voertuig bestuurd door verdachte [verdachte] een vijftal Vietnamese vreemdelingen.
Op basis hiervan blijkt dat [naam 2] ten tijde van de controle op 29
juni 2021 illegaal in Nederland verbleef.
Op basis hiervan blijkt dat [naam 5] ten tijde van de controle op 29 juni 2021 legaal in Nederland verbleef.
Op basis hiervan blijkt dat [naam 4] ten tijde van de controle op 29 juni 2021 illegaal in Nederland verbleef.
Op basis hiervan blijkt dat [naam 1] ten tijde van de controle op 29 juni 2021 illegaal in Nederland verbleef.
Op basis hiervan blijkt dat [naam 3] ten tijde van de controle op 29 juni 2021 illegaal in Nederland verbleef.

3.

Het proces-verbaal van verhoor van [naam 5] , van 28 juni 2021, pagina’s 80 en 83, voor zover inhoudende:
V: Wat deed u in Duitsland?
A: Ik was verdwaald.
A: Ik heb de verkeerde trein genomen, naar Duitsland.
V: Maar waar wilde u dan naartoe?
A: Ik wilde terug naar Arnhem, naar mijn opvang.
V: Vanaf waar heeft u de verkeerde trein genomen?
A: Vanaf Amsterdam.
V: Wat deed u in Amsterdam?
A: Wij waren met z'n vijven in Amsterdam om de stad te bezichten. Wij wilde terug naar Arnhem en toen hebben wij de verkeerde trein terug genomen.
V: Heeft de bestuurder jullie gevraagd documenten te tonen?
A: Nee.

4.

Het proces verbaal van verhoor van [naam 2] , van 30 juni 2021, pagina’s 91 en 93, voor zover inhoudende:
V: Waar ben je in de trein gestapt en waar wilde je naar toe?
A: In Amsterdam want ik was daar met mijn vrienden om de stad te zien en wij wilden met de trein naar Enschede .
V: Wat deed u in Duitsland?
OA: De Getuige gaf direct aan dat hij toch niet ging rondkijken in Duitsland maar de verkeerde trein had genomen.
V: Vanaf waar heeft u de verkeerde trein genomen?
A: In Amsterdam
V: Heeft de bestuurder jullie gevraagd documenten te tonen?
A: Nee.
5.
Het proces verbaal van verhoor van [naam 1] , van 1 juli 2021, pagina’s 101 en 103, voor zover inhoudende:
V: Wat deed u in Duitsland?
A: Ik heb niets gedaan in Duitsland. Op die dag ben ik verdwaald. En ben ik terecht gekomen in Duitsland.
V: Hoe ben je in Duitsland terecht gekomen?
A: We zijn met de trein gereisd. We hebben de verkeerde trein gepakt.
V: Heeft de bestuurder jullie gevraagd documenten te tonen?
A: Nee.
6.
Het proces verbaal van verhoor van [naam 4] , van 1 juli 2021, pagina’s 112 en 117, voor zover inhoudende:
V: Hoe bent u in Duitsland gekomen?
A: Wij hebben de trein gepakt en toen zijn wij verdwaald geraakt. Wij keerden toen terug
V: Vanaf waar heeft u de trein genomen? Waar bent u op de trein gestapt?
A: Vanuit Am.
OA: De tolk snapt niet wat getuige met AM bedoelt. Ze voegt aan Amsterdam waarop getuige dit bevestigt.
V: Heeft de bestuurder jullie gevraagd documenten te tonen?
A: Er was een man of wij mee mochten rijden. Hij heeft met de bestuurder gesproken. Verder weet ik niet.
7.
Het proces-verbaal van verhoor van [naam 3] , van 30 juni 2021, pagina’s 128-129, voor zover inhoudende:
V: Wat kunt daarover vertellen?
A: We waren met zijn vijven in de auto. Omdat ik het langste in Nederland woon ben ik samen met hun naar Amsterdam gegaan om samen op te stappen. Daarna wilden wij naar Enschede gaan, da was ook om samen uit te gaan. Wij zijn met de trein gereisd. Wij zijn vergeten uit te stappen, de trein reed door naar een plaats in Duitsland. Wij zijn daar verdwaald geraakt. Daarna wilden wij terug naar Nederland dus wij zijn naar een autosnelweg gegaan. Wij raakte in paniek en hebben heel veel auto's gevraagd om te stoppen maar niemand stopte. Tot deze meneer stopte en hij sprak Nederlands. Ik heb hem gevraagd om mee te mogen rijden om terug te keren naar Nederland.
V: Heeft de bestuurder gevraagd naar jullie documenten om de grens over te gaan?
A: Ja maar wij hebben tegen hem gezegd dat wij dakloos zijn maar in Nederlands wonen en hebben hem diverse keren geraagd om mee te mogen rijden. Hij zei dat hij wel een keer een uitzondering wilde maken en ons naar Nederland wou brengen.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen van 19 augustus 2021, pagina’s 138 en 139, voor zover inhoudende:
Uit de verkregen historische verkeersgegevens, zijn over de periode van 07-02-2021 t/m 06-04-2021 de volgende entiteiten in combinatie met hun gebruikte nummer(s) op belregistraties bekeken met het Nederlandse telefoonnummer [telefoonnummer 1] ( [verdachte] ). Deze is per maand geanalyseerd, gezien de vele contactmomenten.
[naam 2] (Vietnamees), gebruik makend van het Nederlandse telefoonnummer [telefoonnummer 2] ( [telefoonnummer 2] ):
Februari 2021
• Belregistraties tussen de nummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1] zichtbaar, waarbij de masten in
[adres 1] aan [adres 2] , [adres 3] Geessinkweg en [adres 4]
werden aangestraald
• Onderlinge belregistraties op 07-02-2021, 08-02-2021. 09-02-2021 10-02-2021 12-02-
2021. 13-02-2021, 14-02-2021 15-02-2021 16-02-2021 18-02-2021 en 19-02-2021.
Maart 2021
• Belregistraties tussen de nummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1] zichtbaar, waarbij de masten in
[adres 1] aan [adres 2] , [adres 5] en [adres 4] werden
aangestraald:
• Onderlinge belregistraties op 10-03-2021. 25-03-2021, 27-03-2021 en 29-03-2021
[naam 2] (Vietnamees), gebruik makend van het Nederlandse telefoonnummer [telefoonnummer 2] ( [telefoonnummer 2] ):
April 2021
• Belregistraties tussen de nummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1] , waarbij de masten in [adres 1] aan
[adres 2] , [adres 6] , [adres 7] , [adres 4] ,
Geessinkweg. Engeriksweg. Hofpassage/H J. [adres 8] , [adres 9] .
[adres 10] , [adres 11] , werden aangestraald,
• Onderlinge belregistraties op 06-04-2021.07-04-2021.08-04-2021. 15-04-2021, 16-04-
2021 22-04-2021 23-04-2021, 24-04-2021.25-06-2021 26-04-2021. 29-04-2021.30-04-
2021.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen van 7 oktober 2021, pagina’s 151 en 152, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het telefoonnummer van [verdachte] , te weten [telefoonnummer 1] werd aangetroffen in de telefoon van [naam 2] en is opgeslagen onder de naam “ [naam 2] ”.
Belgeschiedenis:
Op 28 juni 2021 is er met het opgeslagen contact: [naam 2] met nummer + [telefoonnummer 1] , in gebruik bij de verdachte [verdachte] , 4 keer bel contact te 19.43 uur, 20:04 uur, 20:04 uur en 20:59 uur waar een Duits netwerk wordt weergegeven. Het is zeer waarschijnlijk dat dit betekend dat [naam 2] , zich op dat moment in Duitsland bevindt.
Chat gesprekken:
1: [naam 2] en telefoonnummer [telefoonnummer 1] van [verdachte] :
Op 28 juni 2021 is er een gesprek tussen het telefoonnummer + [telefoonnummer 1] , in gebruik bij [verdachte] en [naam 2] (owner) met nummer + [telefoonnummer 3] . Het gesprek is zichtbaar vanaf 11 -03-2021 en hierin wordt onduidelijk en gebrekkig Nederlands gesproken. Verder is er zichtbaar vanaf 28-06-2021:
From: [telefoonnummer 3] @s.whatsapp net [naam 2] (owner)
Timestamp 28-6-2021 05:26:12(UTC+0)
afval
From: [telefoonnummer 1] @s.whatsapp.net [naam 2]
Timestamp 28-6-2021 05:26:47(UTC+0)
en bladeren moet takken apart alle
Feit 2
9.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 30 juni 2021, pagina 322, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Adres: [adres 1]
Plaats: [adres 1]
V: Is bovenstaande adres jouw eigen huis?
A: Ja, ik woon daar alleen.

10.

Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 60 en 61, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 29 juni 2021 omstreeks 15:29 betrad ik rapporteur samen met 6 collega’s
ter in beslagname de woning/flat gelegen aan [adres 1] .
Verdachte [verdachte] stond als bewoner van deze woning in GBA ingeschreven.
Slaapkamer tegenover de voordeur:
In deze kast, 3e plank, in plastic emmer > plastic tassen met mogelijk wiet
Woonkamer:
Op de eettafel en 2 plastic zakken in de rechterhoek van de woonkamer meer dan 2624
stuks joints.
Verspreid over de tafel bruine tabak met daar doorheen groene hennep gemixt.

11.

Het proces-verbaal van bevindingen van 16 juli 2021, pagina 273 en 274, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Onderzoek:
- Losse kant en klare joints met een mix van hennepgruis met shag.
- Kunststof bak met een grijze en een gele Jumbo tas.
- Een grijze vuilnis zak met een mix van hennepgruis en shag. Afkomstig uit kunststof
bak.
- Een gele plastic tas met opdruk Jumbo met een mix van hennepgruis en shag.
Afkomstig uit kunststof bak.
Ik, verbalisant [verbalisant 4] , herkende ambtshalve de mix en de joints. Wij
verbalisanten zagen dat de hennepgruis groen en de shag bruin van kleur was.
De losse hennepgruis met de shag mix hebben wij netto gewogen op een niet geijkte
weegschaal.
Het gezamenlijke netto gewicht van het geheel betreft 304 gram.
Tevens heb ik verbalisant [verbalisant 4] enkele kant en klare joints opengesneden. Wij
zagen dat de inhoud van de joints gelijkend was op de mix var. hennepgruis en shag.
Wij herkenden de hennepgruis ais cannabis wat vermeld staat in lijst II van de Opiumwet.
Door ons werd onderzoek gedaan naar de gemiddelde hoeveelheid hennep in een joint.
Uit informatie op de internetpagina's van het Trimbos Instituut, hét onafhankelijke
kennisinstituut voor alcohol, tabak, drugs en mentale gezondheid (www.trimbos.nl) en
Jellinek, dé expert op het gebied van middelengebruik en verslaving (www.jellinek.nl)
blijkt dat er in een joint gemiddeld 0,3 gram droge hennep gaat".