Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
het college van burgemeester en wethouders van Hellendoorn, verweerder,
Procesverloop
21 april 2020. Het gaat om een (eenmalige) intakevergoeding van € 657,03 en de periodieke beheerkosten van € 116,25 per maand.
De afwijzingsgrond is in beide gevallen artikel 44 van de Pw.
in beginselgeen bijzondere bijstand verleend met terugwerkende kracht, dat wil zeggen over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen of een aanvraag om bijstand heeft ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken, indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. [1] Om hierna volgende redenen is naar het oordeel van de rechtbank door verweerder ten onrechte van de daarin gelegen ruimte geen gebruik gemaakt.
€ 773,23 aan bijzondere bijstand toekent (de intakekosten à € 657,03 en de beheerkosten over de eerste maand à € 116,25). Deze uitspraak treedt in de plaats van het vernietigde bestreden besluit.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat verweerder eiser € 773,23 aan bijzondere bijstand toekent;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen