ECLI:NL:RBOVE:2022:2211

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
28 juli 2022
Zaaknummer
08-342536-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor grooming en verboden wapenbezit

Op 28 juli 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 53-jarige man veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaar en een taakstraf van 140 uur voor grooming van een 12-jarig meisje. De man had seksueel getinte berichten gestuurd naar het meisje en had geprobeerd haar midden in de nacht op te halen om ontuchtige handelingen te plegen. Het ingrijpen van de moeder van het meisje heeft voorkomen dat het tot een ontmoeting kwam. Naast de gevangenisstraf en taakstraf moet de man zich laten behandelen en mag hij geen contact hebben met minderjarigen. De rechtbank oordeelde dat de man zich schuldig had gemaakt aan grooming, wat inhoudt dat hij via een communicatiedienst een ontmoeting had voorgesteld aan een minderjarige met het oogmerk ontuchtige handelingen te plegen. Ook werd hij schuldig bevonden aan poging tot het onttrekken van de minderjarige aan het ouderlijk gezag en verboden wapenbezit. De rechtbank achtte de feiten bewezen op basis van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting. De verdachte had eerder geen soortgelijke feiten gepleegd, maar de rechtbank vond de gepleegde feiten ernstig en een forse inbreuk op de psychische integriteit van het slachtoffer. De rechtbank legde een combinatie van straffen op, inclusief bijzondere voorwaarden voor behandeling en toezicht door de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige Kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-342536-21 (P)
Datum vonnis: 28 juli 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1968 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 juli 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.C. Waterman en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. L.J.H.M. Achten, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er – kort en zakelijk weergegeven – op neer dat verdachte:
-
feit 1:zich op 21 november 2021 schuldig heeft gemaakt aan grooming van de
12-jarige [slachtoffer] ;
-
feit 2:op 21 november 2021 heeft geprobeerd om de minderjarige [slachtoffer] aan het ouderlijk gezag te onttrekken;
-
feit 3:zich op 30 november 2021 schuldig heeft gemaakt aan verboden wapenbezit.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 21 november 2021 te Schalkhaar, gemeente Deventer, en/of Deventer, in elk geval in Nederland, door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst, te weten middels het berichtenprogramma Messenger aan iemand die zich voordeed als een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, te weten [aangever] , zich voordoende als de 12 jarige [slachtoffer] , een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen met een persoon, die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt te plegen en/of een afbeelding van een seksuele gedraging te vervaardigen, waarbij een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, was betrokken, terwijl hij, verdachte, enige handeling heeft ondernomen tot het verwezenlijken van die ontmoeting, door zich in zijn voertuig te begeven naar, in elk geval in de richting van, de in het berichtenverkeer afgesproken ontmoetingsplaats;
2.
hij op of omstreeks 21 november 2021 te Schalkhaar, gemeente Deventer, en/of Deventer, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk de minderjarige, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2009, te onttrekken aan het wettig over haar gesteld gezag, middels het berichtenprogramma Messenger een afspraak met die [slachtoffer] heeft
gemaakt om haar op te halen en/of mee te nemen naar zijn, verdachtes, woning en/of (vervolgens) met zijn voertuig naar, in elk geval in de richting van, een afgesproken ontmoetingsplaats waar die [slachtoffer] zich zou bevinden, is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 30 november 2021 te Schalkhaar, gemeente Deventer, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kan vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een (gasdruk)pistool (merk Uramex CPS) dat door zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een pistool van het merk Walther, model P99, heeft vervaardigd, getransformeerd en/of voorhanden gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft overeenkomstig een door hem overgelegde pleitnota aangevoerd dat verdachte van het onder 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte ontuchtige handelingen wilde plegen. De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde en met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feit 1 en feit 2
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 21 november 2021 zag [aangever] de telefoon van haar 12-jarige dochter, [slachtoffer] , oplichten. Het was midden in de nacht en de berichten die binnenstroomden, gingen onder andere over het masseren van [slachtoffer] , het op de bank of in bed tegen elkaar aan liggen, op schoot komen zitten en douchen. Deze berichten zijn door verdachte gestuurd. Hij heeft ook een foto gestuurd van zijn boxershort, waarin zijn geslachtsdeel zichtbaar is. Om 04:28 uur heeft [aangever] de meldkamer gebeld en is de politie ter plaatse gekomen. Namens [slachtoffer] zijn berichten teruggestuurd, waaronder de mededeling dat zij nog maar 12 jaren oud is. In de berichten van verdachte werd desondanks aangestuurd op een ontmoeting. Daarop heeft [aangever] , namens [slachtoffer] , de afspraak gemaakt met verdachte dat hij haar op zou halen. Verdachte heeft zich kort daarna naar de woning van [slachtoffer] begeven en hier is hij door de politie ter plaatse staande gehouden. In de aanloop naar de nacht van 21 november 2021 heeft verdachte [slachtoffer] twee keer fysiek ontmoet waarbij zij met elkaar hebben gepraat en heeft verdachte op verschillende dagen met [slachtoffer] gechat.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat het bij grooming – zoals onder 1 is ten laste gelegd – gaat om het op internetsites of in chatrooms of nieuwsgroepen benaderen en verleiden van een kind met als uiteindelijk doel het seksueel misbruiken van dat kind of het maken van kinderporno. Grooming is vaak een langer lopend proces, waarbij de dader door veelvuldige chat- en e-mailcontacten het vertrouwen van het kind wint, het kind verleidt tot het delen van intimiteiten en op die wijze het kind in de digitale wereld vatbaar maakt voor seksueel misbruik in de fysieke wereld.
Voor een bewezenverklaring van grooming in de zin van artikel 248e Wetboek van Strafrecht (Sr) is vereist dat sprake is van: (1) het voorstellen van een ontmoeting met een persoon die de leeftijd van 16 jaren nog niet heeft bereikt, (2) het oogmerk op het plegen van ontuchtige handelingen en (3) het treffen van voorbereidingen ter verwezenlijking van de ontmoeting. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Allereerst hecht de rechtbank aan de verklaring van verdachte dat hij niet wist dat [slachtoffer] jonger dan 16 jaar was geen geloof. In het chatgesprek vlak voor de ontmoeting heeft haar moeder dat nog expliciet te kennen heeft gegeven. Zij stuurde:
En als iemand mij ziet dan? Ik ben 12.Verdachte reageerde hierop:
En als je moeder erachter komt dat je naar buiten gaat zeg je dat je even wil wandelen. Moet je mij gelijk een bericht sturen kom ik er gelijk aan. Leuk toch en gezellig. Jij bent gezellig en ik ben gezellig.Verdachte heeft bekend dat hij degene is die de berichten heeft gestuurd en de ontmoeting heeft voorgesteld.
Er dient voorts sprake te zijn van het oogmerk op het plegen van ontuchtige handelingen met de 12-jarige [slachtoffer] . Daarover heeft verdachte verklaard dat hij alleen met [slachtoffer] wilde praten. Naar het oordeel van de rechtbank is die verklaring – gelet op de inhoud van de door hem gestuurde berichten en het tijdstip waarop die berichten zijn verzonden – volstrekt ongeloofwaardig. Uit niets blijkt dat verdachte de intentie heeft gehad om een goed gesprek te voeren. De berichten van verdachte hebben duidelijk een seksuele lading en daaruit kan dan ook, naar het oordeel van de rechtbank, het oogmerk op het plegen van ontuchtige handelingen worden afgeleid.
Tot slot heeft verdachte handelingen ondernomen om een ontmoeting met [slachtoffer] te verwezenlijken door – zoals was afgesproken – naar de woning van [slachtoffer] te komen.
Uit de berichten blijkt dat verdachte de bedoeling had om [slachtoffer] op te halen en haar mee te nemen naar zijn eigen woning. Daarmee heeft verdachte niet alleen een handeling ondernomen om de ontmoeting te verwezenlijken ten behoeve van het oogmerk om ontuchtige handelingen te plegen, maar heeft hij ook het ouderlijk gezag geprobeerd te ondermijnen. In de door hem verstuurde berichten heeft verdachte [slachtoffer] geïnstrueerd dat zij stil moest zijn tijdens het verlaten van haar woning en dat zij moest zeggen dat zij een wandeling wilde maken, als haar moeder onverhoeds wakker zou worden. Door de minderjarige midden in de nacht uit haar woning proberen te lokken om haar naar zijn eigen woning mee te nemen, heeft verdachte geprobeerd de minderjarige [slachtoffer] – zoals onder 2 is ten laste gelegd – aan het over haar gesteld wettig gezag te onttrekken.
Gelet op het vorenstaande – in onderling verband en samenhang bezien – acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
4.3.2
Feit 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
1. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 14 juli 2022, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door verbalisant D.E. Quik, van
8 december 2021, pagina’s 7 en 8, inclusief bijlage, pagina’s 9 t/m 12.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen en de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen – waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt – wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, het onder 2 en het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 21 november 2021 te gemeente Deventer door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst, te weten middels het berichtenprogramma Messenger, aan iemand die zich voordeed als een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, te weten [aangever] , zich voordoende als de
12-jarige [slachtoffer] , een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen met een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt te plegen, terwijl hij, verdachte, enige handeling heeft ondernomen tot het verwezenlijken van die ontmoeting, door zich in zijn voertuig te begeven naar de in het berichtenverkeer afgesproken ontmoetingsplaats;
2.
hij op 21 november 2021 te gemeente Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk de minderjarige [slachtoffer] , geboren op
[geboortedatum 2] 2009, te onttrekken aan het wettig over haar gesteld gezag, middels het berichtenprogramma Messenger een afspraak met die [slachtoffer] heeft gemaakt om haar op te halen en mee te nemen naar zijn, verdachtes, woning en vervolgens met zijn voertuig naar een afgesproken ontmoetingsplaats waar die [slachtoffer] zich zou bevinden, is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 30 november 2021 te Schalkhaar een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een (gasdruk)pistool (merk Umarex CPS) dat door zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een pistool van het merk Walther, model P99, heeft voorhanden gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 248e en 279 Sr en de
artikelen 13 en 55 Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst een persoon van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, een ontmoeting voorstellen met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen, terwijl hij enige handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting;
feit 2
het misdrijf: poging tot opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag;
feit 3
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om voor het onder 1 en het onder 2 ten laste gelegde aan verdachte op te leggen een taakstraf van 140 uren, met aftrek overeenkomstig
artikel 27 Sr, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd, met toevoeging van de bijzondere voorwaarden: het meewerken aan diagnostisch onderzoek met de mogelijkheid van een time-out van maximaal zeven weken en het meewerken aan het innemen van medicatie.
De officier van justitie heeft gevorderd voor het onder 3 ten laste gelegde feit toepassing te geven aan artikel 9a Sr, nu dit volgens haar een overtreding betreft.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft overeenkomstig een door hem overgelegde pleitnota verzocht een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd, in combinatie met een taakstraf en eventueel een geldboete voor het verboden wapenbezit.
De raadsman heeft te kennen gegeven zich niet te verzetten tegen het toevoegen van de twee extra bijzondere voorwaarden die door de officier van justitie zijn aangedragen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De gepleegde feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan grooming door gesprekken met een seksuele lading te voeren met – althans zo dacht hij – de 12-jarige [slachtoffer] en met haar af te spreken om haar midden in de nacht op te halen en mee te nemen naar zijn woning. Hierbij heeft verdachte tevens geprobeerd om haar aan het over haar gesteld wettig gezag te onttrekken. Het doel van de ontmoeting was om ontuchtige handelingen met het 12-jarige meisje te plegen. Het is niet aan verdachte te danken dat het niet zo ver is gekomen; de moeder van het meisje heeft tijdig kunnen ingrijpen.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij door zijn handelen een forse inbreuk heeft gemaakt op de psychische integriteit van de minderjarige [slachtoffer] . Zij is als 12-jarige geconfronteerd geweest met een opdringerige 53-jarige man, die haar met patat, paardentelevisie en zijn hond probeerde te verleiden bij hem thuis te komen, zodat hij ontuchtige handelingen met haar kon plegen. [slachtoffer] heeft foto’s van verdachte moeten aanschouwen waarop hij in boxershort met zichtbare erectie te zien was. Daarbij heeft verdachte niet stilgestaan bij de schadelijke gevolgen die dit contact met een volwassen man aan de ontwikkeling van een minderjarige kan toebrengen, maar heeft hij alleen aan zijn eigen behoeften gedacht.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 16 mei 2022, waaruit blijkt dat verdachte zich niet eerder aan soortgelijke feiten heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsrapport van 14 juni 2022. In het reclasseringsrapport staat dat verdachte zijn leven ogenschijnlijk goed op orde heeft, maar dat er vermoedelijk sprake is van problematiek op het gebied van psychosociaal functioneren en seksualiteit. Er wordt noodzaak en meerwaarde gezien in het uitvoeren van nieuwe diagnostiek teneinde een goede inschatting te kunnen maken van een benodigde behandeling. Ten aanzien van de problematiek op het gebied van seksualiteit kan er worden gesproken van seksuele deviantie (gelet op de leeftijd van het slachtoffer), waarbij niet is uit te sluiten dat seks en/of poging daartoe ingezet wordt als coping. Er wordt noodzaak en meerwaarde gezien in een ambulant behandeltraject, waarbij meer inzage wordt verkregen in de actuele psychi(atri)sche problematiek van de verdachte en waarin problematiek op het gebied van seksualiteit nader wordt onderzocht om toe te werken naar delictpreventie en/of gedragsverandering. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld. De reclassering heeft geadviseerd om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden: meldplicht, ambulante behandeling en het vermijden van contact met minderjarigen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft niet de voorkeur, omdat dit zal zorgen voor het verlies van stabiliteit/structuur op de verschillende leefgebieden. Een voorwaardelijke gevangenisstraf lijkt bovendien een ‘stok achter de deur’ te kunnen zijn om verdachte (langdurig) aan de geadviseerde voorwaarden te laten conformeren. De verdachte wordt in staat geacht een taakstraf uit te voeren en een geldboete te betalen.
De op te leggen straf
De rechtbank vindt het ook nodig dat verdachte wordt onderzocht en behandeld, zodat herhaling van vergelijkbare ernstige delicten zoveel mogelijk wordt voorkomen. Alles afwegend, acht de rechtbank een taakstraf van 140 uren met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden zoals hieronder omschreven, passend en geboden.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde goederen – te weten een wapen van het merk Umarex (PL0600-2021544804-G2642201) en een wapen in onderdelen (PL0600-2021544804-G2642206) – vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 3 ten laste gelegde is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich, in tegenwoordigheid van haar moeder [aangever] , als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij heeft gevorderd verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.569,82, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schadevergoeding van een bedrag van € 19,82 bestaat uit reiskosten naar het verhoor van de zedenpolitie. Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 1.550,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen met oplegging van de wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht het immateriële deel van de vordering van de benadeelde partij af te wijzen of niet-ontvankelijk te verklaren. De raadsman heeft zich met betrekking tot het materiële deel van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 en het onder 2 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De hoogte van de opgevoerde materiële schade is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal de gevorderde materiële schade, te weten € 19,82, daarom toewijzen en vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum van het ontstaan van de schade.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank dat als er geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade kan worden toegewezen, indien de benadeelde partij in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast. Hoewel duidelijk en begrijpelijk is dat het bewezen verklaarde impact heeft gehad op [slachtoffer] en haar moeder, biedt de onderbouwing van de immateriële schade onvoldoende aanknopingspunten op grond waarvan de rechtbank een aantasting in de persoon op andere wijze kan aannemen. Voor dit deel zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij deze schade nader te onderbouwen, levert een onevenredige belasting van het strafproces op. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 en onder 2 bewezen verklaarde is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 1 dag gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 45 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het
onder 1, het
onder 2en het
onder 3ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:het misdrijf: door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van
een communicatiedienst een persoon van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden
dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, een ontmoeting voorstellen
met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen, terwijl hij enige
handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting;
feit 2:het misdrijf: poging tot opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over
hem gesteld gezag;
feit 3:het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en
munitie;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich meldt op afspraak bij de reclassering. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich ambulant laat behandelen door Transfore of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling start op een nader te bepalen tijdstip en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, waaronder ook kan worden begrepen het meewerken aan diagnostiek;
- op geen enkele wijze contact zoekt met minderjarigen. De verdachte vermijdt contacten met minderjarigen zoveel mogelijk. Als contacten met minderjarigen onvermijdelijk zijn, dan zorgt verdachte dat een gezaghebbende hierbij aanwezig is;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
140 (honderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
70 (zeventig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot een bedrag van
€ 19,82(bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer](feiten 1 en 2): van een bedrag van
€ 19,82(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
25 november 2021);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 1 en het onder 2 bewezen verklaarde tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 19,82, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 november 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
1 dagkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen, te weten de op de beslaglijst genoemde voorwerpen: een wapen van het merk Umarex (PL0600-2021544804-G2642201) en een wapen in onderdelen (PL0600-2021544804-G2642206).
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P.K van Rosmalen, voorzitter, mr. J. de Ruiter en
mr. A.S. Metgod, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.B. Cakir, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2022.
De voorzitter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen van het onder 1 en het onder 2 ten laste gelegde.
Indien hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier van onderzoek OPIRUS (ONRBC21096) van de politie Eenheid Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, Team Zeden, van 17 december 2021. Er wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij hieronder anders wordt vermeld.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] – namens [slachtoffer] – van
23 november 2021, pagina’s 1 t/m 5, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Zij deed aangifte namens het slachtoffer [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2]
2009 te [geboorteplaats 2] .
V: Tegen wie kom je aangifte doen?
A: Een meneer die zicht [alias] noemt, maar hoogst waarschijnlijk [verdachte] heet. Hij woont op [adres 1] (de rechtbank begrijpt: [adres 1] ) in [woonplaats] . Dit weet ik, omdat hij dat aan mijn dochter heeft verteld.
V: Namens wie kom je aangifte doen?
A: Namens mijn dochter [slachtoffer] .
V: Wat kun je over [slachtoffer] vertellen?
A: Ze is net 12 jaar oud.
V: Vertel eens precies wat er is gebeurd?
A: Afgelopen zaterdag op zondag nacht, 20 op 21 november 2021, zat ik in de woonkamer. Ik zag haar telefoon oplichten. Ik pakte haar telefoon en hield hem in mijn handen en kon de berichten die binnen kwamen gelijk lezen. Ik zag de naam [alias] . Die probeerde via tekst... onder andere van “zal ik je onder een lekkere warme douche zetten. Zal ik je masseren”. Daarop tikte ik dat ik, dus [slachtoffer] , pas twaalf was. Dat maakte hem niet uit. En als ik maar stil zou zijn, zou mijn moeder het niet merken. Hij stuurde twee foto’s van een blauwe boxershort met daarin een flink geslachtsdeel of sok. Ik heb daar een screenshots van gemaakt. Hij stuurde dat hij een blauwe Ford Focus had. Ik heb hem gestuurd dat ik nu naar de tuin van de buren zou gaan en me daar zou verstoppen. Hij stuurde een berichtje dat hij er aan kwam.
V: Wanneer is dit gebeurd?
A: In de nacht van zaterdag op zondag 20 op 21 november 2021.
V: Hoe laat was dit?
A: Ik heb om 04:28 uur de meldkamer gebeld.
V: Op welke sociale media platform kwamen de berichten binnen?
A: (…) inderdaad via Messenger.
V: Vanaf wanneer heb jij het gesprek overgenomen?
O: (…). Deze prints zullen afzonderlijk, met een proces verbaal van bevindingen, in het dossier worden gevoegd. In de prints heeft zij met stift geschreven vanaf het punt waar zij het gesprek heeft overgenomen.
V: Wat wilde deze man?
A: Hij probeerde haar midden in de nacht uit huis te vragen. Om haar op te halen en naar zijn huis te gaan. Dan kon ze daar lekker warm douchen en dan zou hij haar masseren. En als ze een kusje wilde, mocht zij aangeven waar ze die wilde hebben.
V: Hoe wist je dat?
A: Omdat hij die teksten stuurde via Messenger.
2.
Het proces-verbaal samenvatting studioverhoor van [slachtoffer] , opgesteld door verbalisant [verbalisant] , van 25 november 2021, pagina’s 12 en 13, zakelijk weergegeven, als verklaring van deze betrokkene:
Ik kom vertellen over de kinderlokker. Begin oktober was ik aan het zwemmen in de IJssel. Toen kwam er een man aan lopen met een hond, een Chow Chow. We hebben toen een gesprekje gehad samen. Ongeveer een week later kwam ik hem weer tegen, dat was tegenover ons huis bij de bloemist “ [bloemist] ”. De man vroeg aan mij mijn contactgegevens. Ik heb toen mijn gegevens van LinkedIn en Facebook op een post-it geschreven. Een week later ging hij mij contacten, eerst via LinkedIn en later via Facebook. Eerst was het gewoon “contact”, later stuurde hij veel emoticons met hartjes en kusjes en zo, ook wilde hij samen knuffelen en met mijn in bed liggen. De berichten werden ook meer seksueel, hij wilde mij een kusje geven waar ik maar wilde en douchen en masseren. Hij vertelde mij dat hij binnen drie minuten bij mij kon zijn. Hij stuurde ook steeds vaker ‘s nachts berichten. Hij heeft mij ook hele ranzige foto’s gestuurd van zijn boxershort. Mijn moeder kon toen niet slapen en ging beneden een sigaret roken, zij zag dat mijn telefoon werd opgelicht. Mijn moeder heeft toen net gedaan alsof zij, mij was. Mijn moeder heeft toen de politie gebeld, zij hebben een plannetje bedacht om de man in de val te lokken. lk zou dus naar de tuin van de buren gaan. Hij had ook zijn locatiegegevens een keer gestuurd. Ik weet dus dat hij op [adres 1] woont. Hij heeft ook een foto van zichzelf op zijn profiel. Hij is blank, kort haar, stoppelbaard, normaal figuur, hij is tussen de 50 en 60 jaren oud. De man wilde heel graag dat ik bij hem thuis kwam.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door verbalisanten [verbalisant] en
[verbalisant] , van 21 november 2021, pagina 14, zakelijk weergegeven, als relaas van deze verbalisanten:
Op zondag 21 november 2021 waren wij belast met het algemene toezicht in de gemeente Deventer. Op bovengenoemde dag omstreeks 04:31 uur werd de surveillance eenheid 14-09 gestuurd naar de [adres 2] . Aldaar zou de dochter des huizes via social media uitgelokt worden tot seksuele handelingen. De dochter is 12 jaar oud. Degene die zou uitlokken, zou zijn genaamd [alias] en woonachtig zijn in [woonplaats] . Wij werden door de 14-09 verzocht om onopvallend post te vatten aan de [locatie] ter hoogte van de [adres 2] . Dit vanwege het feit dat genoemde [alias] in zijn auto zou stappen en naar de 12-jarige dochter toe zou komen. [alias] zou aan komen in een personenauto van het Merk Ford, type Focus en blauw van kleur. Nadat wij enige tijd post hadden gevat, zagen wij dat er een blauwe Ford Focus over de [adres 2] aan kwam rijden en parkeerde in een parkeervak aan de [locatie] . Het parkeervak waar [alias] parkeerde, is ongeveer 50 meter gelegen vanaf de woning van meldster en haar dochter. Wij zagen dat er een man uit de Ford Focus stapte en dat deze man op het trottoir naast zijn auto bleef staan. De man gaf op te zijn: [verdachte] en in [woonplaats] woont aan [adres 1] . Betrokkene: [verdachte] , geboren op
[geboortedatum 1] 1968 te [geboorteplaats 1] .
4.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door verbalisanten [verbalisant] en
[verbalisant] , van 22 november 2021, pagina’s 16 en 17, inclusief bijlage, pagina’s 18 t/m 20, zakelijk weergegeven, als relaas van deze verbalisanten:
Op zondag 21-11-2021 omstreeks 04:40 uur kwamen wij ter plaatse bij de [adres 2] . Wij hoorden [aangever] zeggen: “Ik zag de telefoon van mijn 12 jaar oude dochter een aantal keren oplichten vannacht, dat betekent dat zij een bericht binnen krijgt. Ik ben gaan kijken wat ze ontving. Ik zag dat mijn dochter verschillende soorten berichten ontving van ene [alias] . Ik heb aan deze [alias] kenbaar gemaakt dat hij berichten stuurde naar een meisje van 12 jaren oud. Onder andere werd aan mijn dochter het voorstel gedaan haar te masseren, tevens werd het voorstel gedaan mijn dochter op te komen halen en om te kleden in bikini. Ik zag dat de man een foto van zijn boxershort stuurde. Ik zag dat de man zijn geslachtsdeel op deze foto in erectie was”. Ik, [verbalisant] , zag dat de man, [alias] , van plan was om naar het genoemde adres toe te komen om de dochter van [aangever] op te halen. Ik zag dat [aangever] naar de man, [alias] , berichtte dat haar dochter buiten zou gaan staan om op hem te wachten. Op zondag 21-11-2021 om 05:09 uur hoorden wij dat de Eenheid 1407 de man, [alias] , staande had gehouden. (…) en hoorde dat hij zich kenbaar maakte als [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1968 te [geboorteplaats 1] . Ik, [verbalisant] , vroeg [verdachte] of hij zijn onderbroek wilde laten zien. Ik zag dat [verdachte] zijn broek liet zakken waarna verbalisant [verbalisant] een foto van zijn onderbroek maakte. Wij zagen dat de onderbroek van het merk Ziki, donkerblauw was en dezelfde onderbroek was als op de foto van het geslachtsdeel in erectie die naar het 12 jaar oude meisje werd gestuurd. De foto’s van [verdachte] zijn boxershort en de het geslachtsdeel in erectie voegen wij als bijlage bij dit proces-verbaal van bevindingen.
5.
De schriftelijke bescheiden, inhoudende chatgesprekken via Facebook Messenger, pagina’s 28, 29, 31, 32, 35 t/m 38, 40, 42 t/m 44, zakelijk weergegeven, inhoudende:
[afbeeldingen]
6.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 2 december 2021, pagina’s 198 en 200, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
A: Ik was fout en heb seksuele getinte opmerkingen geplaats die niet goed waren.
A: In het verhaal [slachtoffer] heb ik alles helemaal fout gedaan. (…), maar dat ik het heb verstuurd, is een feit.

Voetnoten

1.Indien hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit (de doorgenummerde) pagina’s uit het