ECLI:NL:RBOVE:2022:220

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
9123173 \ CV EXPL 21-1541
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling van achterstallige termijnen in een betalingsregeling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, heeft de kantonrechter op 25 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over een geldlening en een betalingsregeling. [eiseres] vorderde betaling van achterstallige termijnen van een lening, die volgens haar niet tijdig door [gedaagde] waren voldaan. De procedure volgde op een tussenvonnis van 26 oktober 2021, waarin de kantonrechter oordeelde dat er een betalingsregeling bestond, maar dat [eiseres] de gelegenheid kreeg om hierop te reageren.

Na wijziging van eis vorderde [eiseres] een bedrag van € 165,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 27 augustus 2019. [gedaagde] betwistte de vordering en stelde dat de betalingsregeling pas op 20 september 2019 tot stand was gekomen en dat zij aan haar verplichtingen had voldaan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betalingsregeling inderdaad op 26 september 2019 inging en dat [gedaagde] sindsdien aan haar verplichtingen heeft voldaan.

De kantonrechter concludeerde dat [eiseres] niet kon stellen dat [gedaagde] in verzuim was, omdat de betalingsregeling in de beginperiode vrijblijvend was. Hierdoor kon [eiseres] de vordering niet handhaven. De vordering van [eiseres] werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] op € 248,00 werden begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. F. Koster.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 9123173 \ CV EXPL 21-1541
Vonnis van 25 januari 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiseres] ,
gemachtigde: mr. E.J. Bijl,
toevoegingsnummer: 2GE3219
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. S. Yaprak.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 oktober 2021;
- de akte van uitlating van [eiseres] (abusievelijk aangeduid als een akte van antwoord) van 9 november 2021;
- de antwoordakte van [gedaagde] van 21 december 2021, met producties 6 en 7.
1.2.
Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.De verdere beoordeling

Inleiding

2.1.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 26 oktober 2021 geoordeeld dat uit de e-mailberichten die [gedaagde] bij akte van 29 september 2021 heeft overgelegd, het bestaan van een betalingsregeling tussen [eiseres] en [gedaagde] blijkt. [eiseres] had daarop nog niet kunnen reageren en is daarom in de gelegenheid gesteld om bij akte op deze producties te reageren.
2.2.
In die akte heeft [eiseres] haar betwisting van het feit dat er een betalingsregeling zou bestaan laten varen en heeft zij haar eis gewijzigd. [gedaagde] is vervolgens in de gelegenheid gesteld om op deze eiswijziging te reageren.
De vordering na de wijziging van eis
2.3.
[eiseres] vordert na wijziging van eis dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot het betalen van een bedrag van € 165,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling.
2.4.
[eiseres] stelt daartoe dat de betalingsregeling sinds mei 2018 gold en dat [gedaagde] sindsdien de volgende twaalf maandtermijnen niet tijdig heeft voldaan:
  • 2018: juni, juli, september, november, december,
  • 2019: februari, april t/m augustus,
  • 2020: oktober.
Omdat [gedaagde] de maand oktober 2020 slechts vier dagen te laat was met betalen, laat [eiseres] die maand buiten beschouwing en vordert zij de overige elf maanden. Volgens [eiseres] loopt [gedaagde] sinds 27 augustus 2019 consequent elf betalingstermijnen van elk € 15,00 achter met betalen.
Het verweer
2.5.
[gedaagde] heeft betwist dat zij elf maandelijkse termijnen niet tijdig heeft betaald, omdat zij in eerste instantie mocht betalen wanneer zij daartoe in staat was. De betalingsregeling is volgens [gedaagde] pas op 20 september 2019 tot stand gekomen en is tot op heden door [gedaagde] nagekomen. In de akte van antwoord d.d. 21 december 2021 heeft [gedaagde] geschreven “
20 september 2021” maar, gelet op de e-mails waarnaar zij verwijst, berust dat op een kennelijke, zij het een hardnekkig herhaalde schrijffout en bedoelt zij steeds het jaartal 2019 in plaats van 2021.
Het oordeel van de kantonrechter
2.6.
Het verweer van [gedaagde] treft doel.
Op grond van de producties die partijen hebben overgelegd stelt de kantonrechter vast dat de betalingsregeling is ingegaan per 26 september 2019.
Weliswaar stelt [eiseres] zich in haar akte uitlating d.d. 9 november 2021 op het standpunt dat de betalingsregeling zou zijn ingegaan in mei 2018, maar dit komt niet overeen met de inhoud van haar app op 27 augustus 2018 [1] , waaruit niets blijkt van een betalingsregeling. De zin
“Maar ik zou het wel fijn vinden als je me weer verder gaat terug betalen.”verwijst niet naar een verplichtende, maar naar een vrijblijvende betalingsregeling. En uit de e-mails d.d. 20 september 2019 en 26 oktober 2020 [2] blijkt voldoende dat, zoals [gedaagde] ook heeft gesteld, de alsnog afgesproken betalingsregeling is ingegaan per 26 september 2019. In de e-mail van 26 oktober 2020 schrijft [eiseres] immers onder meer:
“Naar aanleiding van de mail van vrijdag 20 september 2019 ben jij op 26 september 2019 begonnen met het verder afbetalen van jouw lening bij mij. Tot op heden heb jij, conform afspraak (13 termijnen x € 15.- = € 195.-) op de 26e van iedere maand voldaan.”
2.7.
[eiseres] heeft niet (gemotiveerd) weersproken dat [gedaagde] heeft afbetaald, zoals zij in haar conclusie van antwoord onder 4. heeft gesteld en met haar betalingsoverzicht [3] en betalingsbewijzen [4] heeft onderbouwd. Weliswaar heeft [eiseres] in haar akte uitlating d.d. 9 november 2021 nog gesteld dat [gedaagde] in de maand oktober 2020 vier dagen te laat was, maar kennelijk heeft [gedaagde] die termijn nog wel betaald, en terecht is [eiseres] over die geringe tekortkoming heengestapt.
2.8.
De kantonrechter trekt uit dit alles de conclusie dat [gedaagde] ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding helemaal “bij” was met de nakoming van de betalingsregeling, die vanaf september 2019 gold. [eiseres] heeft gesteld dat [gedaagde] een aantal maanden (zie hiervoor onder 2.4.) niet tijdig heeft betaald, maar toen bestond er slechts een vrijblijvende en nog geen verplichtende betalingsregeling. [gedaagde] is niet in verzuim komen te verkeren. [eiseres] kon dan ook niet – zoals zij aanvankelijk eiste – het gehele restant van de lening opeisen, maar ook niet – zoals zij in tweede instantie heeft gedaan – elf termijnbedragen van € 15,00 die, zoals [eiseres] ten onrechte meent, achterstallig zouden zijn. Dat leidt ertoe dat de kantonrechter de vordering van [eiseres] helemaal zal afwijzen.
De proceskosten
2.9.
[eiseres] wordt in deze procedure in het ongelijk gesteld en dient daarom in de kosten van deze procedure te worden veroordeeld. Beide partijen hebben in deze procedure incomplete informatie aangeleverd en zij zijn dus beide verantwoordelijk voor de nadere aktewisseling. De kosten van de aktes van partijen zullen daarom worden gecompenseerd en dus niet worden meegerekend in de proceskostenveroordeling. De proceskosten worden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 248,00 aan salaris van haar gemachtigde (2 punten x liquidatietarief € 124,00).

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst de vordering van [eiseres] af,
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 248,00,
3.3.
verklaart dit vonnis met betrekking tot de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Koster, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2022. (SB)

Voetnoten

1.Productie 2 bij conclusie van dupliek
2.Productie 5 bij akte van uitlating d.d. 28 september 2021 van [gedaagde]
3.Productie 1 bij conclusie van antwoord
4.Productie 2 bij conclusie van antwoord