3.2De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Bij voornoemd vonnis heeft de rechtbank – kort gezegd – bewezen verklaard dat de veroordeelde in een periode van één jaar op drie verschillende tijdstippen (te weten op 31 december 2017, in de maand februari 2018 en in de maand november 2018) als medepleger betrokken is geweest bij het voorhanden hebben en het tot ontbranding brengen van soorten (professioneel) vuurwerk. Het doel hiervan was, zo heeft de veroordeelde ter terechtzitting van 15 november 2021 verklaard, het maken van filmpjes om op YouTube te zetten en op deze wijze zoveel mogelijk views en volgers te generen.De veroordeelde heeft ter terechtzitting van 23 juni 2022 verklaard dat hij daartoe het YouTube-kanaal ‘Poolsezebra’ heeft gemaakt.
De veroordeelde heeft ter terechtzitting van 23 juni 2022 verklaard dat hij bij het plaatsen van de door hem gemaakte filmpjes op zijn YouTube-kanaal ‘Poolsezebra’ de keuze gemaakt heeft dat de filmpjes slechts samen met advertenties bekeken konden worden. Hij ontving vervolgens een vergoeding uit de advertentie-inkomsten. Hij had geen zeggenschap over de koppeling tussen de filmpjes en advertenties.Gelet op die verklaring, in samenhang bezien met het rapport van 24 juli 2019 waarin het wederrechtelijk verkregen voordeel is berekend,stelt de rechtbank vast dat YouTube aan de veroordeelde als beheerder van het YouTube-kanaal ‘Poolsezebra’ op de volgende data de daarbij vermelde advertentieopbrengsten heeft uitbetaald:
Datum
Ontvangen bedrag
6 januari 2014
€ 108,04
22 januari 2014
€ 249,85
24 maart 2014
€ 87,37
24 augustus 2014
€ 90,50
22 december 2014
€ 177,62
22 januari 2015
€ 312,26
23 februari 2015
€ 130,01
22 april 2015
€ 92,85
22 juni 2015
€ 74,45
21 augustus 2015
€ 99,50
21 oktober 2015
€ 114,70
22 november 2015
€ 88,29
21 december 2015
€ 147,18
21 januari 2016
€ 392,57
22 februari 2016
€ 131,52
21 april 2016
€ 73,62
21 juli 2016
€ 80,50
21 oktober 2016
€ 144,34
21 november 2016
€ 113,20
21 december 2016
€ 166,21
22 januari 2017
€ 489,44
21 februari 2017
€ 273,75
21 maart 2017
€ 73,91
21 juli 2017
€ 191,98
21 augustus 2017
€ 230,37
21 september 2017
€ 89,84
22 oktober 2017
€ 148,40
21 november 2017
€ 200,32
21 december 2017
€ 179,93
21 januari 2018
€ 520,02
21 februari 2018
€ 891,08
21 maart 2018
€ 230,08
22 april 2018
€ 159,93
21 mei 2018
€ 134,15
21 juni 2018
€ 196,36
22 juli 2018
€ 786,62
21 augustus 2018
€ 2.313,89
21 september 2018
€ 485,34
21 oktober 2018
€ 702,51
21 november 2018
€ 385,72
21 december 2018
€ 533,62
21 januari 2019
€ 926,96
De totale (advertentie)opbrengst gedurende de periode waarin het YouTube-kanaal actief was, betreft een bedrag van € 13.018,80. De veroordeelde heeft dit bedrag niet betwist.
De rechtbank stelt vast dat veroordeelde het voordeel niet rechtstreeks verkregen heeft uit het voorhanden hebben en tot ontbranding brengen van (professioneel) vuurwerk. Hij heeft de inkomsten immers genoten uit de advertentie-inkomsten die verkregen werden bij het laten bekijken van de video’s die veroordeelde van het tot ontbranding brengen van het vuurwerk gemaakt heeft. Het verband tussen de inkomsten en de strafbare feiten is echter nog wel van dien aard dat die strafbare feiten ertoe strekten en geëigend waren om het geschetste voordeel te genereren. Om te beginnen zou veroordeelde de video’s niet hebben kunnen maken zonder het (illegale) vuurwerk tot ontbranding te brengen. Daarnaast geldt dat tegenwoordig heel veel menselijke activiteiten – legaal en illegaal – op beeld vastgelegd worden en dat die beelden al dan niet om redenen van geldelijk gewin verspreid worden.
Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de periode die ten grondslag ligt aan de voormelde berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, ruimer is dan de door de rechtbank bij vonnis bewezen verklaarde periode van de door de veroordeelde gepleegde strafbare feiten. De rechtbank overweegt daartoe dat op grond van artikel 36e, derde lid, Sr naast bewezen verklaarde feiten ook andere strafbare feiten als grondslag kunnen dienen voor de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, indien het aannemelijk is dat deze op enige wijze ertoe hebben geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. De rechtbank komt tot het oordeel dat van die situatie hier sprake is. Immers, de opsporingsambtenaren hebben in het genoemde rapport verklaard dat alle video’s op het YouTube-kanaal van veroordeelde gerelateerd waren aan het afsteken van illegaal vuurwerk.De rechtbank acht het aannemelijk dat die video’s, waarmee de veroordeelde advertentieopbrengsten heeft gegenereerd, niet hadden kunnen worden gemaakt als de veroordeelde niet betrokken zou zijn geweest bij het (mede)plegen van (andere) strafbare feiten, namelijk – kort gezegd – het voorhanden hebben en het tot ontbranding brengen van (soorten) illegaal (professioneel) vuurwerk. De rechtbank stelt de omvang van de opbrengst dus vast op een bedrag van € 13.018,80.
De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat voor de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel nog diverse kostenposten met de opbrengst moeten worden verrekend. Dit betreft de volgende kostenposten:
- de aanschafkosten van het professioneel vuurwerk, de kosten van de daartoe in 2018 afgelegde reis naar Hohenwutzen en de kosten van het verblijf aldaar: € 625,--;
- de aanschafkosten van het professioneel vuurwerk, de kosten van de daartoe in 2018 afgelegde reis naar Słubice en de kosten van het verblijf aldaar: € 568,--;
- de (aanschaf)kosten voor de camera-/computerapparatuur: € 6.211,81.
De rechtbank is van oordeel dat het redelijk is om de aanschafkosten van het professioneel vuurwerk, de kosten van de daartoe afgelegde reizen naar Hohenwutzen en Słubice en de kosten van het verblijf aldaar met de opbrengst te verrekenen, temeer nu de officier van justitie deze kostenposten niet heeft betwist. De rechtbank acht het echter niet redelijk om de (aanschaf)kosten voor de camera-/computerapparatuur, dan wel afschrijvingskosten van deze apparatuur, in mindering te brengen op de opbrengst. Immers, zoals de officier van justitie heeft betoogd, de veroordeelde heeft verklaard dat zijn ouders de computerapparatuur ten behoeve van zijn studie aan hem hebben geschonken en dat hij de camera-apparatuur ook voor andere doeleneinden heeft gebruikt en nog steeds gebruikt. De rechtbank stelt de omvang van de aftrekbare kosten dus vast op een bedrag van € 1.193,--.
De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat van veroordeelde met de verbeurdverklaring van het YouTube-kanaal ‘Poolsezebra’ reeds behoorlijk wat is ontnomen en dat de rechtbank daar rekening mee moet houden. Immers, veroordeelde is in de visie van de raadsman niet alleen zijn YouTube-kanaal kwijtgeraakt, maar ook de abonnees op dat kanaal. De rechtbank zal bij de vaststelling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel echter geen rekening houden met de verbeurdverklaring van het YouTube-kanaal ‘Poolsezebra’. In het vonnis van 29 november 2021 is het YouTube-kanaal verbeurd verklaard als, zo begrijpt de rechtbank, een voorwerp dat aan de veroordeelde toebehoort en dat geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van de strafbare feiten waarvoor aan hem straf is opgelegd is verkregen (artikel 33a, eerste lid, aanhef en onder a, Sr). Gelet daarop valt het niet in te zien waarom de rechtbank bij het ontnemen van ander voordeel dat verkregen is door middel van genoemde strafbare feiten of andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan, rekening zou moeten houden met de verbeurdverklaring van het YouTube-kanaal. Het ontnemen van een deel van het wederrechtelijk verkregen voordeel kan immers geen reden zijn om het overig wederrechtelijk verkregen voordeel niet of slechts gedeeltelijk te ontnemen.
De raadsman heeft daarnaast bepleit dat er in deze zaak eveneens reden is tot matiging van het vast te stellen geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, omdat sprake is van een jeugdige veroordeelde met een beperkte draagkracht. De rechtbank deelt de visie van de officier van justitie dat daar geen aanleiding toe is. De veroordeelde heeft immers een inkomen. Daarnaast ziet de rechtbank juist in de jonge leeftijd van de veroordeelde, zijn goede gezondheid, zijn opleiding en capaciteiten en de wijze waarop hij deze volgens zijn verklaring ter zitting thans inzet, goede mogelijkheden voor hem om (in de toekomst) voldoende inkomsten te verwerven, met het doel om aan de betalingsverplichting ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel te voldoen.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank komt gelet op het voorgaande tot de volgende berekening om de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen:
€ 13.018,80 – € 1.193,-- = € 11.825,80.
De rechtbank stelt de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel aldus vast op een bedrag van € 11.825,80.